zondag 30 december 2018

Daafs Selectie 2018: De Albums

Net voor de jaarwisseling, keurig voor u klaargezet: de Lijst der Lijsten. De tien albums van 2018 waarvan ik wens dat u ernaar zal luisteren, omdat ze uw tijd verdienen.

https://open.spotify.com/playlist/4XpEYzKKKvb87JoLyac2CW

10. Adrianne Lenker - abysskiss


Flashback naar de laatste dagen van 2017: 'Capacity' van 'Big Thief' haalt goud binnen in Daafs Selectie. Dat frontvrouw Adrianne Lenker het in haar uppie ook kan, bewijst ze met haar goeddeels akoestische solodebuut. Er is beslist geen gebrek aan folky singer-songwriters, maar Lenkers vaardige gitaarspel en aparte stem verheffen haar boven het dertien in een dozijn.

9. Deafheaven - Ordinary Corrupt Human Love


Wie Deafheaven nog niet live aan het werk heeft gezien weet niet waarover ik spreek, maar optredens van dit Californische vijftal blijven lang nazinderen. Ik heb het dan niet enkel over het effect op de trommelvliezen, maar ook over de fantastische podiumpresence van 'zanger' George Clarke, die voor het publiek metamorfoseert van hondsdolle vleermuis naar modern balletdanser, volledig in sync met het spel van Kerry McCoy en Shiv Mehra, twee lieden waarvan je op het eerste zicht zou vermoeden dat het virtuoze programmeurs in plaats van virtuoze gitaristen zijn. Ook hun studiowerk is uiterst genietbaar, zelfs voor lui die niet verlekkerd zijn op zwaar metaal.

8. Christine and the Queens - Chris


Er is al heel wat afgeluld over de panseksualiteit en genderfluïditeit van de Française Heloïse Letoissier, alias Christine, al mogen we sinds haar tweede langspeler ook 'Chris' zeggen, nu ze in een mannelijke persona is getransformeerd. Feit is dat die tweede LP net zo aanstekelijke pop serveert als de eerste. De eerste helft van de plaat, van 'Comme si on s'aimait' tot '5 dollars', is van het beste dat ik dit jaar ten gehore kreeg. Nous t'aimons encore, nous t'aimons plus fort, Chris.

7. Amen Dunes - Freedom


Voor Damon McMahon, de sterke man achter Amen Dunes, betekende 2018 het jaar van de grote doorbraak. Met 'Freedom' vindt hij eindelijk aansluiting bij het grotere publiek. Met trillende stem neemt hij ons mee op een persoonlijke trip naar zijn diepste zielenroerselen, terwijl zijn muzikanten hem strak in de pas houden. Pure klasse.

6. Mitski - Be the Cowboy


Met een stem die matcht met haar gevoel voor drama is Mitski een aanbevelenswaardige podiumact. Haar vocale capriolen komen live net zo goed tot uiting als op plaat. In haar laatste worp, 'Be the Cowboy', schreeuwt ze haar eenzaamheid en onzekerheid van de daken. Een goudeerlijke artieste, geen poseur. Volg haar op Twitter als je me niet gelooft. 

5. Soccer Mommy - Clean 


Sophie Allison slaagt er met haar debuut onder de noemer Soccer Mommy moeiteloos is om tienersmarten te vertalen naar verslavende indierock. Als ik een verliefde tiener zou zijn, dan belandde Soccer Mommy geheid in mijn als mixtapes vermomde liefdesbrieven. Ze stond in september met haar band op Dok Gent. Ik was blij dat ik erbij mocht zijn. 

4. Let's Eat Grandma - I'm All Ears


Nauwelijks gespeend en al een tweede album uit: Rosa Walton en Jenny Hollingworth uit Norwich, East Anglia hebben het mooi voor mekaar. Wat op hun dertiende begon als een plezierig tijdverdrijf eindigt op hun negentiende in menig eindejaarslijstje. Ze gingen dit jaar de hort op met Chvrches, maar overklassen de Schotten ruimschoots met hun avontuurlijke synth-pop. Op albumafsluiter Donnie Darko ga ik steevast frenetiek aan het dansen. Dat wil je niet zien, geloof ik.

3. Snail Mail - Lush


Dat talent snel komt bovendrijven bewijst ook Lindsey Jordan, een debutante die nog niet op tram 2 zit. Naar 'Lush' is het altijd prettig terugkomen: parelende gitaarlijnen, rauwe en onversneden zang, onverbloemde lyrics: that's how I like my indierock.

2. The Bony King Of Nowhere - Silent Days


Op zijn voorlaatste liet de Bony King 'Of Nowhere' vallen, maar nu is hij weer koning van nergens. Zijn terugkeer naar niemandsland heeft veel van doen met het vertrek van zijn geliefde. Gelukkige brouwde Bram Vanparys zijn voorlopig beste plaat uit het verdriet. Een palet met vleugjes War On Drugs en Kurt Vile, en subtiele toetsen in de afdronk die aan Talk Talk ten tijde van 'Spirit of Eden' doen denken. Ook op de planken brengt hij van het beste dat er in ons land voorhanden is. Het is niet uit chauvinisme dat deze Gentenaar het zilver in de wacht sleept: deze koning mag door onze landsgrenzen breken.

 1. Hop Along - Bark Your Head Off, Dog


Het was lente toen Hop Along me verblijdde met hun vierde studioalbum, met melodieën die me overal volgden tijdens de ongewoon warme aprildagen. Ze zijn tot nu blijven hangen, en dat betekent wat. Dat Frances Quinlan's ongewone stem in sommige kringen als kattengeschreeuw wordt gecatalogeerd, kan me geen f¨ck schelen. Ik vind het prachtig.



zondag 23 december 2018

Daafs Selectie 2018: De Songs

In Daafs' albumselectie prijken is niet alle artiesten gegeven. Om het onnoemelijke leed te verzachten zijn er 10 eervolle vermeldingen. 10 songs die dit jaar zijn blijven hangen.

https://open.spotify.com/playlist/6E1iGZEUEDCnpucRx6wkdK

10. Thom Yorke - Suspirium


De Italiaanse regisseur Luca Guadagnino deed beroep op Thom Yorke's diensten voor de soundtrack van zijn remake van de horrorklassieker 'Suspiria'. De spookachtige pianoballad 'Suspirium' blijft ook overeind zonder het bijhorende filmfragment.

9. Frank Vander linden - Ik dacht aan een vrouw


Een vrouw ging weg bij een man, maar de liefde van de man bleef nasmeulen. Dat deed pijn, maar de man maakte er iets moois van: een intieme plaat met deze pakkende opener. De vrouw zal er wel niet onbewogen bij gebleven zijn. 

8. Yumi Zouma - France (Grands Boulevards)


Het Nieuw-Zeelandse Yumi Zouma liet, naast  de release van 'EP III' in december, dit juweeltje los eerder in het jaar, een passend dromerige bijdrage aan de compilatie 'Dreams' van het Cascine platenlabel.

7. Hatchie - Sure (Robin Guthrie remix)


De uit Brisbane afkomstige Harriette Pilbeam kende een boerenjaar in 2018: ze zette zichzelf met EP 'Sugar & Spice' vanuit het niets op de kaart bij de Pitchforks en Stereogums van deze wereld. Bovendien wist ze de aandacht te trekken van Robin Guthrie, die haar single 'Sure' prompt in een Cocteau Twins jasje omhulde. Het wordt uitkijken naar een eerste langspeler in 2019.

6. Rostam - In a River


Zijn vertrek bij Vampire Weekend doet nog steeds pijn, maar Rostam Batmanglii's solowerk is een pleister op de wonde. Rostam staat voor het tweede jaar op rij in deze lijst, deze keer met een bucolische evocatie van een een partijtje naaktzwemmen met een beminde jongeman. 

5. Mount Eerie - Tintin in Tibet


We mogen dit jaar opnieuw in het rouwdagboek van Phil Elverum kijken, en net als vorig jaar zijn we tot tranen toe bewogen bij de dood van zijn echtgenote. Phil koppelt op pakkende wijze liefdevolle herinneringen uit betere tijden aan scènes bij het sterfbed. Voor wie zingt hij dit lied, nu zijn geliefde verworden is tot molecules dansend in de lucht?

4. Kurt Vile - Bassackwards 



Kurt Vile is een keurmerk geworden voor lo-fi gitaarrock van de hoogste kwaliteit. Dat is met 'Bottle In' niets anders. Luister maar naar het uitgesponnen, meanderende 'Bassackwards' om jezelf ervan te vergewissen. Enjoyable to the utmost degree, zou Kurt zeggen.

3. Janelle Monáe - Make Me Feel


Niemand komt qua sexiness, queerness en muzikale versatiliteit zo dicht in de buurt van Prince als Janelle Monáe. In 'Make Me Feel' klinkt ze ei zo na als zijn reïncarnatie. Met 'Dirty Computer' was ze dicht bij de album top 10 van Daafs Selectie, maar omdat haar voorgaande langspelers nog beter waren, en omwille van de geduchte concurrentie, is dat net niet gelukt.

2. Empress Of - When I'm With Him


Ik heb de Mexicaanse Lorely's Rodriguez' debuut, 'Me', grijsgedraaid, met single 'How Do You Do It' als soundtrack bij het Berlijntripje met mijn beste vrienden in 2016. Op de tweede plaat lijken de scherpe kantjes er een beetje afgevijld, maar Empress Of produceert nog steeds popgoud.

1. Julia Holter - I Shall Love 2


De artpop van Julia Holter balanceert op het randje van toegankelijk en hermetisch. Haar laatste album is aan de gene zijde van die rand belandt, wat betekent dat het iets meer moeite en tijd vergt om het werk ten volle naar waarde te schatten. Ik geef mezelf nog wat tijd wat dat betreft, maar de vooruitgeschoven single 'I Shall Love 2' wist instantaan de juiste snaar te raken. Julia is verliefd, en belooft plechtig te zullen liefhebben. 

donderdag 15 november 2018

Analyse voorkeurstemmen gemeenteraadsverkiezingen 2018

De gemeenteraadsverkiezingen liggen een goede maand achter ons. Doorgaans beperkt de analyse na de verkiezingen zich tot het analyseren van de behaalde percentages, zetels en de absolute voorkeurrstemmen. In deze post kijken we naar het relatieve aantal voorkeurstemmen. Hoe ziet het aantal voorkeurstemmen in functie van de positie op de lijst eruit? Welk aantal voorkeurstemmen mag je verwachten van de lijsttrekker? Hoe kunnen we de prestatie van iemand in het midden van de lijst vergelijken met die van mensen bovenaan de lijst? Een verkennnende analyse, startend met een dataset met de verkiezingsresultaten, opgevraagd bij het Agentschap Binnenlands Bestuur.

Voorkeursgraad

We starten de analyse met de berekening van de voorkeursgraad. Dit cijfer geeft het percentage ingekleurde naamstemmen weer van alle geldige stemmen op een bepaalde lijst. Het is tegelijkertijd het gemiddeld aantal ingevulde bolletjes per lijst, als percentage uitgedrukt. 

Per lijst maken we de volgende berekening, waarbij het stemcijfer het totaal aantal geldige stemmen is voor een bepaalde lijst:

Voorkeursgraad = som(naamstemmen) / (aantal kandidaten * stemcijfer) * 100%

De gemiddelde voorkeursgraad in Vlaanderen bedraag 13.85%, terwijl de mediaan 11.52% bedraagt.

Gemiddelde
13.85%
Mediaan
11.52%

De gemiddelde voorkeursgraad verschilt naargelang de stemwijze (papier versus digitaal). Het aantal uitgebrachte voorkeurstemmen blijkt hoger te zijn bij een stemming op papier, dan bij een computerstem:


Digitaal
Papier
Gemiddelde
12,08%
16,01%
Mediaan
10,16%
13,65%

We visualiseren de spreiding van de voorkeursgraad voor alle papieren en digitale lijsten via een boxplot:

Het is duidelijk dat de voorkeursgraad niet normaal is verdeeld, maar scheef, met meer lagere waarden en minder hoge waarden. We doen daarom een log-transformatie van de y-as, om de leesbaarheid van de grafiek te verbeteren. We doen deze Log2-transformatie in alle volgende grafieken.


Onderverdelen lijsten
Om een correcte analyse op het niveau van voorkeurstemmen afhankelijk van de lijstpositie te doen, dienen we de lijsten onder te verdelen op basis van de lengte en op basis van de stemwijze. Naar verwachting is de voorkeursgraad immers hoger voor kortere lijsten dan voor langere lijst. Om een correcte beoordeling te doen van de relatieve prestaties van kandidaten op de lijst, is de onderverdeling naar stemwijze cruciaal: bij digitale stemming wordt de lijst namelijk in verschillende stukjes geknipt, waardoor er binnen de lijst 'mini-lijsttrekkers' en 'mini-lijstduwers' ontstaan. Lijsten met 20 à 38 kanidaten worden in twee geknipt, lijsten met meer dan 38 kandidaten in 3. We verdelen de lijsten onder in zes groepen. klp: minder dan 20 kandidaten, papier. gemp: 20-28 kandidaten, papier. grp: meer dan 28 kandidaten, papier. kld: minder dan 20 kandidaten, digitaal. gemd: 20-38 kandidaten, digitaal. grd: meer dan 38 kandidaten, digitaal.



Het relatief aantal uitgebrachte voorkeursstemmen neemt duidelijk af met de lengte van de lijst.

Percentuele voorkeur

Vervolgens berekenen we per kandidaat de percentuele voorkeur (PV), het percentage stemmers van een bepaalde lijst die op de betreffende kandidaat op die lijst heeft gestemd:

percentuele voorkeur = naamstemmen kandidaat / stemcijfer * 100%

Om kandidaten met elkaar te kunnen vergelijken moeten we hun volgnummer op de lijst converteren naar een relatieve lijstpositie, van 0 (lijststrekker) tot 1 (lijstduwer).

Voor alle kandidaten, met uitzondering van de lijsttrekker (positie 0), wordt volgende berekening gemaakt:

Positie = volgnummer/(lengte lijst).

Als we nu de percentuele voorkeur van alle kandidaten plotten versus hun lijstpositie, bekomen we het volgende:


De lijstrekkers (positie 0) en de lijstduwers (positie 1) liggen op 1 lijn. Om ook andere posities op de lijst met elkaar te kunnen vergelijken, verdelen we alle posities tussen lijstrekker en lijstduwer onder in 9 gelijke groepen (g1-g9).

Verloop percentuele voorkeur per lijstgroep en positiegroep

Nu we alle kandidaten hebben onderverdeeld in 11 groepen (LT: lijstrekker, g1-9, LD: lijstduwer) en alle lijsten in 6 groepen (klp, gemp, grp, kld, gemd, grd), kunnen we de verwachte percentuele voorkeur in functie van de lijstpositie visualiseren doormiddel van de P50 (de mediaan). 50% van de kandidaten scoort lager dan deze lijn, 50% hoger.



Wat opvalt is dat de mediaan van de voorkeursgraad van de lijsttrekker weinig variabel is over de verschillende groepen (tussen 34% en 39%). De lengte van de lijst en de stemwijze heeft hier dus minder belang. Voorts is duidelijk dat langere lijsten gekenmerkt zijn door een lager percentage voorkeurstemmen op alle lijstpositities. Interessant is het verloop voor gemd (20-38 kandidaten, digitaal), met een lokaal maximum voor g5 en g6. In die groepen bevinden zich de mini-lijsttrekkers en mini-lijstduwers door het splitsen van de lijst. Iets gelijkaardig is te zien bij grd (meer dan 38 kandaten, digitaal), met een verhoging bij g7.

Voorkeursanalyse per lijst


Nu we alle kandidaten hebben ingedeeld in een lijstgroep en een positiegroep, kunnen we de relatieve prestatie van die kandidaat afzetten ten opzichte van percentielen, en zelf ook een percentiel toekennen. Een voorbeeld: als kandidaat x, die in het midden van een gemiddelde lijst staat waar op papier wordt gestemd (g5, gemp) een persoonlijk percentiel van 0.70 behaald, wil dat zeggen dat 70% van de kandidaten in positiegroep g5, lijstgroep gemp slechter scoren dan haar. We maken gebruik van deze percentielen om de relatieve prestatie van alle kandidaten op een lijst te beoordelen. Een aantal lijsten ter illustratie.

sp.a-Groen Gent

We beginnen met het kartel sp.a-Groen in Gent. Deze lijst valt onder de groep 'grp' (grote lijst, papier). De lijnen op onderstaande grafiek tonen, van onder naar boven, de percentielen p5, p25, p50 (mediaan), p75 en p95. De nummers van individuele kandidaten staat er bijgeplot op de overeenkomstige positie, de kleur geeft de partij van de kandidaat weer. Lijsttrekker Rudy Coddens (sp.a) haalt een perfect normale score voor een lijsttrekker in groep grp. Hij zit zelfs recht op de mediaan (percentiel 0.50). Voor de rest valt op dat de groene kandidaten systematisch beter scoren dan de rode kandidaten. Enkel lijsttrekker Coddens, lijstduwer Daniel Termont en Karin Temmerman (nummer 49) kunnen mee met de groenen. Absolute uitschieter is kandidaat 5, Filip Watteeuw. Die haalt een percoonlijk percentiel van 0.92, wat betekent dat slechts 8% van alle kandidaten in positiegroep g1, lijstgroep grp, beter scoort dan hem.



Als we de namen van de kandidaten plotten, afhankelijk van lijstpositie (verticale as) en persoonlijk percentiel, dan kunnen we kandidaten gemakkelijker met elkaar vergelijken. Het is duidelijk dat het WoninGent schandaal de individuele score van mensen als Guy Reynebeau (voorzitter raad van bestuur WoninGent) en Sven Taeldeman (uittredend schepen van wonen) geen deugd heeft gedaan.


Open VLD-Gent

Als we kijken naar de concurrenten van Open VLD, dan valt op dat op die lijst minder voorkeursstemmen zijn uitgebracht (voorkeursgraad 3,57%). De campagne, die volledig gericht was op lijsttrekker Mathias De Clercq, is weerspiegeld in de verdeling van de voorkeurstemmen. De Clercq haalt zelf een uitstekende score (percentiel 0.91), terwijl Sofie Bracke (0.62) en Christophe Peeters (0.37) het nog vrij goed doen. De rest van de lijst blijft echter rond of onder het p5 percentiel steken. Ook lijstduwer Guy Verhofdstadt, als ex-premier en fractieleider van de Europese liberalen toch een naam als een klok, presteert ondermaats (percentiel 0.08).





CD&V Nieuwpoort

We kijken eens naar de voorkeursstemmen van CD&V Nieuwpoort, die een absolute meerderheid behaalde in de kustgemeente. In Nieuwpoort is op papier gestemd, terwijl de lijst 21 kandidaten telt. We bevinden ons dus in lijstgroep gemp (gemiddeld papier). Wat meteen opvalt is dat de voorkeursgraad met 13,07% een stuk hoger ligt dan voor de Gentse lijsten. Geert Vanden Broucke, die in 2016 de sjerp overnam van de populaire burgemeester Roland Crabbe, die in 2016 overleed, zet een sterk persoonlijk resultaat neer. Hij wist 60% van de Nieuwpoortse CD&V-kiezers te overtuigen voor hem te stemmen (percentiel 0.89). In relatieve kenmerken is schepen Bert Gunst echter de absolute kampioen, met een percentuele voorkeur van 29%, goed voor een percentiel van 0.97 in positiegroep g3. 




Open Deinze - Deinze

We sluiten af met de een voorbeeld van een digitale lijst, de liberale lijst 'Open Deinze'. In deze digitale lijst van gemiddelde grootte is het 'mini-lijstrekker' - 'mini-lijstduwer' effect te zien. Kandidaat nr. 20, Tess Minnens, laat als 'mini-lijstrekker' van de tweede tabelhelft een goed persoonlijk resultaat optekenen. Ook rekeninghoudend met het mini-lijstrekker effect op digitale lijsten haalt ze, relatief gezien, het beste resultaat op de lijst (percentiel 0.89), terwijl lijsttrekker Norbert De Meyer een belabberd resultaat neerzet (percentiel 0.18). 







dinsdag 30 oktober 2018

Meeuwen op de Blandijn

Het vaderschap verandert alles, ook de fietsroute naar het werk. Mijn vroegere parcours is, met de Visserij, de Henegouwenstraat, de Zwartezusterstraat en de Oude Houtlei in koninklijk rood, een paradijs voor fietsers. Nu ik Siem moet afzetten aan het kinderdagverblijf op de Isabellakaai zie ik me echter genoodzaakt de Blandijnberg te bedwingen. Dat is niet bepaald een buitencategorie tourcol, maar toch Gents steilste, hoogste en – in alle eerlijkheid - enige heuvel. Gelukkig kan ik naast mijn zoon ook mijn fietskar stallen bij de crèche, zodat ik zonder onnodige ballast aan de klim kan beginnen. Die gaat in trapjes: om glasscherven op de weg te vermijden ga ik voor een alternatief tracé dat zich via Stalhof, Benedictijnenstraat en Kramersplein naar boven slingert. Daarmee vermijd ik de Overpoortstraat, die op een doordeweekse ochtend tijdens het academiejaar, ondanks de invoering van een glasverbod, dikwijls bezaaid ligt met scherven. Ook langs mijn sluiproute blijft het opletten: zelfs met de blik strak op het wegdek gericht rijd ik weleens over glas. Ik houd er de dwangneurose aan over om bij elk rood licht of ander oponthoud mijn bandenspanning te controleren.

Op de kasseitjes van het Kramersplein is het vaak genoeg laveren tussen honderden platgetreden plastieken bekertjes. Dat is de keerzijde van het glasverbod, al zou je van al die jonge high potentials toch mogen verwachten dat ze het fatsoen hebben hun beker in de vuilnisbak te gooien. Niet dus. Misschien moet men het succesrecept van de herbruikbare bekers tijdens de Gentse Feesten ook op de studentenbuurt toepassen. Glas en afval zijn niet de enige hindernissen op weg naar de top: occasioneel tref je er een beschonken student aan die de weg naar zijn kot lijkt te zijn kwijtgeraakt, en het gebeurt weleens dat ik langs hoopjes braaksel heen moet slalommen. Het is duidelijk dat de fietspendelaar die de Blandijnberg over moet naast een kloek paar kuiten beter ook over een stevige maag beschikt.

©: DJI https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20180327_03432751


Wie alleen al bij de gedachte aan ‘The Birds’ van Alfred Hitchcock begint te klappertanden blijft ’s ochtends beter uit de buurt van de Overpoort: een meeuwenkolonie heeft er postgevat. Deze vogels verschillen al bij al niet zoveel van studenten: ze zijn met veel, laten zich graag horen en lusten ook graag een frietje van ‘Bij Julien’. Die zijn talrijk op het wegdek terug te vinden, naast diverse andere etensresten. De meeuwen zorgen voor een nautisch sfeertje in de enige wijk van Gent-Aan-Zee die, als de klimaatapocalyps zich zou voltrekken, prominent boven de zeespiegel zal uittorenen. Wat nu bekend staat als de Boekentoren zal dan dienstdoen als vuurtoren, en de meeuwen zullen zich terug tegoed moeten doen aan maritieme prooien. Ik laat het niet aan mijn hart komen, en smijt me vol overgave in de afdaling van de Sint-Kwintensberg, freewheelend naar het drukste fietspad van de stad. 

vrijdag 14 september 2018

Partijmonocultuur

Partijen hebben het moeilijk om hun kieslijsten opgevuld te krijgen voor de komende gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober, zoals blijkt uit een artikel uit de Knack van 5 september. Dat hoeft niet te verbazen: een persoonlijk engagement in een systeem van vastgeroeste partijpolitiek is een weinig aantrekkelijk vooruitzicht. 

De mens is een ‘zoön politikon’, een politiek dier, zo wist Aristoteles al in de 4de eeuw voor Christus. Een mens interesseert zich van nature in het algemeen belang, in het bijzonder het belang van de ‘polis’, de stadsstaat. Onze steden en gemeenten komen qua schaal het meest overeen met zo’n polis, hoewel de soevereiniteit in onze tijd op een hoger schaalniveau te situeren is. In elk geval zou je verwachten dat burgers het meest betrokken zijn bij de gemeentepolitiek, het meest nabije bestuursniveau. Toch wordt het steeds moeilijker om kandidaten te vinden om op te partijlijsten te prijken, en ook het aantal kiezers dat een blanco- of ongeldige stem uitbrengt of die niet komt opdagen voor de gemeenteraadsverkiezingen gaat in stijgende lijn.

Ook ik ben als politiek dier geboren. Tijdens de ‘moeder alle verkiezingen’ in 1999, toen de Europese, federale en Vlaamse verkiezingen voor het eerst samenvielen, croste ik als tienjarige over de speelplaats op zoek naar kameraadjes die zich kiesbaar wilden stellen voor een zelf opgerichte partij. De schooldirecteur hield onze verkiezingsplannen af, omdat een verkiezing met slechts één partij nu eenmaal niet echt een toonbeeld van democratie is. Ook nu nog volg ik de politiek op de voet en maakt mijn hart een sprongetje bij het vooruitzicht van verkiezingen. Desondanks heb ik vandaag geen partijpolitieke aspiraties.

Wie in een middelgrote gemeente of stad op een verkiesbaar plaatsje wil prijken moet, tenzij hij of zij als een wit konijn uit de hoed kan worden getoverd, een hele weg afleggen binnen het partijapparaat. Naast enige affiniteit voor netwerken en een talent om jezelf in de spotlichten te stellen, wordt vooral loyaliteit beloond. Precies daar wringt het schoentje: wie zich engageert binnen een bepaalde politieke partij, geeft voor een stuk de soevereiniteit over zijn eigen visie uit handen ten faveure van de partijlijn. Als er al een mandataris die partijlijn in vraag stelt, moet dat binnenskamers gebeuren. Voorbeelden zijn legio: in de partij Groen stond een aantal maanden geleden het standpunt over GGO’s ter discussie. Nadat verschillende partijleden zich gematigd kritisch uitlieten over de officiële partijlijn, werden de rangen gesloten met een gezamenlijk opiniestuk van Europees Parlementslid Bart Staes en zijn gedoodverfde opvolgster Petra De Sutter. Iets gelijkaardig deed zich voor bij de grootste Vlaamse partij, de N-VA. Toen Jan Peumans zich in een interview vragen stelde bij de communicatie van Staatssecretaris Theo Francken, werd hij intern op het matje geroepen. Het mag duidelijk zijn: in een strikt partijpolitiek stelsel heerst, althans voor de buitenwereld, een monocultuur van visie, ideeën en communicatie.  



Het is precies dat aspect van partijpolitiek die een politieke carrière intellectueel zo onaantrekkelijk maakt. Zit je als gemeenteraadslid of parlementair in de meerderheid, dan wordt van jou verwacht om altijd met de meerderheid mee te stemmen. Hetzelfde geldt voor de oppositie. Wie als politicus een zitje inneemt, dient in blok te denken, niet als individu. Dat groepsconformisme is trouwens niet enkel bij mandatarissen merkbaar, maar straalt ook af bij de achterban. De indrukwekkende schare N-VA fans op Twitter en Facebook beukt collectief genadeloos in op politieke tegenstanders, terwijl SP.A- en tegenwoordig ook CD&V-supporters op sociale media in de hoek zitten waar de klappen vallen. Gaat het schip door zwaar water, dan moeten niet enkel de officiers, maar ook de matrozen het ontgelden. In elk geval is het raadzaam om met een olifantenvel de politieke arena te betreden.

Ook de manier waarop we naar politiek in het algemeen kijken is erg eendimensionaal. Het politiek spectrum wordt voorgesteld als een rechte lijn met tegenovergestelde polen: links en rechts. Iedereen wordt verondersteld zich ergens op die lijn te bevinden. Het concept van links versus rechts vond haar oorsprong in de Franse Revolutie, maar is geen adequate voorstelling van het hedendaagse politieke landschap. De politiek is een multidimensionale ruimte met meerdere assen: er is de economische as, een ethische as, een ecologische as, en ga zo maar verder. Iedereen neemt een uniek plaatsje in dat diverse politieke landschap in, maar omdat links en rechts nog dominante concepten zijn in zowel de politieke verslaggeving, als in de politieke middens zelf, worden we toch met zijn allen op het links-rechts lijntje gedwongen, wat polarisatie in de hand werkt. Denk maar aan Francken, die kritiek op zijn beleid gemakshalve van de hand doet als ‘links-activistisch’. Een ruime meerderheid van de burgers is gewonnen voor ons samenlevingsmodel, met waarden als gelijkheid tussen man en vrouw, vrijheid van meningsuiting, vrije pers, democratie en mensenrechten. Het feit dat burgers en organisaties voortdurend in een links of rechts keurslijf worden gedwongen, maakt ons kwetsbaarder voor aanvallen op onze samenleving, gelijk uit welke extremistische of fundamentalistische hoek die aanvallen komen.

We mogen van geluk spreken dat we een evenredige vertegenwoordiging hebben, en geen meerderheidsstelsel, zoals in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. In zo’n meerderheidsstelsel gaat de meest populaire kandidaat met het ene zitje in een kiesdistrict gaan lopen, terwijl in een evenredig systeem wordt gewerkt met grotere kiesdistricten waarin meerdere kandidaten van verschillende partijen verkozen kunnen geraken. In een meerderheidsstelsel is de polarisatie tussen ‘wij en zij’ of ‘links en rechts’ nog veel groter. Toch is ons kiessysteem niet perfect representatief: partijen die minder dan 5% van de uitgebrachte stemmen achter zich krijgen in parlementsverkiezingen, kunnen per definitie geen verkozenen afvaardigen. Op gemeenteniveau worden kleine partijen benadeeld door de Methode-Imperiali  voor de zetelverdeling. Als we de starre particratie willen doorbreken, dan moeten zowel de kiesdrempel als de Methode-Imperiali op de schop. Zo ontstaat een politiek ecosysteem waarin gevestigde partijen worden uitgedaagd door nieuwe partijen, die met de tijd weer kunnen verdwijnen. Dat zou een dynamiek op gang kunnen brengen die de partijmonocultuur doorbreekt: om tot een werkbaar bestuur te komen zal het nu en dan nodig zijn om als partij van alliantie te wisselen, of om als individueel mandataris om tegen de partij in te gaan. 

dinsdag 31 juli 2018

“Inzicht in het stedelijk hitte-eiland effect is belangrijk voor ruimtelijke planning”

Het is in de stad gemiddeld 3 graden warmer dan op het platteland. Op een hete dag sprak ik met Marie-Leen Verdonck, doctoraal onderzoekster aan de faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen van de UGent, over dit stedelijk hitte-eilandeffect. 

Er is op dit moment (woensdag 25 juli) toevallig een hittegolf aan de gang. Hoe groot is het stedelijk hitte-eiland effect nu?

Dat hangt af van een hele hoop parameters zoals temperatuur, bewolkingsgraad en windsterkte. De verschillen in luchttemperatuur zijn het grootst ‘s nachts. Overdag zal het niet alleen in de stad, maar ook op het platteland warm zijn. Dan gaat het vooral over de instraling door de zon. De windcirculatie zal misschien wel wat slechter zijn in de stad, waardoor je minder het gevoel gaat hebben dat er een verkoelend windje is. ’s Nachts is het verschil in temperatuur groter. De stad neemt heel veel warmte op, omdat de verhouding verharde oppervlakte ten opzichte van onverharde oppervlakte groot is. Die warmte wordt ‘s nachts weer afgegeven. De afgestraalde warmte zal in de stad bovendien langer blijven hangen omdat ze wordt weerkaatst door de aanwezige gebouwen. Op het platteland zal die afgestraalde warmte sneller in de atmosfeer terechtkomen. Voor het hitte-eiland effect zijn dus zowel verharding als ruimtelijke structuur bepalende factoren. Bovendien zijn ook de weerscondities belangrijk: als je een windstille nacht hebt zonder wolken dan ga je een veel groter verschil waarnemen tussen stad en platteland. Op een bewolkte nacht zal er inhibitie zijn door de wolken, en zal er ook op het platteland minder verlies van warmte zijn. De wolken vormen als het ware een soort van buffer, waardoor het verschil tussen stad en platteland kleiner is.

Is er ook een verschil merkbaar in de winter?

Ook in de winter is de stad warmer. Dan is het echter niet zo’n groot probleem: dat het warmer is in de stad kan zorgen voor een lager energiegebruik. Het verhaal is natuurlijk complex: ook het energiegebruik draagt ertoe bij dat de stad opwarmt. Ook in de zomer heeft energieverbruik in de stad een aandeel in de opwarming in steden, maar dat aandeel is relatief gezien veel kleiner. In de winter is het aandeel van zogenaamde antropogene warmte veel belangrijker. Ook auto’s zorgen voor een input van warmte in het systeem. Samengevat is er in de winter ook een stedelijk warmte-effect, maar daar ligt niemand van wakker. 

© Marie-Leen Verdonck

Waarom zouden we ons überhaupt druk maken over dat stedelijk hitte-eiland effect?

Omdat heel veel mensen daar van afzien. Iedereen heeft last van die hitte. Het is allemaal niet zo erg als het maar eens om de zoveel tijd gebeurt, maar de verwachting is dat het als maar meer zal voorkomen. Op vakantie is dat nog te verdragen: dan neem je een verkwikkende duik in de zee of in het zwembad. Als je moet werken is het een ander verhaal. Daarenboven is het natuurlijk zo dat kwetsbare mensen, zoals ouderen, een hogere sterftekans hebben tijdens hittegolven. Die sterfgevallen zijn ook maar een fractie van de hospitalisaties door de hitte. De maatschappelijke kost van die hitte is enorm. 

Jouw werk focust op zogenaamde Lokale Klimaatzones, kan je die eens toelichten?

Die lokale klimaatzones beschrijven bepaalde structurele kenmerken van de bebouwing. Niet alle steden zijn hetzelfde, maar je vindt in alle steden gelijkaardige types bebouwing terug. Een voorbeeld is ‘Compact Highrise’: compacte hoogbouw. Dit kennen we bij ons minder, maar zie je veel terug in bijvoorbeeld China en de VS. Het idee is dat elk van die zones een specifiek thermaal gedrag hebben: zo is compacte, hoge bebouwing warmer dan een meer open structuur met meer vegetatie. Voor mijn doctoraat heb ik de steden Brussel, Antwerpen en Gent in dergelijke zones opgedeeld. Als men spreekt over het hitte-eiland effect heeft men het doorgaans over de stad versus het platteland, maar eigenlijk zijn er binnen een stad ook grote verschillen. Het is zeker relevant om daar naar te kijken. Je kan wel zeggen dat onze stedelijke planning beter moet, maar hoe dan? Inzichten in dat binnenstedelijk hitte-eiland effect kunnen daarbij helpen. Bij hittegolven heb je een maximale dagtemperatuur, en een minimale nachttemperatuur. Vaak wordt tijdens een hittegolf die maximale dagtemperatuur bijna overal bereikt, terwijl die minimale nachttemperatuur enkel in zones met compacte bebouwing wordt overschreden. Net die minimumtemperatuur is belangrijk: als mensen ook ’s nachts niet aan de warmte kunnen ontsnappen, dan begint de hittestress zich op te bouwen.

Voorbeelden van Lokale Klimaatzones. (A) Compact highrise. (B) Compact lowrise. (C) Open midrise. Aangepast van Stewart, I.D. and T.R. Oke2012Local Climate Zones for Urban Temperature Studies. Bull. Amer. Meteor. Soc., 931879–1900, https://doi.org/10.1175/BAMS-D-11-00019.1  


Wat zijn in Gent de warmste buurten?

Het oude, historische centrum is het warmst. De haven is ook heel warm, omdat daar heel veel activiteit is, en omdat het daar erg verhard is. Er is daar ook veel water, maar het verkoelende effect daarvan spreidt zich niet zo ver uit. Er is in Gent ‘s nachts een duidelijke temperatuurgradiënt van de binnenstad naar buiten toe. Hoe minder compact en lager de bebouwing, hoe koeler. Ik woon zelf in Sint-Amandsberg, in de richting van Lochristi. Als ik van Gent naar huis fiets passeer ik enkele apotheken met een thermometer. Op een warme zomeravond zie ik mooi de temperatuur dalen hoe verder ik van het centrum ben. Dat is natuurlijk geen perfecte meting, maar je ziet wel een temperatuurverschil van 3 of 4 graden. De dichtheid van de bebouwing wordt lager naarmate je de stad uitrijdt: er is meer groen en de structuur wordt open, waardoor de warmte sneller ontsnapt. In Brussel is het centrum met compacte bebouwing nog veel groter, en worden er ook veel mensen blootgesteld aan die stedelijke hitte. We zitten in België met een erg oud gebouwenpatrimonium, dat in energetisch opzicht heel slecht is. Het is ook heel moeilijk om die oude woningen tot een goed energieniveau te brengen. Ik woon zelf in een huis van de jaren 30. Om daar een goed energiepeil te bekomen is een dure totaalrenovatie nodig. De vraag is wat we moeten doen met die oude woningen. In het centrum heb je natuurlijk oude huizen waar je niet aan mag komen omwille van hun monumentale waarde, maar daar buiten zit je wel met een gigantische stock aan eengezinswoningen die misschien wel klaar zijn voor de sloop. Je zou per huis kunnen gaan renoveren, maar ik denk dat het beter is om op wijkniveau te gaan kijken naar hoe we op een structurele manier aanpassingen kunnen doen met betrekking tot klimaatbestendigheid. We mogen ons niet beperkten tot het renoveren van individuele huizen, maar moeten hele wijken hertekenen in functie van de leefbaarheid.

Bedoel je dat we buurten moeten heropbouwen?

Dat is nogal drastisch. We kunnen niet van vandaag op morgen alles platgooien, maar het is wel belangrijk om daar als overheid over na te denken. Hoe kunnen we echt op een structurele manier wijken klimaatbestendig maken? Elke stad zet in op klimaatadaptatie, maar het gaat daarbij doorgaans over water en vegetatie, en te weinig over de structuur van de stad. Dat is natuurlijk ook veel moeilijker. We gaan het temperatuurverschil tussen stad en platteland nooit volledig kunnen wegwerken, maar we kunnen wel proberen om het verschil zo klein mogelijk te maken. Daarvoor zijn water en groen belangrijk, maar is dus ook een verandering in de stedelijke structuur nodig. Een park geeft bijvoorbeeld wel verkoeling, maar twee straten verder is dat effect al weg. 


Temperatuurverloop op 5 stedelijke locaties en 1 landelijke locatie (Melle), op 24 en 25 juli 2018. Tijd in UT: voor zomertijd moet je 2 uren bijtellen. © MOCCA netwerk, een initiatief van de vakgroep Fysica en Sterrenkunde van de UGent, in samenwerking met KMI en VITO. Live-data en meer info: www.observatory.ugent.be







Kan Gent leren van andere steden? Zijn andere steden er beter of slechter aan toe?

De voorbeeldstad bij uitstek is Kopenhagen. Daar is men al sinds de jaren zestig heel planmatig met ruimtelijke ordening bezig. De problemen van Gent zijn dezelfde als die van Brussel en Antwerpen: hier waren geen plannen. Ze zijn daar in Kopenhagen al heel vroeg beginnen nadenken over hoe de stad moet groeien: centraal de kernstad, radiale toegangswegen met bebouwing, en daartussen groene en blauwe lobben. Zo zorg je ervoor dat de kernstad direct toegang heeft tot ecologische infrastructuur, te voet of met de fiets bereikbaar. Heel veel steden die met klimaat bezig zijn kijken naar zo’n lobbenmodel als voorbeeld, maar natuurlijk is het niet gemakkelijk om dat nu te implementeren, want dan moet je ook hele buurten met de grond gelijk maken.   

Hoe moet het dan verder met onze ruimtelijke planning?

Vlaanderen heeft een nieuwe visie rond ruimtelijk beleid, met onder andere de betonstop. Die betonstop komt wel heel laat. De visie is er dus wel, maar het staat niet erg concreet uitgeschreven. Het blijft een beetje op de vlakte. Er staan zaken in die in de richting gaan van drastische ingrepen op wijkniveau. Men kan ook inzetten op verdichting en kleinere woonunits. De vraag naar kleinere woningen groeit ook omdat de gezinnen kleiner zijn. Eigenlijk impliceert dit dat wat er nu is moet worden afgebroken. Als de betonstop van kracht is kan je ook geen bijkomende ruimte innemen. Het is nodig dat die ruimtelijke visie concreet wordt: de problemen dienen zich aan maar de oplossing is nog niet uitgewerkt. Wat we nu nauwelijks hebben in Vlaanderen is ‘open midrise’. Dat is een goede optie voor de toekomst. Het gaat over gebouwen tot 10 verdiepingen hoog. Dat zou een alternatief kunnen zijn voor onze standaard rijhuizen. Tussen dergelijke appartementsgebouwen is er dan plaats voor heel veel groen. Los van hitte is het verhaal van water in de stad erg belangrijk. Er is in de stad een grote vraag naar water, terwijl het aanbod laag is, omwille van het gebrek aan infiltratie van water. De structuurveranderingen die nodig zijn om iets te doen aan het hitte-eiland effect, zoals ontharden, zijn ook relevant voor waterbeheer. Hitte en droogte zijn nauw met elkaar verbonden. Het dorre gras hier buiten in de campustuin zorgt nu niet voor verdamping, terwijl dat normaal wel zo is en zo voor een verkoelend effect zorgt. 


woensdag 11 juli 2018

Daafs Mixtape 2

Op het kruisvlak tussen Dreampop en Shoegaze is het heerlijk toeven, daar waar troebele gitaren zacht in aanraking komen met caleidoscopische reverieën. De deur van de slaapkamer gaat op slot. Uit een verborgen hoek van de kleerkast wordt een geheime brievendoos opgediept, vol gearchiveerde immature emoties. De smaak van schaamte en weemoed komt aangewaaid. De hoofdtelefoon gaat aan, de volumeknop wordt aangedraaid. Tot de oren net zo hard suizen als de gitaren.

https://open.spotify.com/user/117143351/playlist/4bEZu9ALoXpvBSuI3DYsQn

School of Seven Bells - Half Asleep (2008)


Deze track heeft alles om een 'Dreamgaze' classic te zijn: de preoccupatie met dagdromerij, de zachte samenzang van de identieke tweelingzusjes Alejandra en Claudia Deheza, en uiteraard de aan My Bloody Valentine-schatplichtige verwrongen gitaar die halverwege komt opzetten. De man achter School of Seven Bells, Benjamin Curtis, is ons helaas in 2013 ontvallen.

Jay Som - Remain (2017)


Een ander kenmerk van het genre is dat het vaak beoefend wordt door lieden die zich graag in hun slaapkamer verschansen. Dat is zeker ook het geval met Jay Som, een alias voor de Californische Melina Duterte. Al moet ik erbij vertellen dat Melina's slaapkamer een heuse opnamestudio herbergt, waar ze in haar uppie hele platen in elkaar steekt. Met groot succes overigens: haar tweede langspeler haalde zilver in Daafs Selectie 2017

Cocteau Twins - Carolyn's Fingers (1988)




Ere wie ere toekomt: de Schotse Cocteau Twins zijn de Dreampop pioniers bij uitstek, en hebben ook op latere Shoegazers een blijvende stempel gedrukt. Met name de zeer nevelige productie en dito gitaarlijnen van Robin Guthrie zijn voor de schoenenstaarders van tel geweest, terwijl de basgitaar van Simon Raymonde vrij helder naar voorkomt in de mix. De ster aan het firmanent is niettemin de enigmatische Elisabeth Fraser, die in onverstaanbaar taaltje zingt. Geen Engels, maar ik neem aan dat het de taal van engelen betreft.

Wild Nothing - Drifter (2010)


Naar mijn bescheiden oordeel is de debuutplaat van Jack Tatum's Wild Nothing, Gemini, de beste. Wat volgde werd iets te glad van productie. 'Drifter', een nummertje vanop die eerste worp, is alvast bijzonder geschikt voor tijdens het staren naar boomkruinen vanop geurige bosgrond. Oordeelt u zelf maar.

Hatchie - Sugar & Spice (2018) 


De Australische Harriette Pilbeam heeft net haar eerste EP uit, een doosje sterk gezoete nostalgie dat niet toevallig fel gesmaakt wordt door Robin Guthrie, die zich aanbood om één van haar tracks te remixen. De videoclip lijkt weggelopen uit de jaren '90. Ik durfde in de tweede helft van dat decennium al eens van Ketnet naar MTV te zappen, dus u begrijpt dat ik hier een warm gevoel van krijg.

Youth Lagoon - Third Dystopia (2013)



Rare snuiter Trevor Powers ging met zijn tweede plaat 'Wondrous Bughouse' de psychedelische toer op, weg van de heldere kamerpop van zijn debuut als Youth Lagoon, waarvan nochtans verschillende liedjes als muzikaal behang diensteden bij televisieprogramma's en commercials. Deze song klinkt als een achtbaanritje op LSD. 

Slowdive - Don't Know Why (2017)




In 1994 dwongen ze met 'Souvlaki' een plaatsje af in het Shoegaze pantheon, terwijl ze met het in 1995 uitgebrachte 'Pygmalion', hoewel mooi en bevreemdend, een doodlopende weg leken te zijn ingeslaan. Het bleef ruim twintig jaar stil, tot Neil Hastead en de zijnen vorig jaar met een eponiem album op te proppen kwamen, vier jaar nadat ook My Bloody Valentine een comebackplaat releasede. Het zijn boeiende tijden voor fans van het genre die, net als ik, tijdens de eerste bloeiperiode nog in de luiers zaten. Dat we dit nog mogen meemaken!

Beach House - Woo (2018)


Weinig bands slagen erin om zeven platen op rij een hoog niveau aan te houden, maar het in Baltimore gestationeerde Beach House vormt daarop een uitzondering. Met 'Woo' bieden Victoria Legrand en Alex Scully ons een totaal immersieve ervaring aan, een onderdompeling in een bad van kwikzilver, maar dan zonder gevaar op intoxicatie.

My Bloody Valentine - Don't Ask Why (1990)


Mensen die My Bloody Valentine niet kennen durven de band weleens verwarren met de knuddige emoband 'My Chemical Romance', of anderszins met Amerikaanse High School tienerseries. Ik verwijs hen graag naar deze blogspot om hen uit hun onwetendheid te verlichten: http://daafsblog.blogspot.com/2013/02/my-bloody-valentine.html. Het is graag gedaan. Dit 'Don't Ask Why' is één van hun meer bezadigde tracks, een ideaal voorsmaakje voor een diepere duik in hun magistrale oeuvre.

The Pains of Being Pure at Heart - Stay Alive (2009)


Wat leek het leven zwaarwichtig in de jaren dat mijn kerncollectie van nooit terechtgekomen liefdesbrieven en smartelijke dagboekfragmenten tot stand komt. Tijd om die blikken doos terug op te bergen. Buiten schijnt de zon. 

maandag 2 juli 2018

Kersentijd

In het begin was er liefde, en met liefde kwam nieuw leven. Twee cellen werden één, en van één cel kwamen er snel twee, vier, acht, zestien. Aan dat groeitempo kwam een einde, anders had je nu het hele universum opgeslokt. Bij de eerste glimp die we van je opvingen stal een groepje cellen de show, met hun synchrone dans van compressie en expansie. Een maand later leek je een gezant van een ver sterrenstelsel, met een gigantisch hoofd en dito oogkassen, maar niet lang daarna werd je mens, met je nekje in de juiste plooi en je voetjes in de juiste hoek, en met een tussenbeense anatomie die de erfenis van het Y-chromosoom van je papa verried. We noemden jou Siem, maar voor de buitenwereld was het nog even Joske.


Volgens de eerste schatting zou je op 14 juli geboren worden. Ik zag het al voor mij: een jarige zoon die zich het quatorze juillet vuurwerk op vakantie in Frankrijk laat welgevallen alsof het voor hem is opgezet. De datum werd dan bijgesteld naar 19 juli, en ik dacht aan een jarige zoon die z’n vrienden trakteert in het Baudelopark tijdens de Gentse Feesten. Met de verwachting dat er wel nog wat marge was en met het idee dat een eerste kindje eerder te laat dan te vroeg komt, trok ik donderdag 29 juni naar Rock Werchter, voor twee dagen, die overigens ook de laatste twee werkdagen van mama waren voor het starten van haar zwangerschapsverlof. Ik kampeerde er samen met Kristien en Jonas in de tuin van Rosan, een collega van Kristien die met een 3 weken oud zoontje, Rik, thuis zat. Het begon me te dagen dat ik binnenkort zelf zo’n kleintje in huis zou hebben. Ik zag op Werchter prachtige optredens van Arcade Fire, Lorde, Slowdive en Radiohead, maar het lukte me niet om een uur door te komen zonder een blik te werpen op mijn telefoon. Stel je voor: ik word opgebeld om zo snel mogelijk naar huis te komen, terwijl Radiohead op het heilige gras ‘Karma Police’ inzet. Ik moet me een weg banen door de massa, die intussen “This is what you get when you mess with it” meebrult. Terwijl ik in een taxi over de snelweg zoef, kom jij ter wereld…

Gelukkig werd me deze schande bespaard. Zaterdagochtend 1 juli is het regenachtig. Het is nog vroeg in de ochtend, rond zeven, als ik stilletjes mijn boeltje bijeenpak en stiekem op mijn fiets spring. Ik kom volledig uitgeregend aan in het station van Leuven, maar dat kan me wat: ik geraak tijdig thuis. De regen heeft de festivalgeur die aan mijn lijf plakt niet uitgewassen. Ik zie mama rond de middag bij jouw omi, waar er een etentje gepland staat met heel de familie, daags voor omi naar Spanje op reis vertrekt. Boller kan mama’s buik nu echt niet worden, jouw tijdelijke woonst wordt nu toch een beetje te krap. Ik zeg je dat je nu ter wereld mag komen, nu mama met verlof is en papa terug van Werchter. Toch meen ik het niet volledig: ik gok erop dat je het daar, ondanks de beperkte ruimte, toch lekker naar je zin hebt en nog wel even zal blijven plakken. ’s Avonds voelt mama zich niet lekker. “Te veel gegeten”, opper ik. Zelf voel ik me ook niet 100%, maar dat kan evengoed aan mijn overwerkte Werchterlever liggen. Als mama enkele keren in galop naar het toilet spurt om te braken, begin ik me toch een beetje zorgen te maken. Eenmaal in bed kan ik de slaap niet vatten. Flitsen van festivalvreugde schieten door het hoofd, afgewisseld met het onbestemde gevoel van het naderende vaderschap. Na een uur draaien en keren staat jouw mama op om naar het toilet te gaan. Moet ze weer overgeven? Ik spits de oren en hoor het geruststellende geluid van een plasje. Of een plas eerder, het lijkt een goed gevulde blaas te betreffen. Of? “David, ik denk dat mijn water gebroken is”, roept mama me toe vanuit de badkamer. Ik spring uit bed als een leeuw op een prooi.


Ik bel ‘blonde Eva’ van de vroedvrouwenpraktijk Geboren in Gent uit haar bed, voor een prenatale diagnose. Eenmaal aangekomen stelt ze vast dat de bevalling effectief nakende is. Bovendien adviseert ze ons om zeker niet te vrijen, nochtans niet meteen een activiteit die we dat moment in gedachten hadden. Ik snel naar buiten om geld af te halen. Het is na middernacht, maar de buren komen net thuis. Ik zwaai zenuwachtig en loop naar de bankautomaat. Aangezien we geen auto hebben moeten we beroep doen op een taxi, en daarvoor moeten we de nodige contanten klaar hebben. De taxichauffeur kan al raden wat onze bestemming is, met een hoogzwangere vrouw die geconcentreerd de pijn verbijt bij elke wee, en een geagiteerde man met een koffertje. “Naar de spoedafdeling van het Sint-Lucasziekenhuis, alsjeblieft.”

Eenmaal daar wordt ons een verrassend gezellige bevallingskamer ter beschikking gesteld. Ik installeer me in een ergonomische stoel, terwijl mama te kampen heeft met pijnscheuten van toenemende intensiteit, met tussenpozen die steeds korter lijken te worden. De vroedvrouwen manen haar aan rond te lopen, maar de weeën slaan zo hard toe dat er van bewegen niet veel in huis komt. Om te vermijden dat ze flauw zou vallen gaat mama toch in bed gaan liggen. Er is niets dat ik kan doen om haar pijn te verzachten. In het ziekenhuis lopen er een speciaal soort artsen rond die net daarin gespecialiseerd zijn. We laten er eentje aanrukken. Hij is volledig in het groen gekleed, draagt een mondmasker en heeft een karretje bij met een grote injectiespuit. In het holst van de nacht injecteert het groene mannetje, zeer spaarzaam met woorden, een verdovend middel in mama’s ruggengraat. Het is een erg bevreemdend beeld. Mama’s pijn vloeit samen met alle gevoel in haar benen weg. De voortgang van een bevalling wordt afgetoetst aan de breedte van het geboortekanaal. Er is nog een lange weg te gaan. Ik sluit de ogen en val in slaap, met jouw hartslag hoorbaar op de monitor.

Wanneer ik wakker word is het reeds ochtend. Een vroedvrouw komt de opening meten. Tien centimeter! De arbeid die je moeder in die korte nacht heeft verricht strekt tot bewondering. Ik voel me als apostel Petrus in het Hof van Olijven: geslapen terwijl ik had moeten waken aan de zijde van een geliefde in nood. De gordijnen worden opengetrokken en het vale daglicht van een miezerige zondagochtend valt binnen. Plots moet alles snel gaan, want jouw hartje krijgt het moeilijk. Je moet eruit. De gynaecoloog, een vriendelijke grijsaard, wordt gesommeerd. Mama mag beginnen persen. Het lijkt op een marteling, maar door de verdoving speelt enkel de vermoeidheid, en niet de pijn. Zo wordt me achteraf verteld, tenminste. Ik houd mama’s hand vast, maar de verloskundige maant me aan om aan de andere zijde van het bed te gaan staan, daar waar de acties plaatsvinden. Jouw hoofdje en donkere haartjes zijn al te zien. Buiten mijn wil om ben ik er getuige van dat de schaar wordt bovengehaald, maar de adrenaline houdt me recht. Een laatste perswee en mama mag je aan je schouders uit het geboortekanaal trekken. Daar ben je! Je ligt ons van op mama’s buik aan te staren, maar we horen je niet. Kort erop word je van ons afgepakt door de vroedvrouw. Er komt een andere vroedvrouw binnen. Eén van hen is al van plan om de neonatoloog op te bellen. We houden ons hart vast, maar al snel horen we je huilen. Eerst zachtjes, dan met meer overtuiging.



Het is kersentijd en het kalenderjaar is exact halfweg. Sinds we je mochten verwelkomen is de Aarde weer een rondje verder rond de zon. Een jaar waarin we je vol verwondering zagen veranderen van een hulpbehoevend borelingetje tot een karaktervolle peuter. Een jaar waarin ik mijn vrouw leerde kennen als een toegewijde en liefdevolle moeder. Een jaar waarin ik mezelf ontdekte in een rol die me voor kort vreemd was: die van vader. Van liefde kwam nieuw leven, en met dat leven kwam meer liefde. We houden van je, Siem.




zondag 29 april 2018

"De mens is altijd een vervuiler geweest"

Een interview met ecologisch geschiedkundige Erik Thoen

Erik Thoen is Gewoon Hoogleraar aan de Ugent, waar hij in 1987 zijn doctoraat behaalde. Hij specialiseerde zich in de landbouwgeschiedenis, de sociaaleconomische geschiedenis, de geschiedenis van cultuurlandschappen en de milieugeschiedenis. Ik had met hem een gesprek over de interactie tussen mens en milieu door de eeuwen heen, in de wereld, Vlaanderen en Gent.

Prof. Erik Thoen (© Erik Thoen)

Wat houdt ecologische geschiedenis precies in?

De ecologische geschiedenis houdt zich bezig met de invloed die de mens in het verleden heeft gehad op de natuur, maar ook hoe de natuur de mens heeft gestuurd in zijn ontwikkeling, in positieve en negatieve zin. Men duidt de discipline ook aan met de term ‘milieugeschiedenis’. Dat woord geeft de indruk dat alleen de schadelijke invloed van de mens op de natuur wordt bestudeerd maar dat is niet het geval: zo zijn ook landbouwgeschiedenis en klimaatgeschiedenis er een onderdeel van. Heel wat historici, waaronder mezelf, leggen wel graag de nadruk op het plaatsen van de milieuproblemen in hun historische context, zeker omdat historici daarmee een belangrijke bijdrage kunnen leveren, in de hoop dat mensen iets leren uit het verleden.

Wat leert het verleden ons over de huidige milieu- en klimaatproblemen?

Dat is een kwestie waarover ik uren zou kunnen spreken, maar laat ik het zo samenvatten: we kunnen de milieuproblemen alleen oplossen als we weten waarom de mens in het verleden het milieu zo verknoeid heeft. Dat kunnen we enkel begrijpen als we ver teruggaan in de tijd. De mens is altijd een vervuiler geweest, maar in de pre-industriële maatschappij waren er factoren die de milieuvervuiling beperkten. Hergebruik van materiaal was heel gewoon: alles wat gebruikt werd voor de industriële revolutie was in verhouding veel duurder, en men droeg er daarom beter zorg voor. Een van de redenen van de hedendaagse vervuiling is het feit dat de meerderheid van de consumptiegoederen veel te goedkoop is geworden, zeker in verhouding met onze gestegen inkomens.

Milieu Kuznetscurve (© Wikipedia)


Kan ecologische geschiedenis ons iets leren over de toekomst?

Het kan ons leren hoe we in de toekomst vooral niet met ons milieu moeten omgaan. Toch kan het ook een straaltje hoop geven: de laatste jaren heeft de zogenaamde Milieu-Kuznetz curve – om het met een technische term te zeggen – in diverse geïndustrialiseerde landen een lichtjes neerwaartse trend ingezet. Dit betekent dat de index van de vervuiling, in vergelijking met de late jaren 1900, stilaan in beperkte mate is gaan ombuigen in neerwaartse zin (de vervuiling neemt af terwijl de economie blijft groeien, red.), en men verwacht dat dit zich zal doorzetten. Toch zijn we nog lang niet op een niveau waarbij de leefbaarheid van onze industriële maatschappij gevrijwaard is. Volgens een aantal academici zal dit, als de tendens verder gaat, in West-Europa misschien pas in het midden van deze eeuw zo zijn. Op wereldschaal is het overigens absoluut niet zeker dat de vervuilingsgraad sowieso zal dalen, omdat nieuwe industrieën overal ter wereld, ook in de vroeger minder ontwikkelde gebieden, snel groeien. In die groeifase is overleven belangrijker dan langer of kwaliteitsvoller leven.

De mens heeft al heel lang een bepalende invloed op zijn leefomgeving, maar wanneer is dat precies begonnen? Toen de mens aan landbouw begon te doen?

Er zijn recent aanwijzingen dat ook toen de mens nog niet sedentair was, het milieu al licht werd aangetast! Ook jagers-verzamelaars lieten op bepaalde plaatsen al hun sporen na in het milieu via ontbossing of aantasting van het natuurlijk ecosysteem. Die jagers-verzamelaars waren ook vaak verantwoordelijk voor het verdwijnen van diersoorten. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de indianen in Midden-Amerika, die mee verantwoordelijk zijn voor het uitsterven van dieren waarop zij jacht maakten. Via de landbouw is de mens natuurlijk nog meer de natuur beginnen veranderen. Grootschalige ontbossing staat daar grotendeels mee in verband. Je kan echter ook de medaille van de ander kant bekijken. Via de landbouw wist de mens de natuur in te schakelen voor zijn overleving, konden er veel meer mensen worden gevoed op een kleinere oppervlakte en kon de mensheid massaal groeien in aantal. Ook konden er voedseloverschotten worden geproduceerd waardoor een groot deel van de maatschappij zich buiten de landbouw kon gaan bezighouden met andere zaken, zoals ambachten, handel en cultuur. De landbouw was de conditio sine qua non voor de start van onze maatschappelijke vooruitgang! Tot daar het positief verhaal. Die vooruitgang leidde al vrij snel tot overexploitatie, vervuiling, uitputting van de natuurlijke voorraden en bodemerosie. Dit laatste is vaak het gevolg van intensieve landbouw. Vandaag is meer dan 40% van onze landbouwgronden door erosie aangetast. De gezondheid van onze bodems is van levensbelang voor de voedselvoorziening op de lange termijn, dus dit probleem lijkt me even belangrijk als de opwarming van onze aarde. Vreemd genoeg krijgt het veel minder aandacht.

Is het überhaupt mogelijk om, met de huidige bevolkingsdruk en niveau van welstand, binnen de planetaire grenzen te blijven?

De bevolkingsdruk op zich zal wel onder controle komen, tenminste als we ook de ongelijkheid afdoende kunnen aanpakken op wereldschaal. De geschiedenis toont aan dat een combinatie van welvaartsgroei en een vermindering van de ongelijkheid in het Westen heeft geleid tot  een stabilisering van de bevolkingsgroei. Ik vrees echter dat die evolutie naar welvaartsegalisatie op wereldschaal verder ten koste zal gaan van het milieu. Misschien zal welzijn ooit belangrijker worden dan welvaart, maar daar zijn we nog lang niet. Overigens is het ook zo dat de welvaart van de ene regio in grote mate ten koste is gegaan - en nog gaat - van het milieu in een andere regio. Misschien leidt dat op termijn wel tot conflicten.

De Nederlanden kenden reeds in de middeleeuwen een groot niveau van welvaart. In welke mate heeft dat een invloed gehad op onze leefomgeving?

Die invloed was groot! Heel het Westen, en Vlaanderen in het bijzonder, dankt zijn welvaart aan de textielindustrie. Door kleren te maken en te verkopen zijn wij Vlamingen wat we nu zijn, maar die textielindustrie was wel bijzonder vervuilend. Uit de vroege negentiende eeuw zijn disputen bekend ten gevolge van massale verkleuring van het rivierwater als gevolg van de kleurstoffen die men gebruikte in de textielindustrie. De Gentse textielnijverheid veroorzaakte in de Schelde ‘gekleurd water’ dat tot diep in Frankrijk werd waargenomen! Bovendien kende men vroeger de schadelijkheid van bepaalde stoffen niet. Zo zijn in sommige Vlaamse steden, zoals Lokeren en Eeklo, waar de konijnenvellenindustrie van groot belang was geworden voor hoedenfabricage vanaf de zeventiende eeuw, de gronden massaal vervuild met kwik dat werd gebruikt om de haren van de vellen los te maken. De afvalstoffen van die bewerking kwamen in de vaak nog niet verharde bodems van de vele kleine huisateliers terecht of werden in putten weggestopt. Het in aanraking komen met kwik kan echter leiden tot ernstige schade van de hersenen, de lever en de nieren, maar dat wist men toen nog niet. Tot op de dag van vandaag moeten daar nog vele gronden om die reden gesaneerd worden.

Gent en omgeving in de achttiende eeuw, Ferrariskaart (© Wikimedia Commons)


Vlaanderen kent een rommelige ruimtelijke ordening, in tegenstelling tot Nederland. Waaraan ligt dit verschil?

Dat de Nederlanders meer open ruimte hebben dan wij heeft wellicht meerdere oorzaken. Eén daarvan is dat Nederland later is geïndustrialiseerd dan Vlaanderen. Bovendien is het zo dat ook de protestantse mentaliteit een rol speelt. Protestanten zijn minder gehecht aan uiterlijkheden dan katholieken, en ze zijn minder individualistisch ingesteld. Bovendien hebben de katholieken, die het bij ons lang voor het zeggen hadden en in vele dorpen en steden nog steeds regeren, lange tijd de mensen zoveel mogelijk buiten de perverse (vaak liberale en socialistische) steden willen houden, door bouwen op ‘de buiten’ aan te moedigen. Tenslotte wou men in het tot de jaren ‘60 arme Vlaanderen de pendel naar het rijkere Wallonië zoveel mogelijk tegengaan door ook industrie op het platteland in te planten.

In Vlaanderen is heel veel intensieve veeteelt geconcentreerd, met de nodige milieuproblemen van dien (bemestingsdruk, waterverontreiniging, luchtverontreiniging). Hoe komt dit?

Het Vlaamse platteland werd van de middeleeuwen tot de negentiende eeuw grotendeels bevolkt door kleine boeren die probeerden te overleven. Op de vele kleine bedrijfjes die er gesitueerd waren was de veeteelt belangrijk in dat overlevingsproces (zuivel, vlees, wol, leder). Vanaf midden negentiende eeuw zijn vele van die kleine boeren failliet gegaan.  Diegene die overbleven vergrootten hun bedrijf in beperkte mate en specialiseerden zich in het houden van vee. Veeteelt kende dus een bloei, mede omdat er vanuit de florissante Vlaamse steden veel vraag was naar die producten, ook voor de export. Hoe weinig ruimte we in Vlaanderen ook nog overhouden, toch exporteert de Vlaamse landbouw nog steeds zeer veel!

Gent was in de Middeleeuwen gedurende enige tijd de tweede grootste stad van West-Europa ten noorden van de Alpen. Om een voor die tijd grote populatie te voorzien van voedsel en materialen, en omwille van nijverheden in de stad, had Gent een grote invloed op zijn directe omgeving. Heeft u een idee in welke mate? Zijn daar vandaag nog sporen van? Was men zich in die tijd al bewust van milieuproblemen?

Al omstreeks 1300 had Vlaanderen even weinig bossen als vandaag, maar toch waren er meer bomen. De meeste percelen waren afgezoomd met bomenrijen, tronken of brede hagen. Dat hout was van levensbelang als brandstof. De percelen waren dan ook al heel erg versnipperd. Dat had te maken met de grote bevolkingsdichtheid van Vlaanderen en met het erfrecht dat splitsing van de percelen toeliet en bevorderde. Wat u zegt over de rol van het platteland inzake voedselvoorziening van onze vele rijke steden klopt helemaal, maar vergeet ook niet dat onze steden al vanaf de middeleeuwen veel producten, waaronder granen, invoerden. In de grote steden kwam meer dan 50% van het graan uit het buitenland!

De intussen gedempte gracht Meerhem in Gent (© Beeldbank Gent, Stad Gent)


Tegen het einde van de negentiende eeuw kende Gent de eerste saneringen: vuile waterlopen werden gedempt en hele wijken moesten plaatsmaken voor brede straten en pleinen. Kunnen we die periode aanstippen als het begin van milieubeleid?

Steden als Gent zijn zelfs al voor 1800 begonnen met het dempen van de vele waterlopen, omdat ze te vervuild waren. Het zicht en de stank hinderden de nieuwe rijke elites die zich in de stad vestigden. Bovendien schrok men er tegelijk niet voor terug om krottenwijken in de stad aan te leggen waar de arbeiders in slechte leefomstandigheden werden gehuisvest, in zogenaamde beluiken. Die beluiken waren afgezonderd van de elites met muren en poorten. De eerste sporen van een zekere vorm van milieubeleid in de stad zijn ontstaan wanneer men de levensomstandigheden van de mensen in de beluiken probeerde te verbeteren. Maar ook dat viel vaak samen met het saneren van open ruimtes: niet met het oog op een beter milieu op zich, maar om besmettelijke ziekten uit de stad te bannen. Met name cholera was in de negentiende eeuw de grote boosdoener. Men besefte dat de slechte leefomstandigheden er grotendeels voor verantwoordelijk waren!

In de twintigste eeuw kende de personenwagen opgang. Onder het mom van de vooruitgang werden viaducten boven de stad gebouwd (E17, B401), werden pleinen en straten ingezet als parking en werden straten verbreed. Deze ingrijpende transformatie wordt nu ten dele teruggedraaid. Toch zijn beleidsmaatregelen zoals het circulatieplan erg controversieel. Het lijkt alsof met een personenwagen rondrijden in een historische stadskern een privilege is dat we niet meer willen afstaan. Hoe kijk u hier tegenaan?


Ik heb zelf ook een wagen en woon in de stadskern en ben daarom wellicht bevooroordeeld. Toch juich ik het bannen van de auto uit de stad toe en het mobiliteitsplan is zonder twijfel goedbedoeld. Ik kan me echter niet van de indruk ontdoen dat dit in Gent holderdebolder is ingevoerd. Het ontbreekt aan voldoende goede verkeersborden, duidelijke aanduidingen en aangepaste infrastructuur. Vaak is een onduidelijke wirwar van rode strepen en lelijke bloempotten het enige duidelijke spoor van dat plan. Ik hoor soms dat men de indruk heeft dat het creëren van chaos een tactiek was om de mensen buiten de stad te houden. Er zijn ook niet voldoende goede plaatsen waar men auto’s die de stad binnen komen kan plaatsen en waar tegelijk tram- en bushaltes zijn om de mensen naar de stad toe te leiden. Dat heeft een averechts effect. Men had dat allemaal beter moeten voorbereiden, met belangrijke structurele infrastructuurwerken waar men vroeger mee had moeten beginnen. Men heeft, denk ik, ook de fout gemaakt vooral de nadruk te leggen op wat niet meer mag, in plaats van op andere vormen van transport die de auto zouden kunnen vervangen.