zaterdag 23 december 2017

Daafs Selectie 2017 - De albums

Een quasi willekeurige selectie van quasi willekeurig gerangschikte albums die me in 2017 geraakt hebben.

10. Julie Byrne – Not Even Happiness
De Amerikaanse Julie Byrne trok zich voor haar tweede album terug in een houten huisje ergens diep in New England. Sinds Bon Ivers ‘For Emma, Forever Ago’ weten we dat zo’n tijdelijk kluizenaarsbestaan uitgepuurde folkplaten kan opleveren, en dat is met dit ‘Not Even Happiness’ niet anders. Een ode aan onmetelijke blauwe luchten, het zingen van een duif in de ochtend en behaaglijk alleen zijn met je gevoelens en gedachten.



9. Courtney Barnett & Kurt Vile – Lotta Sea Lice
Laat de Australische Barnett en de Amerikaan Vile, twee artiesten die zichzelf niet te au serieux nemen, samen aan een plaat werken, en je kan het resultaat al raden: een relaxte gitaarplaat zonder al te veel pretentie. Hun intercontinentale vriendschap zorgt voor spelplezier die er met dikke druppels vanaf druipt.



8. Four Tet – New Energy
Kieran Hebden is een vaste waarde in het electronicalandschap, zijn laatste album New Energy bevestigt die status met verve. ‘New Energy’ is een warme saus van gloedvolle beats, bliepjes en etnische samples geworden. Geschikt voor alle gelegenheden, inclusief een dagje debuggen van haperende Mixed Integer Programming modellen.



7. Slowdive – Slowdive
Door een speling van het lot mocht Slowdive in juni het hoofdpodium van Werchter beklimmen, in allerijl op de affiche geprikt ter vervanging van mindere goden. Dat kwam me goed uit: ik koester de dromerige schoenenkijkers al jaren en ze hebben, ruim twintig jaar na ‘Pygmalion’, een nieuw album uit. Het hoofdpodium van een zomerfestival is misschien niet hun optimale biotoop, maar het was niettemin genieten van begin tot einde. Mijn oordoppen bleven niet lang in mijn gehoorgang: Slowdive verdraagt geen demping. Dat nieuwe album is trouwens een retour en pleine forme: muziek die je gewichtloos door de ruimte doet zweven.



6. The War On Drugs – A Deeper Understanding
Ook op ‘A Deeper Understanding’refereert Adam Granduciel, net als op voorganger ‘Lost in the Dream’ , gretig aan de klassieken (Bob Dylan, Bruce Springsteen, The Grateful Dead, Dire Straits), zonder een persiflage te worden. Het resultaat is vakkundig vervaardigde atmosferische rock voor onverbeterlijke nostalgici.



5. Lorde – Melodrama
De Nieuw-Zeelands Lorde is een fenomeen. Op haar zeventiende schoot ze als een raket naar het sterdom, met een handvol pophits verzameld op een voor haar leeftijd verrassend matuur debuut. Wat doet dergelijk succes met een jong meisje? Ergens is het een geruststelling dat ze, op opvolger ‘Melodrama’, de groeipijnen van adolescenten bezingt: de escapistische feestjes, de zelftwijfel, het liefdesverdriet. In The Barn op Werchter deed ze het me allemaal opnieuw beleven. Zij was tot tranen toe bewogen, ik bijna.   



4. Fleet Foxes – Crack-up
Vooruitgeschoven single ‘Third Of May’, een rapsodie van bijna negen minuten, sneed mijn adem al af, en de rest van album stelde niet teleur. Wie meezingbare folkhymnes à la Mykonos of White Winter Hymnal verwachtte werd wellicht verrast door het impressionistische Crack-Up met zijn poëtische teksten. De nieuwe plaat vraagt een inspanning die zich later in een veelvoud terugbetaalt. Ook live maakten ze de verwachtingen waar: hun optreden in de AB in november was een absolute voltreffer.



3. Jay Som – Everybody Works
Jay Som is het Do It Yourself-project van Melina Duterte, een Californische van Filippijnse komaf. De muziek die ze – helemaal alleen en op haar tweeëntwintigste – in haar slaapkamer opneemt is zonder meer straf.  Goede songs, quoi, wat verlangt een mens meer. Voorlopig toert ze enkel over de plas, maar als ze eens de oversteek maakt en in ons vlakke land passeert moet ik aan kaartjes zien te geraken.  



2. Mount Eerie – A Crow Looked at Me
Op twee staat een album dat pijn doet om naar te luisteren. Phil Elverum verloor in juli 2016 zijn vrouw Geneviève Castrée aan kanker, hem achterlatend met hun dochtertje van amper anderhalf jaar. Ter verwerking nam hij een rauwe plaat op, onverbloemd verdriet in fluistertonen. Een rouwdagboek waar niemand onbewogen bij kan blijven. Een onmetelijk droevig en eerlijk relaas van ziekte, dood, leegte en gemis. Een zoektocht naar betekenis en troost in de natuur van Washington State. Een aanmaning tot dankbaarheid voor elke dag.



1. Big Thief – Capacity

Op de albumhoes van ‘Capacity’ prijkt een foto van zangeres Adrienne Lenker als boorling, in de armen van haar nonkel. Het zet de toon voor een plaat vol overdonderende intimiteit: jeugdherinneringen, liefdesgedichten, familiegeschiedenis. Lenker is een fenomenale frontvrouw, bedeesd maar tegelijkertijd zeer openhartig. Ik had het geluk ze met haar band aan het werk te zien in het Café van De Kreun in Kortrijk, een zaaltje waar amper honderd man bijéén stond. Ik stond nauwelijks een meter voor het podium. Na het optreden zag ik Lenker zitten aan de artiestenuitgang. Het ontbrak me aan lef om mijn net aangeschafte CD door haar te laten signeren. Een leven vol spijt zal mijn deel zijn.


dinsdag 19 december 2017

Daafs Selectie 2017 - De songs

Een quasi willekeurig gerangschikte top tien van quasi willekeurig gekozen songs vanop albums die de quasi willekeurige album top tien niet hebben gehaald.

10. The Pains of Being Pure At Heart - My Only


Aanvankelijk een Shoegazeband, maar na tien jaar zijn de scherpe kantjes er wat van afgevijld. Frontman Kip Berman (jawel, hij heet echt Kip) pent nog steeds benijdenswaardige melodieën neer, maar zijn stem is krakerig en zijn teksten melig.  De emoties zijn echt, en dat is wat telt. Hij klinkt verliefder dan ooit, en werd daarenboven ook nog eens vader. Ik ken het gevoel: aan liefde zijn geen grenzen.

 9. Björk - Blissing Me


Björk telt al 52 lentes, maar haar stem is nog net zo lentefris als in haar beginjaren. Getuige deze single uit haar nieuwe album Utopia, waarin ze klinkt als een kruising tussen Joanna Newsom en Vashti Bunyan: sowieso geen slechte referenties. Die nieuwe plaat klokt af op meer dan 70 minuten, maar verveelt geen seconde, tenminste als je geen buikpijn krijgt van twaalfkoppige fluitensembles. Straffe madam, die dochter van Guðmundur. 

8. James Elkington - Make it up


Als ik het gitaarspel van James Elkington hoor, krijg ik het idee dat Nick Drake verrezen is, terwijl zijn bariton David McComb van The Triffids in herinnering brengt. U begrijpt dat ik de man zijn debuutplaatje wel kan smaken. Hij verdiende zijn sporen als side guitarist bij onder andere Jeff Tweedy, Steve Gunn en Richard Thompson, maar nu treedt hij prominent op de voorgrond. Hij komt op 18 april naar Trefpunt in Gent: ik zorg dat ik er bij kan zijn.

7. Spinvis - Stefan en Lisette


Spinvis’ gelijknamige debuut ligt al 15 jaar achter ons. Ik zat toen in het eerste middelbaar. Die plaat, en de plaat die erop volgde drie jaar later (Dagen van gras, dagen van stro), zijn onlosmakelijk verbonden met mijn ontgroeningsjaren. Ze bederven niet, ik weet ze nog steeds te smaken. Dit jaar kwam Erik de Jong op de proppen met zijn vierde plaat, Trein Vuur Dageraad. Alweer een collectie prettige liedjes waarin hij zijn branie en kunde in de Nederlandse taal tentoonspreidt. Deze Stefan en Lisette, een zoete ballade met een bitter einde, vormt daaruit het hoogtepunt.

6. Ryan Adams - Doomsday


Ik ervaar het als een troostende gedachte dat hartstocht niet vergaat met de jaren. Zeventien jaar na ‘Heartbreaker’ is het vuur in Ryan Adams’ hart nog steeds laaiende. Kundig op toon gezet met een aardig gitaarrifje en een zeer aanwezige mondharmonica: de dadrocker in mij is helemaal mee.

5. Sufjan Stevens, Bryce Dessner, Nico Muhly - Mercury


2017 bracht geen nieuwe plaat van Sufjan Stevens, en dat is balen. Gelukkig trakteerde hij ons, met Bryce Dessner van The National en componist Nico Muhly, op een interplanetaire trip door ons zonnestelsel. Mercurius, de laatste track en tevens de planeet het dichtst bij de zon, vormt de climax van de reis. Een intieme Sufjan à la Carrie & Lowell meets minimalisme à la Steve Reich: de mayonnaise pakt. 

4. Rostam - Gwan



Rostam Batmanglii trok voor onbepaalde tijd de deur achter zich dicht bij Vampire Weekend, een muzikale aderlating waarvan ik betwijfel of de band het te boven kan komen. Gelukkig is Rostam nog steeds actief in de studio. Vorig jaar met een uitstekende duoplaat met Hamilton Leithauser, dit jaar met zijn solodebuut Half-Light. Het contemplatieve ‘Gwan’ is een blinkend artpoppareltje. 

3. (Sandy) Alex G - Bobby


Een banjo, een viooltje, een dubbele countrysnik: wat een heerlijk nummer is dit. Zonder meer één van de revelaties van het jaar, het album Rocket van (Sandy) Alex G. Blijkbaar al zijn derde album: ik heb wat in te halen!

2. The XX - On hold


Van een treurwilg in de winter (kaal, neerhangende takken) naar een tulpenboom in de lente (dikke, witroze bloemen): zo kan je de metamorfose van The XX op haar derde plaat, I See You, omschrijven. Onder impuls van de man aan de knoppen, Jamie Smith (aka Jamie XX), die op zijn soloplaat In Colours al zonnigere oorden opzocht, klinkt de band vrolijker dan ooit. 

1. Arcade Fire - Everything Now



Donderdag 29 juni, valavond op een weide in Werchter. Dat ik enkele dagen later vader zou zijn, had ik niet kunnen voorspellen. Er was wel enige ongerustheid dat mijn zoon zich, om zijn papa te pesten, tijdens een optreden van Arcade Fire of Radiohead uit mama’s buik zou willen murwen. Hij heeft gelukkig gewacht tot mijn terugkeer, anders had ik een geweldig feestje gemist. De beginnoten van ‘Everything Now’ waren voldoende voor een collectieve springdans. Een Abbaësk deuntje en – hemeltjelief- een panfluit: normaal gezien genoeg om te gaan lopen. Niet als Arcade Fire er zich aan waagt. Dat de rest van de plaat behoorlijk is, maar veel minder dan de vier die er aan vooraf gingen, was niet eens nefast voor de feestvreugde. 






dinsdag 24 oktober 2017

Lessen van een landbouweconomisch congres

Een vooravond eind augustus, in een groot uitgevallen auditorium op de wetenschapscampus van de universiteit van Parma. Ik weet me omgeven door honderden devote  landbouweconomen. We luisteren naar Chantal Le Mouel, de voorzitster van de Associatie. Centraal in haar betoog staat het wereldvoedselvraagstuk in 2050. Haar prognoses zijn somber: we zullen heel wat bijkomende landbouwgrond moeten aansnijden om de aangewassen wereldbevolking te voeden, ten koste van ongerept natuurgebied. Ook de klimaatverandering vormt een reden voor bezorgdheid. Een van de conclusies is dat we het beste af zijn als we allen op een vegetarische dieet zouden overschakelen. De boodschap is niet overgekomen: in de receptie die op de plenaire sessie volgt wordt duchtig van de Parmaham gesmuld, geserveerd op kartonnen wegwerpbordjes. Na Chantal Le Mouel is het aan Stephen Ritz om het spreekgestoelte te beklimmen, een geëngageerde New Yorkse leraar die niet enkel zijn school, maar de hele South Bronx wist te transformeren naar een groene stadslandbouwoase. Zijn missie zit er niet op: in zijn vrije tijd toert hij de wereld rond als heraut van de sociaal-ecologische transitie. Hij doet dat op een hele theatrale, Amerikaanse wijze: met energieke armbewegingen, vocale capriolen en een opvallende ‘cheese hat’ op zijn hoofd. De slides volgen elkaar pijlsnel op, de ene slogan is nog niet uitgegalmd, of de volgende wordt al afgevuurd. ‘Put the culture back in agriculture’, om er maar één te noemen. Zijn exposé weet me wel te enthousiasmeren, maar ik zie om me heen toch een aantal gerespecteerde landbouweconomen ongemakkelijk op hun stoel schuifelen. Voor velen van hen is frequent publiceren belangrijker dan de wereld ten goede te veranderen.




Op een congres moet je op de hoede zijn voor mensen die willen weten wat voor onderzoek je doet. Het overkomt me op de shuttlebus terug naar het hotel: een jonge blonde Française vraagt me met een verrassend voortreffelijk Brits accent waar ik mij professioneel mee onledig houd. De gevreesde vraag. Je zou denken dat ik het, bijna halverwege mijn doctoraatstudie, vlot krijg uitgelegd, maar in de praktijk valt het lelijk tegen. Dat het over ammoniak gaat. Over vermestende depositie in natuurgebieden. Over een ruimtelijk gedifferentieerde beleidsaanpak van ammoniakemissies van veeteeltbedrijven. Zoiets. Mijn collega Gwen gaf me de tip een ‘elevatorpitch’ voor te bereiden voor dergelijke gesprekssituaties: een soort verkooppraatje van dertig seconden waarin je jouw onderzoek kernachtig samenvat. Misschien moet ik haar advies ter harte nemen de volgende keer. Liever dan over mijn onderzoek spreek ik over het wonder dat me te beurt viel op 2 juli: de geboorte van mijn zoon Siem. Ik ben ongetwijfeld bevooroordeeld, maar het ventje is een engeltje. Ongevraagd toon ik een foto van hem aan gesprekspartners, glimmend van de trots. Het valt me zwaar dat ik een week van huis weg ben. Op de busrit naar het congrescentrum de volgende ochtend praat ik met een ambitieuze Belg die carrière maakt aan de universiteit van Wageningen, zowat het Europese walhalla van de landbouwwetenschappen. Hij heeft ook een zoontje, die hij nog geen maand na de geboorte al voor een drietal dagen in de week achterliet bij de mama in België. Het is een offer dat me ongemeen zwaar zou vallen.



In Italië is bijna elke stad bezienswaardig. Parma vormt daarop geen uitzondering. De dag voor het congres verken ik met mijn promotor professor Buysse, die ik godzijdank Jeroen mag noemen, de Parmese binnenstad. We spreken klokslag twee uur af op de Piazza del Duomo, voor een bezoek aan de kathedraal. De romaanse voorgevel oogt streng, wat contrasteert met de gracieuze fresco’s binnenin, van de hand van de Renaissance-meester Correggio. Nog indrukwekkender is het octogonale baptisterium. Gewapend met een audioguide betreden we de unieke doopkapel. De uitleg is grondig en lang. Er zijn talloze verhalen te vertellen over de heren, dames, dieren en engelen die op de wand en het plafond staan afgebeeld. We wandelen met een stijve nek en een suikerdip terug naar buiten, in rechte lijn naar de dichtstbijzijnde Gelateria. Aangezien ik met een schamel servetje mijn handen niet proper krijg, was ik de laatste resten menta-cioccolato weg met gewijd water. Ook de dag erop lonkt de stad naar me als een sirene. Ik woon in de voormiddag een debat bij over de toekomst van het Europese landbouwbeleid, met een karakteristiek panel van kalende mannen. Met een matig interessant programma in de namiddag zie ik een opportuniteit om met de bus naar het stadscentrum te trekken. Ik kom in het Palazzo della Pilotta terecht, dat de Galleria Nazionale herbergt. Een drietal doeken van Correggio, met een zwierigheid die op de barok vooruitloopt, en het beroemde portret van een Turkse Slavin, van de hand van Parmigianino, zijn al voldoende om de ticketprijs van het museum te rechtvaardigen. Wat later sta ik voor een beeldschoon meisje met een rank gezicht en golvende haren, die haar blik beschaamd van me afwend:  La Scapiglitata van Da Vinci. Ook bij het Teatro Farnese, een volledig houten theater uit het begin van de zeventiende eeuw, valt mijn mond open van verwondering, een beetje zoals Siem naar de bewegende mobiel boven zijn wiegje kijkt.

Woensdagvoormiddag moet ik presenteren, in een parallelle sessie over milieubeleid. De avond ervoor oefende ik mijn uiteenzetting op mijn hotelkamer een aantal keer na elkaar.  Gerust in een goede afloop bezoek ik nog vlug de Camera San Paolo, voor nog meer schilderwerk van Correggio. Een oud Italiaans dametje maakt er een punt van me te gidsen, hoewel ik geen Italiaans spreek en nauwelijks Italiaans begrijp. Een mooie taal, dat wel. De sessie waarin ik presenteer wordt voorgezeten door mijn collega Bérénice. Een twintigtal mensen vinden de weg naar het auditorium, waaronder de Française van gisteren op de bus. Ik ben de derde spreker. Wat ik toon is meer ‘work in progress’ dan een afwerkt verhaal. Ik verwacht nuttige suggesties en geïnteresseerde vragen, maar afgezien van een jongedame die me een specifieke vraag stelt over het modelleermethode blijft het ijzingwekkend stil. Licht teleurgesteld maak ik plaats voor Bérénice, wiens presentatie wel aanleiding geeft tot een academische gedachtewisseling. Na afloop van de sessie zou ik het liefst van al direct naar huis vertrekken, naar mijn schatten thuis. Ik hoor bij hen te zijn, niet hier. Tijdens de lunch weet ik te ontsnappen aan mogelijke gesprekpartners. Ik ontdek een pad dat naar een bosje leid, waar ik me rustig kan terugtrekken. Ik houd ervan de benen te nemen, om weg te vluchten van het rumoer van een te grote groep mensen die mijn afwezigheid toch niet zullen opmerken. Vroeger vluchtte ik weg van een fuivende studenten, nu vlucht ik weg van discussiërende academici. Na de laatste namiddagsessie wandel ik vijf kilometer naar Oltretorrente, een stadsdeel dat ik nog niet heb verkend. Vandaar stap ik door naar het Auditorio  Paganini, waar de congreslui worden vergast op een receptie en aansluitend concert. Ik voeg me er bij mijn vakgroepcollega’s.



Op donderdagnamiddag staat de studietoer op het programma. Ik heb gekozen voor een bezoek aan een agro-ecologische boerderij in de Apennijnen, een klein uur rijden ten zuiden van Parma. We zijn met een twintigtal. Eén van hen is een Hongaarse professor die goochelaar van bijberoep is, een interessant dubbelleven. Eenmaal aangekomen leidt de bioboer in kwestie, Antonio, ons rond op het bedrijf. De man gaat er prat op meer dan 300 variëteiten van groenten, fruit en granen te telen op amper 10 hectare. De granen staan uitgestald op een tafel: tarwe, haver, gerst, gierst, emmer, spelt en eenkoorn. Ook stikstofbindende gewassen zoals alfalafa en kikkererwt vormen een essentieel onderdeel van zijn teeltplan. Op weg naar zijn kikkererwtenakker proeven we van een zuurzoete mirabel, een vergeten ras. 300 variëteiten op 10 hectaren: ergens is het meer een levend museum dan een leefbaar landbouwbedrijf. De oergranen die hij teelt leveren nauwelijks een ton per hectare op.  De natuurlijke beperkingen van zijn gronden zijn groot: de percelen zijn hellend en de grond is relatief arm. Antonio rekent dan ook op agrotoerisme om zijn inkomen aan te vullen. Toch is wat hij doet belangrijk. Het belang van agrobiodiversiteit kan nauwelijks onderschat worden: de veelheid aan gewassen zijn een onuitputtelijke genetische goudmijn. Bovendien is eten ook genieten: meer variatie op het bord is meer genot. Iebe en ik gaan af en toe naar biologische winkels. Niet omdat biologische producten beter voor het milieu zijn dan gangbare, want dat staat ter discussie. Wel omdat de variatie aan producten in dergelijke winkels veel groter is dan in een modale supermarkt. Het zou fijn zijn mocht ook de gangbare landbouw op de kar van de agrobiodiversiteit springen.  Meer variatie en vruchtwisseling zijn ook goed voor de bodem en voor de algemene biodiversiteit. Na het boerderijbezoek rijden we naar een pittoresk dorpje, met een kasteelruïne op de heuveltop. De gids vertelt er over de culinaire geneugten van de streek: de Parmigiano Reggiano en de Prosciutto di Parma. Vooral over dit laatste kan ze niet zwijgen. De vraag naar het streekproduct, dat een beschermde oorsprongsbenaming geniet, overstijgt het aanbod met fietslengte. De varkenshammen worden aangevoerd van over heel Italië, om dan in de provincie Parma te worden gedroogd. Enkel hier, met de vochtige lucht van de Povallei uit het noorden en koele berglucht uit het zuiden. De beschermde oorsprongsbenaming is bedoeld om  streekproducten van over heel Europa te beschermen, maar als dergelijke producten slachtoffer worden van hun eigen succes kan het de regio’s in kwestie belasten. Denk maar aan de Proseccohype die een zware druk legt op het landgebruik in de regio Veneto.



De parallelle sessies op vrijdag zijn redelijk vroeg gedaan. Het congres loopt ten einde en men rekent erop dat mensen wat tijd nodig hebben om zich grondig op te maken voor de Grande Finale: het galadiner. Ik gebruik de tijd vooral om te voet naar het stadscentrum terug te keren. De voorbije dagen waren heet, maar vandaag lijkt de herfst plots gearriveerd. Er staat een koel windje die de bomen aan het ruisen zet; mijn aandacht wordt gevestigd op de subtiele verkleuring van de bladeren. Ik passeer nog eens langs de Gelateria. Ondanks de koelere temperatuur lijkt het ijsje sneller te smelten dan ik het krijg opgelikt. Ik laat een spoor achter van roomijsvlekken, tot op de trappen van het baptisterium, maar ook op mijn hemd en broek. Ik haast me naar mijn kamer om de enige overgebleven propere outfit aan te doen: een lange broek en een hemd met korte mouwen. Schandalig underdressed voor het diner, zo stel ik later vast. Om bij het diner te geraken moeten door een labyrint. In het midden bevindt zich een megalomane piramide, met daarnaast de feestelijk opgestelde tafels. De wijn is prima, maar het eten stelt me teleur. Zeker in vergelijking tot de prima Tortelli met pompoenvulling die ik eerder deze week heb gegeten valt de risotto ‘Verdi’, een smakeloze brij met een grootkeukenstempel, tegen. Het gezelschap, waaronder mijn zwangere collega Bérénice en haar vriend Adam, maakt alles goed. Het alcoholgehalte in mijn bloed is na afloop van de maaltijd van die aard dat het me niet zou lukken de weg naar de uitgang te vinden door het labyrint. Vreemd genoeg lijkt het labyrint verdwenen, en staat er in de plaats een bar waar je gratis Limoncello kan verkrijgen. Het glaasje te veel, want ik kruip misselijk in mijn bed voor een korte nacht van ondiepe slaap. Zaterdag kom ik eindelijk thuis. Thuis, bij mijn gezin. Mijn hart en hoofd staan dichter bij het vaderschap dan bij de landbouweconomie.


zondag 25 juni 2017

10000 dagen, 10000 stappen

Op mama haar tienduizendste dag vertrekken we naar Rome. Tienduizend dagen geleden hapte ze voor het eerst naar adem. De wereld keek naar Berlijn, waar muren werden gesloopt. De liberale democratie won het van het communisme, het einde van de geschiedenis werd afgekondigd. Oma en opa hadden er geen oor naar: alle aandacht ging naar dat kleine engeltje. Tienduizend dagen later zit er een engeltje in haar buik. Ik vierde mijn tienduizendste dag in september in Albanië, met Jonas, Kristien en Michael. Een dag waarop een fles shampoo per ongeluk in het gat van een Frans toilet verdwijnt en de batterij van mijn smartphone het finaal laat afweten. Een dag voor een viriel regenfront ons twee dagen lang zou verzuipen en ons finaal de verdoemde bergen zou uitjagen. De eerste dag in een reeks van drie waarin ik niets kan laten weten aan je mama, waardoor ik me ongerust maak over haar ongerustheid. Het zijn toeren die ik me niet meer zal kunnen veroorloven als verantwoordelijke papa.
 
Op de dag waarop we zeker weten dat we jou mogen verwachten gaan we naar de apotheek. Mama koopt zwangerschapsvitamientjes, ik een stappenteller: preventieve aanpak van de papabuik. De bedoeling is tienduizend stappen per dag te zetten. Dat lukt op mama’s tienduizendste dag maar net. De dagen erop halen we de limiet moeiteloos: Rome is een stad die zich het best te voet laat verkennen. Rome stond al lang in mijn reislijstje. Wat me tegenhield was een fobie voor een overdosis kerken, archeologische sites, musea en fonteinen. Te weinig tijd voor teveel bezienswaardigheden. Als ik er naar toe zou trekken zou het voor minstens twee weken zijn, desnoods alleen. Uiteindelijk bond ik in: een week zou volstaan voor de hoogtepunten. Met halfvolle buik moest mama nog wel behoorlijk uit de voeten kunnen. We boekten een charmante Bed & Breakfast op het Campo Marzio, op vijf minuten van de Piazza Navona.

Op mama’s 10001ste dag zetten we 17387 stappen, wat volstaat voor een grondige verkenning van het Campo Marzio, het ghetto en de Tridente. Waanzinnig veel moois bijeengepakt op een kleine oppervlakte. Als voorgerecht kiezen we voor klassiek beeldhouwwerk in het Palazzo Altemps, waar we ons vergapen op een weergaloze geboorte van Aphrodite. Nog geen 500 stappen verder staan we op de Piazza Navona, langgerekt zoals het stadium van Domitianus dat er ooit gevestigd was. Naar dat plein zouden we die week nog vaak terugkeren. De riviergoden op de centrale fontein van Bernini wenden er hun blik af van de onmogelijk gecomprimeerde Sant’Agnesekerk van Borromini. Een half dozijn kerken later lunchen we in een typische Trattoria, waar de pasta in het volle zicht van de klanten wordt bereid. In de namiddag volgen we de horden toeristen, van het Pantheon naar de Trevifontein. De traditie wil dat je er een muntje over je schouder gooit, in de fontein: zo is het verzekerd dat je naar Rome terugkomt. Naar deze Grote Schoonheid, la grande bellezza, wil ik blijven terugkomen, tot de ouderdom me dat onmogelijk maakt. We slepen ons met onze laatste krachten langs de Spaanse trappen naar de Piazza del  Popolo, waar we onszelf belonen met een ijsje.

Dag 10002. Hic iacet pulvis, cinis et nihil. Hier ligt stof, as en niets. Een grafschrift in de Kapucijnenkerk laat weinig aan de verbeelding over. In de kelders van het bijhorende klooster hangt een sinister sfeertje: de knoken van duizenden overleden monniken sieren er de plafonds en muren. Sommige skeletten integraal in monnikshabijt, andere netjes gesorteerd per botsoort, maar de meeste gebruikt voor bizarre lusters, kruisen en abstracte motieven. In het gras van de Villa Borghese zijn we blij dat we in het daglicht vertoeven, omringd door jong leven. De werken in de Galleria Borghese voeren ons weer naar de onderwereld, net als Bernini’s Proserpina die hardhandig bij de dij wordt gegrepen door Pluto: een in marmer gehouwen verkrachtingsscène. Ook Caravaggio’s David met het hoofd van Goliath is niet bepaald blijmoedig. Het vers gehouwen hoofd van Goliath, waar het bloed nog van afdruipt, is een zelfportret. We nemen de bus naar de kerk van Sint-Agnes-buiten-de-muren, waar we een privérondleiding krijgen in de Catacomben. De menselijke resten zijn verdwenen, maar de vroegchristelijke symbolen en inscripties zijn er nog steeds. Na al die confrontaties met de dood is een wandeling in het levendige Trastevere welgekomen. Op de terugweg naar de B&B drinken we een cocktail op het Campo dei Fiori. Mama bestelt een Virgin Mojito, je bent nog wat te jong voor alcohol. 18571 stappen.




Dag 10003: hoogtepunten van het klassieke Rome en meer, in 21227 stappen. Het Flavisch Amfitheather vormt een evident beginpunt, het Forum Romanum een logisch vervolg. Plaatsen die tot de verbeelding spreken. In gedachten zie ik volkstribuun Gaius Gracchus het plebs toespreken, dagen voor hij door conservatieve senatoren tot zelfmoord zou worden gedwongen. Ik zie Cicero Catalina van samenzwering beschuldigen, gretig grijpend uit zijn retorische trukendoos. De Palalatijnheuvel op en af, langs het Circus Maximus de Aventijnheuvel op: moeder is moe. Ze rust uit op een bankje in de Giardino degli Aranci, terwijl ik in de omgeving opzoek ga naar snelle suikers. ’s Avonds gaan we naar een concert aan de Piazza Navona: “Muziek in het Rome van Bernini”, luidt het programma. Nogal ironisch, voor een concert in een kerk ontworpen door Borromini, de aartsrivaal van Bernini. Na afloop vraagt de sopraan van het gezelschap of de baby ervan genoten heeft. We denken van wel: een uur lang schopte je en sprong je erop los in mama’s buik, heus niet alleen tijdens de saltarello.

Dag 10004. De zeenimf Galatea vaart op een schelp voortgetrokken door Dolfijnen. Niet enkel vandaag, maar al 500 jaar, sinds Rafaël ze op een muur van de Villa Farnesina aanbracht. In de namiddag dreigt een culturele indigestie, bij een bezoek aan de Vaticaanse musea. Opnieuw een royale portie Rafaël, en die andere onbetwiste meester van de Italiaanse renaissance: Michelangelo. Met duizenden andere krijgen we een stijve nek van zijn plafondschilderingen in de Sixtijnse kapel. Na een dikke vier uur Vaticaanse musea schuiven we aan voor de Sint-Pietersbasiliek te kunnen betreden. De vermoeidheid eist haar tol: aan de voeten van Petrus wordt mama een beetje onwel. We klokken af op 18191 stappen. Francesca, onze gastvrouw, vraagt naar jouw geslacht en jouw naam. Ze is voorlopig de enige aan wie we jouw naam vertellen. De rest zal moeten wachten tot na jouw eerste ademteug.



Dag 10005. Jouw arme moeder, in halfvolle toestand met zo’n uitslover als mij heel Rome afstappend, in een voor de tijd van het jaar bijzonder warme lentezon. We nemen het openbaar vervoer naar Sint-Jan van Lateranen en de Scala Santa, maar voor de rest zijn we op onze voeten aangewezen. Ik heb het plan opgevat om een aantal vroegmiddeleeuwse basilieken aan te doen op en om de Celioheuvel, maar de meeste blijken gesloten. Veel vergeefse voetstappen dus. Daarna gaan we naar de thermen van Caracalla, ruïnes van een ontzagwekkende omvang. In de kerk van Santo Stefano Rotondo draait mijn maag een paar keer rond zijn as: het ronde schip is ‘versierd’ met de marteldoden van een aantal bekende heiligen. Levend gekookt, ontdarmt, gevierendeeld, onthoofd, opgehangen, omgekeerd gekruisigd, enzoverder. Game of Thrones verbleekt bij zoveel gruwel. We zijn blij als we in de Case Romane op de top van de Celio heidense afbeeldingen mogen aanschouwen. Alsof er nog niet genoeg stappen zijn gezet gaat het van daar verder naar de wijk Monti, waar we van de Italiaanse variant van het Goede Leven genieten op een terrasje. 20052 stappen.

Op dag 10006, onze laatste dag in Rome, is het eindverdict van mijn stappenteller 18551. Het voornemen was er minstens 5000 minder te zetten. De marathon van Rome verhindert dat: het volledige openbaar vervoer netwerk van de stad ligt lam. We zijn dus op eigen kracht aangewezen als we naar de Capitoolheuvel trekken. Het regent en we zijn lang niet de enigen die het plan hebben opgevat om de Capitolijnse musea te bezoeken. Dankzij jouw aanwezigheid in mama’s buik hoeven we niet aan te schuiven. Het Palazzo dei Conservatori is voor een eurofiel als ik een heilige plaats: vijftig jaar geleden werd hier het Verdrag van Rome ondertekend. De meeste mensen komen hier voor Romeins beeldhouwwerk, en met recht en rede: een betere verzameling van zulks is waarschijnlijk nergens ter wereld te vinden. Vanuit het goed bewaarde Tabularium, het archiefgebouw van het Oude Rome, overschouwen we het forum. De intense regen spoelt de oude tegels van de Via Sacra schoon. In de namiddag wandelen we naar Santa Maria Maggiore, waar het ooit in augustus zou gesneeuwd hebben. Onze derde Pauselijke basiliek in amper drie dagen: de vierde, Sint-Paul Buiten de Muren, zal voor een volgende reis zijn.



Nu we op jou wachten tellen we niet zozeer de dagen, maar de weken en de volle manen. Binnenkort week 37, je bent er bijna. Sinds november telden we acht volle manen, na de negende zullen we jou in onze armen nemen. Hoeveel dagen zal je leven tellen wanneer jij voor het eerst een centje over je schouder in de Trevifontein gooit?





vrijdag 28 april 2017

Sint-Jacobs Autovrij

De Sint-Jacobskerk was in de middeleeuwen de kerk van de pelgrims. In haar buurt bevond zich een herberg voor bedevaartgangers op weg naar Santiago de Compostella. De herbergen die er nu gevestigd zijn hebben een meer werelds karakter. Zelfs nu het circulatieplan van kracht is kunnen gemotoriseerde pelgrims met de Gentse binnenstad als bestemming hun wagen kwijt vlak naast de kerk, op de pleintjes Bij Sint-Jacobs en het Beverhoutplein. Bij de invoering van de voetgangerszone, in 1997, bleef de wijk rond Sint-Jacobs toegankelijk voor wagens. De aanzienlijke uitbreiding van de autovrije zone bij invoering van het mobiliteitsplan heeft de pelgrimskerk niet opgeslokt, en dat is een gemiste kans.

Sint-Jacobs hoort bij het Gentse stadscentrum. De kerk zelf is erfgoed om te koesteren: de torentweeling aan de Romaanse westgevel en de octogonale vieringtoren met spits zijn beeldbepalend voor het historische hart van Gent. De vele kroegen rond de kerk zijn het ideale decor voor een avondje uit. Het driehoekige pleintje bij café Trefpunt is het epicentrum van de Gentse Feesten, heilige grond waar Gentse troubadours zoals Walter De Buck en Luc De Vos grote sier maakten. Aan de andere zijde van de kerk is het elk weekend gezellig snuisteren op de vlooienmarkt. In de nabijgelegen Baudelokapel in de Ottogracht, waar een negenjarige Mozart in 1765 het orgel beroerde, kan je nu terecht voor streetfood in een sacrale omgeving. De Vlasmarkt is de verzamelplaats voor de nachtuilen van allerlei slag. Sint-Jacobs is kortom de bohemienwijk van Gent. 




In de Sint-Jacobsnieuwstraat kunnen ze dankzij het circulatieplan iets vrijer ademhalen: er zal wellicht minder fijnstof in deze streetcanyon rondzweven dan voorheen. Een autoluwe binnenstad gaat echter over veel meer dan over luchtkwaliteit. Het gaat over verkeersveiligheid, over de esthetiek van het straatbeeld en bovenal over de kwaliteit van de ruimte. Niemand kan zich vandaag nog voorstellen dat de Graslei en het Emiel Braunplein vroeger dienstdeden als parking, laat staan dat er mensen zijn die terug willen naar die tijd. Denk eens alle auto’s weg op de pleinen rond Sint-Jacobs. Wis de spuuglelijke rotonde uit. Stel je in de plaats daarvan toegankelijke, uitnodigende en bedrijvige pleintjes rond de kerk voor. Een walhalla voor spelende kinderen, keuvelende oudjes en uitrustend werkvolk. Beeld je in dat je met je kameraden een spelletje petanque speelt op het Beverhoutplein, sous les platanes, gevolgd door een verkwikkend aperitief op een van de vele terrasjes in de buurt. Een autovrij Sint-Jacobs: meer ruimte voor het goede leven.

dinsdag 21 maart 2017

Leven met Trump

9 november, de vroege ochtend. Versuft kijk ik op de wekker: 4 uur. Over de Atlantische plas lopen de resultaten van de presidentsverkiezingen binnen. Ik grijp naar mijn smartphone. Het ondenkbare dreigt te gebeuren: Trump ligt voor op Clinton in cruciale staten als Florida en North-Carolina.  Slapen zal deze ochtend niet meer lukken. Ook in rustbeltstaten als Michigan, Ohio en Pennsylvania moet Clinton het onderspit delven. Mijn ouders, schoonbroers en zussen liggen er ook wakker van: het drama wordt duchtig besproken op WhatsApp, als een koor dat commentaar geeft bij een klassiek treurspel. Na mijn ontbijt haast ik me naar de bushalte met mijn koffertje. De mensen op de bus kijken droevig, net als de mensen op de trein. Wellicht het milde leed die een alledaagse werkdag met zich meebrengt, maar ik spiegel mijn eigen Trumptreurnis in de gezichten van deze pendelaars. We zijn in een andere wereld wakker geworden.



Weken aan een stuk volgde ik de campagne op de voet. Ik analyseerde de polls, bekeek de debatten integraal en bezocht de belangrijkste Amerikaanse nieuwswebsites. Het is niet de eerste keer dat ik te kampen had met een verkiezingsverslaving, maar deze keer had ik het erg te pakken. Het was een vuile campagne: de drek vloog meermaals in beide richtingen, hoewel de republikeinse kandidaat, Donald J. Trump, het wel erg bruin bakte. De ene belediging volgde de andere op. Vrouwen, Mexicanen, mensen met een beperking, minderheden allerhande, oorlogshelden, gerespecteerde senatoren: allemaal moesten ze het ontgelden. Zijn democratische tegenkandidate zag hij het liefst achter de tralies verdwijnen. Toen een oude video aan de oppervlakte kwam waarin hij opschept over seksueel overschrijdend gedrag dacht ik dat het over en uit zou zijn. Er zijn Pol Vandendriessches die voor minder uit een verkiezingsrace zijn gestapt of gedwongen. De wereld keek met ongeloof, maar ook met een zekere geamuseerdheid, naar de strapatsen van de miljardair. Na de campagne zouden we wel ontwaken uit deze vreemde droom. Na deze hoogmis moddergooien zou het machtigste land ter wereld eindelijk geleid worden door een vrouw. Niet dus.

Ik ben op weg naar de Palts in Duitsland, om mijn kennis en kunde in optimalisatiemodellering aan te scherpen op een programmeercursus. Een serie treinen brengt me achtereenvolgens naar Brussel, Keulen, Frankfurt, Mannheim en Frankenthal. Een buurttrein brengt me naar het dorpje Herxheim. Met mijn trolley wandel ik de heuvel op. De wijngaarden schitteren in de novemberzon. De bladeren zijn goudgeel gekleurd, de druiven reeds geoogst. Na een goed halfuur kom ik toe in het hotel in het volgende dorp, Weisenheim am Berg. De cursisten zitten in een vergaderzaaltje achter de receptie. Al snel word duidelijk dat er slechts drie deelnemers zijn voor de gevorderde cursus, mezelf ingerekend. De lesgever, Herr K., is een oudere man met een opvallend kapsel: een grijs carréetje dat steil tegen zijn slapen lijkt geplakt. Het gezicht dat door het haar wordt omkaderd wordt verder opgeleukt door een groteske ziekenkasbril en een gebit dat duidelijk de strijd verliest tegen de tand des tijds.

Terug naar die andere man met een opmerkelijk kapsel. Diegenen die hem een presidentieel karakter aanmaten eens hij het ambt zou betreden sloegen de bal mis. Zijn overwinningstoespraak op verkiezingsavond was naar zijn doening redelijk verzoenend, maar na een hallucinante persconferentie twee weken voor de inauguratie wordt duidelijk dat we weinig presidentieels van de man moeten verwachten. De aanwezige media worden te kakken gezet als ‘Fake news’, een term die weken ervoor voor het eerst opdook om te verwijzen naar valse nieuwsberichten die in het voordeel van Trump speelden. Trump kaatst de bal terug: kranten, televisiezenders en nieuwswebsites die hem bekritiseren worden als Lügenpresse weggezet. Een maand ver in zijn presidentschap worden kritische journalisten door zijn acolieten uitgesloten bij een persbriefing. De zogenaamde leider van de vrije wereld heeft een duidelijke boodschap voor autoritaire figuren: snoer ze gerust de mond, die kritische journalisten. Daar staat tegenover dat de media niet helemaal vrijuit gaat bij deze crisis van de liberale democratie. Trump, die bekend is geworden als realityster, weet perfect hoe hij de persjongens moet bespelen. ’s Ochtends lost hij enkele controversiële tweets, die meteen door journalisten worden opgepikt en besproken, als Pavlovhonden met het water in de mond bij de verwachting eten te krijgen. Zelf kan ik het ook niet laten om rond drie uur in de namiddag Belgische tijd een kijkje te nemen op het twitterprofiel van Donald. Het heeft iets verslavend. Trump gebruikt Twitter meer en meer als afleidingsmanoeuvre: als zijn entourage in het nauw wordt gedreven door haar banden met het Russische regime, gebruikt hij het medium om Obama te beschuldigen van spionage. Een inflammatoire bewering die direct de Headlines domineert, en later staalhard wordt ontkend door de inlichtingsdiensten. Ook triviale Trumptweets, zoals deze over de nieuwe presentator van realityshow ‘the Apprentice’, worden duchtig besproken in de pers. Als Trump aas uitgooit, bijten de journalisten. Rob Wijnberg van de Correspondent verwoordt treffend dat de journalistiek haar verantwoordelijkheid niet mag ontlopen[1]:

Nieuws produceert dagelijkse verontwaardiging, maar zelden duurzaam verzet. Nu Donald Trump een regelrechte aanval op deed democratie heeft ingezet, zal de journalistiek fundamenteel anders te werk moeten gaan. Laat journalisten de historici voor zijn en de geschiedenis opschrijven  voordat zij zich herhaalt.


Tijdens de eerste cursusdag wordt duidelijk wat aan de grondslag ligt van de tandproblemen van Herr K: het heerschap blijkt een uitzonderlijke voorliefde te hebben voor ongegist druivensap en zoete gebakjes. Beiden worden ter beschikking gesteld van de cursisten. Ook lunch en diner zijn bij de cursusprijs inbegrepen. Het ideale moment om kennis te maken met de lesgever en de andere deelnemers. De ene is een olierijke Katarees die promoveert aan de London School of Economics: een vriendelijke man met een grenzeloze appetijt. De andere is een verlegen Vietnamese dame die doctoreert aan de universiteit van Bonn. Na het uitwisselen van de gebruikelijke beleefdheden duw ik het conversatie in de richting van de Amerikaanse presidentsverkiezingen, bij wijze van gesprekstherapie ter verwerking van het collectieve trauma. Tot mijn grote verbazing begint Herr K. de loftrompet te steken overTrump. Hij begint met hem een bovenmaatse intelligentie toe te meten. Trump is erg gefortuneerd, dus moet hij wel slim zijn, zo gaat de redenering. Ten tweede moeten we ons niet bemoeien met wat het Amerikaanse volk beslist heeft. Ten derde is Trump een eerlijk man en Clinton een pathologische leugenaarster. Ik verslik me net niet in mijn Kürbissuppe.

Als er iemand een pathologische leugenaar is, dan wel Donald Trump. Een leugenaar en een gevaarlijke narcist. Dat bleek al daags na zijn inaugurale donderpreek. Leugens over de grootte van de massa die zijn inauguratie bijwoonde, leugens over verkiezingsfraude, en zelfs leugens over het weer. Hij beweert dat een (goddelijke?) zonnestraal vanachter het wolkendek tevoorschijn kwam op het moment dat hij het spreekgestoelte beklom, terwijl het in werkelijkheid onophoudelijk regende. De dag dat de Women’s March het verzet tegen het nieuwe regime inluidt, met veel meer volk dan daags ervoor op de inauguratie, maakt de wereld kennis met zijn woordvoerder Sean Spicer. Op zijn eerste persconferentie blaft hij het aanwezige journaille af en lanceert hij zijn eerste leugen: een makkelijke falsifieerbaar statement over een vermeende recordopkomst voor de inauguratie. Er zouden nog vele onwaarheden volgen. De Amerikaanse politiek is ontaard tot een web van leugens, met Trump als grofgebekte spin in het midden.



Terwijl mijn medecursisten zich diplomatisch afzijdig houden, heeft mijn weerwerk weinig effect op Herr K. Ik hou wel van een knetterende politieke discussie, maar met anderhalve cursusdag voor de boeg kan het gesprek beter naar een rustiger vaarwater worden geleid. Misschien kunnen we het over onderzoek hebben. Ik doe een kort inleidend praatje over externaliteiten van intensieve veeteelt, zoals vermesting en methaanemissies. Herr K. trekt zijn neus op en kijkt me afkeurend aan. Hij gelooft niet in antropogene klimaatverandering. Een wetenschapper (een astronoom nota bene) die de klimaatrecords die we nu waarnemen[2] volledig toeschrijft aan natuurlijke fluctuaties. Ik verslik me bijna in mijn Sauerkraut. Daar stopt het niet. Hij gelooft ook niet in externe kosten van milieuvervuiling. Hij gelooft niet dat de overheid corrigerend moet optreden bij marktfalen. Hij verwerpt elke vorm van belastingen.

Herr K. zou zo kunnen dienen in het kabinet van Trump. Klein minpuntje: hij is geen miljardair. Minister van Buitenlandse Zaken Rex Tillerson, de ex-CEO van oliegigant Exxonmobil, en onderwijsminister Betsy DeVos zijn slechts twee voorbeelden van puissant rijke regeringsleden. De president heeft zich omringd door een team van klimaatontkenners, creationisten, grootkapitaalverdedigers en kleptocraten. Vele kiezers hebben voor Trump gestemd vanuit de legitieme bezorgdheid dat ze te weinig zijn gehoord door Washington, en vanuit de vaststelling dat de globalisering van de economie hen meer kwaad dan goed heeft gedaan. Het resultaat van hun stem is een regering die verregaande belastingverlagingen doorvoert voor de allerrijksten, de ziekteverzekering voor miljoenen mensen onbetaalbaar maakt en de bescherming van het leefmilieu drastisch terugschroeft. Intussen wordt de gewone man ingepeperd dat de natie bedreigd wordt door externe krachten. Een muur moet Mexicaanse ‘bad hombres’ tegenhouden. Een inreisverbod voor mensen uit zes moslimlanden, onder het mom van nationale veiligheid, is de facto discriminatie op basis van religie. Het spreekt voor het justitieel apparaat van de Verenigde Staten dat dit laatste voorlopig werd opgeschort. Hoewel de betrokken rechters worden geïntimideerd, lijkt het systeem van ‘Checks and Balances’ stand te houden. Ook Russische inmenging in het verkiezingsproces en mogelijke collusie tussen Poetintrawanten en Trumpvertrouwelingen wordt onderzocht, zowel door inlichtingsdiensten als door een parlementaire commissie.

Onze lesgever ziet de wind ook in eigen land de goede kant opwaaien. Angela Merkel is naar zijn mening een zwakke leider, haar sociaaldemocratische uitdager Martin Schulz een clown. Alternative für Deutschland (AfD) draagt zijn voorkeur weg en doet het die dagen goed in de peilingen. Le Pen en Wilders weet hij ook wel te pruimen, terwijl de Europese Unie van hem op de schop mag. “Ieder voor zich”: dat is een leuze waar Herr K. zich in kan vinden. Trump ziet de Europese Unie eveneens het liefst als een kaartenhuisje in mekaar zakken, een standpunt dat hem vermoedelijk in het oor is gefluisterd door zijn Britse kompaan Nigel Farage. Intussen is de populistische golf tot staan gebracht in Oostenrijk en Nederland. De belangrijkste verkiezingen voor Europa komen er echter nog aan: de Franse presidentsverkiezingen in de lente en de Duitse bondsdagverkiezingen in het najaar. Dezelfde ingrediënten zijn aanwezig als deze die op het aanrecht lagen voor de Brexit- en Trumpverkiezing vorig jaar: angst over migratie en economische onzekerheid, gekruid met een veelvoud aan valse nieuwsberichten die zich viraal voortplanten via sociale media. Meer dan ooit is het van tel dat politici het belang van Europese eenheid in de verf zetten, en in het licht van autoritaire figuren als Erdogan en Poetin aan onze buitengrenzen, het belang van waarden als tolerantie en persvrijheid.



Nadat het hoofdgerecht is geserveerd hebben we het over specialiteiten van de streek: friszure witte wijnen en stevige vleesgerechten. Als de gespreksstof dreigt uitgeput te raken heeft Herr K. nog een interessant weetje klaar: Friedrich Trump, de grootvader van Donald, migreerde uit het dorpje Kallstadt, amper twee kilometer van de cursuslocatie vandaan, naar de Verenigde Staten. Plots overvalt me het gevoel dat ik niet op programmeercursus, maar op Trumpbedevaart ben. Als ik twee dagen later op de trein naar huis zit overdenk ik wat me zal bijblijven van de afgelopen opleiding: een aantal tricks en strategieën om efficiënt optimalisatieproblemen op te lossen, maar ook hoe te overleven in het tijdperk van Trump. Eén woord: verzet.




[2] https://www.theguardian.com/environment/2017/mar/21/record-breaking-climate-change-world-uncharted-territory

zaterdag 11 februari 2017

Een introvert bij de kapper

Mijn haar groeit snel. Als mijn tandenborstel versleten is, wordt het tijd om nog eens een kapper op te zoeken. Als ik merk dat de haartjes op mijn tandenborstel alle kanten op staan, is dat met de haren op mijn hoofd meestal ook het geval. Ik word dan vriendelijk verzocht door mijn echtgenote om er de knip in te laten zetten.

“Zoals altijd?”. “Ja”. Elkaar verstaan met weinig woorden, een teken van een goede verstandhouding. Kapper Valère, van het gelijknamige kapsalon in de Gentbruggestraat in Sint-Amandsberg, begreep dat mijn haar gewoon kortgeknipt mocht worden. Enkel net voor de zomervakantie werd de tondeuse gehanteerd. Tijdens het schooljaar onderging ik  cycli van ‘coupe casserolle’ tot wat mijn moeder steevast een Beatleskapsel noemde. Tijdens de zomermaanden in de Ardèche had ik een radicaal andere look, zijnde dus een fris broske. Als peuter werd ik bewonderd om mijn angelieke blonde krulletjes, die met de tijd plaats maakten voor dikke bruine haren. Het predicaat ‘schattig’ was al gauw niet meer van toepassing. Ik zie mezelf als elfjarige door de kloostergang van Nieuwen Bosch lopen op een openschooldag, met een Ice Tea in een palmglas. Iedereen dacht dat ik bier aan het drinken was, wat ik best stoer vond. Ik hoopte in de gangen Delfien tegen het lijf te lopen, mijn crush van het moment. Ik hoorde ze voor ik ze zag, ze kwam een trap af samen met een vriendin. Dat ze niet doorhad dat ik er aan kwam maakte ik op uit het gesprek dat ze voerde: ze had het over het belachelijke haar op mijn kop. Ze was de eerste in een lange reeks onbeantwoorde liefdes.



Mijn pépé was ook klant bij herenkapper Valère. De weinige haren die zich vastklampten aan zijn anders kale hoofdhuid werden er bijgetrimd. Ikzelf ging er altijd met mijn vader heen. Ik ben niet zo bedreven in smalltalk, al helemaal niet met mensen die ik maar eens om de drie maanden zie. Nochtans is dat een essentiële vaardigheid die met name in het kapsalon haar nut bewijst. Gelukkig nam mijn pa de praatjes voor zijn rekening. Na afloop van de knipbeurt kreeg ik een lolly. De dag dat ik die niet meer kreeg besefte ik dat ik geen kind meer was. De jaren erop moest ik alleen naar de kapper, helemaal op mezelf aangewezen bij het aanknopen van een gesprek met Valère. Doorgaans ging het dan over reizen. Hij vroeg me of ik van plan was weer naar Saint-Mélany te trekken in de zomer, waarop hij zijn reisplannen uit de doeken deed en voorbije tripjes in herinnering bracht. Het was comfortabel om het gesprek altijd in die vertrouwde richting te zien evolueren. Sinds Valère met pensioen ging een vijftal jaren geleden zag ik hem slechts één keer: niet toevallig in de reisboekenafdeling van de Fnac.

Er zijn zo van die kappers waar ze vooraf je haar wassen voor ze aan het knippen beginnen. Blijkbaar zijn dergelijke kapsalons eerder de regel dan de uitzondering. Je moet dan je hoofd naar achter werpen in zo’n lavabo met een uitsnede voor je nek. Hoogst oncomfortabel. Als ik al niet het gevoel heb dat ze me op elk moment kunnen onthoofden, dan wel bekruipt me de sensatie dat ik mijn hoofd na afloop van de wasbeurt nooit uit die lavabo zal krijgen. U begrijpt dat ik liever andere kapsalons frequenteer, niet alleen omwille van de uitgespaarde doodsangsten, maar ook omwille van de prijs. Sinds Valère zijn scharen aan de haak heeft gehangen ga ik naar Turkse kappers. Toen ik nog bij mijn ouders thuis woonde was dat in de Sleepstraat. Daar krijg je, naast gratis aftershave en gel, een verschroeiende oorhaarbehandeling als extraatje. Tegenwoordig zoek ik in Ledeberg mijn gading. Aanvankelijk ging ik bij Musti. Klinkt schattig, maar mijn ervaring is dat het er ook soms spannend aan toegaat. Musti’s zonen zijn bij hem in de leer. Toen ik er de eerste keer langsging was zijn jongste nog geen tien, maar toch al verantwoordelijk voor het bijscheren van bakkebaarden en nekhaar, met een ontzagwekkend scherp scheermes. Omdat Musti me consequent kleinerend ‘jongen’ bleef noemen, terwijl ik intussen wel als ‘meneer’ mag worden aangesproken, kwam ik uiteindelijk bij kapsalon Adem terecht, op de Brusselse Steenweg.



“Wat mag het zijn voor meneer?” “Kort, maar niet te kort”. “Hoe kort precies?”. “Geen bros, maar gewoon kort”. “Bovenaan wat langer, 20 mm, aan de zijkanten met de tondeuze?” “Ja goed”. Het gesprek kan efficiënter, maar voor de rest heb ik geen klachten over de twee Turkse kappers van Adem. Smalltalk hoeft niet, ze spreken met elkaar en met andere klanten in een taal die ik niet machtig bent. Aangezien ze met twee zijn hoef je er gewoonlijk ook niet te lang te wachten. De gebruikelijke ongemakken van een bezoek aan de kapper zijn wel niet te vermijden. De jeuk aan de nek. De ondraaglijke intimiteit van een man die noodgedwongen de grens van je ‘personal space’ overschrijdt. Bovenal het feit dat ik een kwartier lang naar mijn spiegelbeeld moet staren. Ik slaag er met moeite in een glimlach uit mijn gezicht te persen en ik zie er vaak ontzettend vermoeid uit. Ik bedenk hoe onsympathiek en stug ik moet overkomen. Onlangs dacht de kapper met me klaar te zijn, waarop hij vroeg of ik tevreden was. “Dankje”, antwoordde ik, maar hij kon aan mijn gezicht lezen dat ik mijn kuif te lang vond. “Nog beetje bijknippen?”, vroeg hij, waarop ik gedwee moest bevestigen.


Ik stel vast dat er steeds meer plukken grijs haar van mijn hoofd vallen als ik bij de kapper zit. Binnen afzienbare tijd zal ik mijn zoontje vergezellen naar de herenkapper. Jeetje, ik word oud.

maandag 30 januari 2017

Ecokroost

Is een kinderwens in tegenspraak met een groene levensstijl?

 Je zoveel mogelijk op eigen kracht verplaatsen op twee voeten of twee wielen, de consumptie van dierlijke producten matigen of volledig afzweren, enthousiast hergebruiken en recycleren, in een energiezuinig huis verblijven en uitsluitend groene energie verbruiken: allemaal geloofsvoorschriften van de rechtgeaarde ecologist. Heel veel mensen die onze planeet een warm hart toedragen kiezen er ook bewust voor om kinderen te krijgen. Valt die keuze te rijmen met hun ecologische levenswandel?

I = P*A*T. Deze eenvoudige formule beschrijft de impact van menselijke activiteit op het milieu. De ‘I’ staat voor impact, de ‘P’ voor bevolking (‘population’), de ‘A’ voor welvaartsniveau (‘affluence’) en de ‘T’ voor technologie. Door aan deze variabelen te sleutelen kunnen we de menselijke impact op het milieu verminderen. Traditionele ecologisten hebben vooral de ‘A’ in het vizier. Ze hameren erop dat we minder moeten consumeren en dat economische groei niet eindeloos kan doorgaan. Ecomodernisten zetten in op de ‘T’ en hebben hun hoop gevestigd op technologische vooruitgang en efficiëntiewinsten, waardoor we meer kunnen doen met minder energieverbruik en vervuiling. De ‘P’ blijft dikwijls buiten schot, niet enkel in de groene encycliek “Laudato Si” van Paus Francisus, maar ook op de klimaattop van Parijs in 2015. Nochtans zou onze planeet welvaren bij de aanpak van overbevolking. Een studie van Oregon State University becijferde dat het bewust kinderloos blijven twintig maal effectiever is wat betreft uitsparen van CO2-emissies dan het aanhouden van een milieuvriendelijke levensstijl.

De Amerikaanse filosoof en ethicus Travis Rieder, die recent een boek over deze materie neerpende, verwoordt het als volgt: “Misschien moeten we onze kinderen beschermen, door ze niet te hebben”. Naast de torenhoge koolstofvoetafdruk van de Westerse mens haalt hij daarbij ook morele redenen aan. Zo staat hij stil bij wat voor leven onze potentiële kinderen zouden hebben op een planeet die geteisterd wordt door losgeslagen klimaatverandering. Hoewel die visie wetenschappelijk en ethisch te onderbouwen valt, spreekt er een zeker misprijzen voor de mensheid uit die velen afstoot. Als je de redenering tot in het absurde doortrekt, is elke mens er één te veel is en de mensheid een pest die het duurzame voortbestaan van onze aarde bedreigt. Maar, is overbevolking wel echt een probleem? De beroemde Zweedse arts en statisticus Hans Rosling, bekend van zijn geanimeerde Ted-Talks, beweert van niet. Hij benadrukt dat het aantal kinderen dat jaar na jaar geboren wordt niet meer substantieel gestegen is sinds 1990. Dat de wereldbevolking toch nog zal stijgen tot zo’n 9 miljard in 2050 heeft vooral te maken met het feit dat we met z’n allen ouder worden. Daarenboven is het geboortecijfer in België met 1.79 geboorten per vrouw lager dan wat nodig is om de populatie in stand te houden. Het evenwichtsniveau voor een stabiele populatie ligt rond 2.1 kinderen per gezin.



De groene blogster “Green Evelien” verantwoordt haar keuze voor een derde kind door te zeggen dat ecologisch leven niet haar hoogste prioriteit is, maar geluk. Vele mensen, zelfs verstokte groenen, zullen het met haar eens zijn. Als je ervan overtuigd bent dat bij het goede leven kinderen passen, dan ga je daar ook effectief voor. Ecologie is meestal geen levensdoel op zich, maar een randvoorwaarde, net zoals andere waarden die je koestert. Bovendien kan je die waarden ook doorgeven aan je nageslacht. Daarnaast kan je er alles aan doen om de milieu-impact van het grootbrengen van je koters binnen de perken te houden, bijvoorbeeld door te kiezen voor herbruikbare luiers, duurzame voeding en duurzame mobiliteit. Ook Stad Gent heeft een hart voor kinderen: kindvriendelijkheid is één van de prioriteiten van het stadsbestuur. Een kindarme, verouderende stad zou natuurlijk maar een levenloze aanblik bieden, maar er zijn nog andere redenen waarom we kinderen moeten koesteren. Zo geven ze ons het perspectief van duurzaamheid mee, omdat we hen een goede toekomst willen geven. Daarnaast is een omgeving op maat van kinderen een omgeving op maat van iedereen: een verkeersveilige publieke ruimte, veel groen en een gezonde lucht is heilzaam voor jong en oud. Tenslotte willen veel mensen kinderen omwille van de biologische imperatief van voortplanting, een drang die ons verbindt met alle andere levende wezens op aarde. Misschien doet het besef dat ook wij deel uitmaken van de grote levensboom ons respect voor niet-menselijk leven toenemen? Ons respect voor vogeltjes die hun nest maken in onze tuin, maar evengoed voor bedreigde amoertijgers en zeldzame bergbloemen? Dat laatste is wellicht wishful thinking, maar ikzelf word in de zomer ook vader, een keuze van het hart die ik met het verstand moet kunnen wettigen. Omdat er een zeker taboe rust op kinderloosheid moeten bewust kinderloze mensen hun keuze vaak rechtvaardigen. Op een eindige planeet zijn het echter niet zij, maar wij die ons moeten verantwoorden.


woensdag 18 januari 2017

Een land van reuzen

Op een anders maagdelijke muur in onze leefruimte hangt een kadertje met een prent uit Noorwegen. Het verbeeldt een ijzingwekkend lange Noorse winternacht ergens aan een westelijke fjord. Zes bootjes dobberen op het roerloze water. Twee besneeuwde bergen flankeren de uitweg naar de volle zee, een engte overspannen door een heldere sterrenhemel. Het contrast met onze eerste indruk van Noorwegen, midzomer in Oslo, kan nauwelijks groter zijn. Ook een fjord, maar met een zachter karakter. Geen duisternis, maar licht die iedereen naar buiten heeft gelokt. Op de terrassen langs de kade worden copieuze vismaaltijden genuttigd. In de straten en in de parken genieten jongelui van de aandacht van het andere geslacht, terwijl ze luidkeels om hun eigen grappen lachen. We zetten ons neer op de trappen bij Het Koninklijk Paleis om er van de magie van de late avondzon te genieten. Zonder alcohol, want dat is hier verboden in de publieke ruimte.




In de Nasjonalgalleriet word je als bezoeker uitgenodigd meer te doen dan enkel naar de werken te kijken. In de tekenkamer kan je een sculptuur van Gustav Vigeland, een moeder die haar kind liefdevol omhelst, op papier schetsen. Niet aan mij besteed, dus kijk ik afwisselend naar het beeld en naar mijn echtgenote, die met veel rust, beheersing, focus en accuratesse het potlood hanteert. Wat verder zien we een werk hangen dat een traditionele Noorse bruiloft afbeeldt: bruid en bruidegom letterlijk in het huwelijksbootje, in de nabije achtergrond een staafkerk op de oever, in de verre achtergrond besneeuwde bergtoppen en een gletsjer – een passende illustratie bij onze huwelijksreis. Er hangen hier veel landschappen, een voorafspiegeling van wat ons reisprogramma te bieden heeft: fjorden, gletsjers, bossen, watervallen, rotspartijen, rivieren. Hier en daar hangen wat intiemere werken, zoals een liefdevol portret van een ingedutte jonge mama, haar linkerhand rustend op de wieg van de boorling. De schilderijen van Edvard Munch zijn van een andere aard. Angst, depressie, ziekte, dood: landschappen die we zo ver mogelijk voorbij onze horizon willen houden.

Het Noorse natuurschoon vormt het hoofddoel van onze reis. We bedwingen het landschap met een huurauto. De Noren hebben het ontembare terrein getemd met hun wegen: langs bergpassen, door smalle kloven, over nauwe fjorden. Het is de ambitie van de Noorse regering om elk dorp, tot en met het kleinste gehucht, bereikbaar te maken voor wegverkeer. Waar de geomorfologie dat voornemen onmogelijk lijkt te maken bouwen de Noren enerverende tunnels, inclusief kruispunten en rotondes. Je moet er wel niet op rekenen snel vooruit te geraken in dit land. Bergen en bochten begrenzen de maximaal toelaatbare snelheid. Gemiddeld om het halfuur dwingt een betoverend uitzicht ons even halt te houden.




We zetten voor het eerst onze nieuwe tent op aan het meer van Dalen, in de Telemark. Kleine steekvliegjes maken het er ons knap lastig. Aan de Ravenkloof moet ik mijn angst voor hoogtes bedwingen. Naar verluidt komt een biljet dat je in de afgrond gooit zo terug in je hand gewaaid door de thermiek. Ik waag me er niet aan. We verwelkomen de eerste regen van onze trip. Voorbij een bergpas, die volledig in de mist is gehuld, komen we in het dorpje Roldal. We treffen er een elegante staafkerk aan, naast een handvol gelegenheidswatervallen. Onze volgende kampplaats ligt aan de Hardangerfjord in Lofthus. Als we onze tent opzetten stopt het eindelijk met regen. De lage wolken over het water verdwijnen. In het dorp wordt een huwelijk voorbereid, het kerkje op een steenworp van de fjordoever. Aan deze setting kan zelfs de Gentse binnenstad, het decor van onze trouwerij, niet tippen.

Onze eerste dagtocht is meteen een fysieke uitdaging: van zeeniveau aan de fjord tot aan het ongeveer duizend meter hoge Hardangerplateau. Gelukkig is de zon van de partij. Vanop de monnikstrappen op de helling openbaart zich een prachtig panorama: de donkerblauwe fjord in de diepte, het glimmende wit van de Folgefonnagletsjer aan de overzijde. Dicht bij de top bevinden we ons plots in een andere wereld: kolkende watervallen, gevoed door wild stromend smeltwater. Boven op het plateau grazen geiten op de schrale lapjes gras tussen de sneeuwvelden. Het water in de rivier rust hier even uit in kleine meertjes voor het zich naar beneden gooit. We zijn zo verdoofd van al dat moois dat we onze eigen krachten overschatten. We stappen een heel eind door tot aan een verlaten herdersdorpje. In mijn verbeelding is er een café gevestigd, maar de realiteit spreekt dat tegen. We gaan langs een ander weg terug - een weg die niet begaanbaar is in juni omwille van het smeltwater. Dan maar enkeldiep door de ijskoude beek. De afdaling terug is, met natte voeten, een beproeving. Beneden storten we ons van pure uitputting en ontbering op een blik spaghetti van de campingwinkel.



Het is in Lofthus dat Edvard Grieg zijn vurige strijkkwartet in G minor componeerde, in een boerderijtje tussen de fruitgaarden. De grootste omgeving zal hem zeker geïnspireerd hebben. We verlaten het dorp en rijden naar Troldhaugen, het huis waar hij de laatste 30 jaar van zijn leven heeft verbleven. Ik ben verrast over zijn postume populariteit: grote drommen toeristen uit het Verre Oosten en Wilde Westen vergezellen ons. We verblijven twee nachten op hotel in Bergen, waar het onophoudelijk regent. Het type regen dat Karl Ove Knausgård zo treffend beschrijft in het vijfde boek van zijn romancyclus ‘Mijn Strijd’. Knausgård, de man die zijn eigen leven tot literatuur heeft verheven, met alle offers die dat met zich meebrengt.  De man die met evenveel scherpte de hoogte van de bergen om hem heen als de diepte in zijn ziel beschrijft. We lopen door dezelfde straten als die waar de auteur als twintiger doorheen strompelde - een stomdronken student op de dool, verse tekenen van zelfverminking op zijn aangezicht. Vandaag lopen we hier met Jan, een oud-medestudent met wie ik herinneringen aan een mooie reis naar Montenegro deel. Hij zag er vroeger al uit als een Viking, maar nu hij, na vier jaar doctoreren in deze stad, de taal van Ibsen perfect beheerst, kan niemand hem hier van een echte Noor onderscheiden. Behalve dan vanavond, nu hij samen met ons vurig voor de Rode Duivels supportert, die de Hongaren met 4-0 uit het EK kegelen. Een voetbaltoernooi staat altijd garant voor een opwelling van vluchtige vaderlandsliefde.

Na het Bergens intermezzo beginnen we aan het vervolg van onze ‘Grand Tour of the Fjords’. De Hardangerfjord hebben we al achter de kiezen, de volgende op het programma is de reusachtige Sognefjord. Het dorpje Balestrand is de ideale uitvalsbasis voor een boottocht over de Fjaerlandsfjord, een zijarm van de Sognefjord. Naarmate je het einde van die fjord nadert, krijgt het water een groene schijn. Daarvoor zijn kleipartikeltjes afkomstig van de reusachtige Jostedalsbreen verantwoordelijk, de grootste gletsjer van continentaal Europa. Het smaragdgroene water is een quasi volmaakte spiegel: voor een moment is het niet zeker dat de echte wereld zich boven het wateroppervlak bevindt. Wat later, onder aan de gletsjer, sta ik met een stevige blok ijs in mijn handen. Mogelijks duizend jaren oud, vertelt een gids. Ik staar in het ijs alsof ik er de toekomst in kan lezen, alsof het iets zou kunnen vertellen over wat binnen duizend jaar zal plaatsvinden. In werkelijkheid zegt het zelfs niets over mijn nabije toekomst: de geboorte van mijn petekindje Charles, het huwelijk van mijn ouders dat abrupt ten einde loopt, mijn wijze vrouw Iebe die met succes haar doctoraat verdedigt en vooral: ons kindje dat in juli volgend jaar op de wereld zal komen.

Langs een huiveringwekkende serpentweg rijden we van de Sognefjord naar de Nordfjord. Onderweg stoppen we aan Astruptunet, de woning van schilder Nicolai Astrup. De man hield zich tijdens het Fin de Siècle een tijdje op in de kunstenaarsmilieus van Berlijn en Parijs, maar keerde later terug naar zijn geliefde vaderland, waar hij zich voor de rest van zijn leven vestigde in een bescheiden boerderijtje aan een meer in het Vestlandet. Zijn werk lijkt met zijn pastorale focus en felle kleurgebruik wat naïef, maar is zeker ook ontroerend. De volle maan boven het meer, zijn eega Engel en één van zijn acht kinderen in de voorgrond, zwoegend in een moestuintje. Een ongeknotte knotwilg met het silhouet van een trolletje. Dansende boeren rond het Sint-Jansvuur op midzomeravond. In elk van zijn werken is het duidelijk dat het onderwerp hem na aan het hart moet hebben gelegen.



In het Art Nouveau stadje Ålesund kijken we naar de EK-wedstrijd van de Belgen tegen Wales. De Welshmen zijn een klasse te sterk, een treurige zaak. Als het met de voetbal niet lukt is er nog altijd de liefde, spreek ik mezelf troostend toe. Een gigantisch Disney-cruiseschip ligt voor anker in de haven. Het lijkt ons te achtervolgen tot in de diepste plooi van de Geirangerfjord, waar het honderden Amerikanen uitbraakt die de souvenirwinkels van Geiranger komen leegplunderen. We trekken er ons weinig van aan. We hebben onszelf, na vijf nachten kamperen, op een luxehotelkamer getrakteerd in het hotel ‘Utsikten’. Het uitzicht maakt de beloften waar - de prijs is dan ook navenant. Voor de laatste vier nachten kunnen we ons enige luxe permitteren, het zijn tenslotte onze wittebroodsweken.

Een steile wandeling brengt ons naar Skageflå, een verlaten boerderij die zich onmogelijk dicht bij de afgrond bevindt. De boeren moesten er hun kroost met een touw aan een paal vastmaken om dramatische ongelukken te vermijden. Noorwegen is niet gespeend van mooie vergezichten, maar het onwezenlijk mooie panorama hier valt moeilijk te overklassen. Jotunheimen, Noors voor ‘huis van de reuzen’, komt op zijn minst dicht in de buurt. We doen er de klassieke tocht over de Bessegen bergkam, waar Ibsens Peer Gynt over zou zijn gereden op een rendierstier. Jaarlijks trekken er veertigduizend mensen over deze engte, waar het op sommige plaatsen eerder klauteren dan stappen is. Links doemt een afgrond van achthonderd meter op, rechts kan je ‘amper’ vierhonderd meter diep vallen. Toch wagen sommige sportieve Noren zich hier met kleine kindjes in de draagzak. Na al die waaghalzerij genieten we ’s avonds in het karaktervolle berghotel ‘Hindsæter’ van een culinaire laatste avondmaal. Rendierstoofpotje als hoofdgerecht en dennenwortelsorbet als dessert, kundig geserveerd en aangekondigd door een praatgrage chef. We kijken elkaar in de ogen bij een glas rode wijn. Een geslaagde bruiloft en een onvergetelijke huwelijksreis: onze echtverbintenis is goed ingezet.




Het gedeelte van de woonkamer waar de Noorse prent hangt is nog leeg, maar binnen afzienbare tijd zie ik er een speelhoek verschijnen. Als ons kindje naar de herkomst van het prentje vraagt zullen we het vertellen over dat sprookjesland in het Noorden, met haar elfen, dwergen, trollen en reuzen.