Ik kom binnen in mijn kamertje in het vakantiedomein Massembre in Heer-sur-Meuse. Roel, mijn bovenbuur in het stapelbed, ligt muziek te beluisteren. Niet met zijn koptelefoon, maar met een boxje. Hoewel hij me nog niet de indruk heeft gegeven ook maar iets van moeite te willen doen om zijn kamergenoten op deze monitorcursus van de Christelijke Mutaliteit te leren kennen, wil hij klaarblijkelijk toch deze muziek met ons delen. Wat ik hoor, hoorde ik nooit eerder: weemoedige lyrics op een herderlijke melodie, afgewisseld met repetitieve orkestrale stukken die me aan Steve Reich doen denken, een componist die ik nog niet zo lang geleden leerde kennen in de les muziekgeschiedenis van mevrouw Van Lysebettens. “Wie is dat?”, werp ik hem toe. “Sufjan Stevens” is het antwoord, een naam die niet meteen een belletje doet rinkelen. “Oh ja, doe de groeten aan Hannelore”, vervolg ik, waarop het gesprek prematuur ten einde komt. Dit zijn de nillies, waarin introverte tieners zoals ik gebruik maken van MSN Messenger om gesprekken aan te knopen met halve en hele onbekenden. Ergens in de MSN Space was me ten gehore gekomen dat deze Roel en die Hannelore een koppel vormden, hoewel ik die laatste slechts halvelings ken. Toch voel ik op dit moment voldoende zelfvertrouwen om deze terneergeslagen jongen met zijn halflange blonde haren te vragen de groeten te doen aan zijn vriendin. Later verneem ik dat ze toen net uit elkaar waren. Roel laaft zich hier aan de zoete weemoed van ‘The Predatory Wasp of the Palisades Is Out to Get Us!’ uit liefdesverdriet, en ik duw hem er nog verder in. Tot op heden voel ik me er nog schuldig over. Als je dit zou lezen: het spijt me, Roel. Maar ook: bedankt om me Sufjan Stevens te leren kennen.
Sufjan Stevens debuteerde in 2000
met het album ‘A Sun Came!, een curieuze smeltkroes van muzikale invloeden uit
alle windstreken. Bijna alle instrumenten die op het album te horen zijn, zijn
door Stevens zelf ingespeeld. Hoewel de plaat wat onevenwichtig overkomt, komt
het genie van Stevens op sommige tracks onmiskenbaar bovendrijven. ‘Wordsworth’s
Ridge (for Fran Fike)’ kent na een oriëntaals aandoende instrumentale
eerste helft een plotse kentering halverwege. De blaasinstrumenten zijn
uitgeblazen en we horen Stevens mijmeren over een roeibootje dat hij losmaakt
van een boom. Snaren zorgen voor de spreekwoordelijke rimpelingen op de
oppervlakte van het water. Dat trucje van de midscheepse ommezwaai zal hij in
zijn latere werk een aantal keren met succes herhalen. ‘Happy Birthday’ klinkt
alsof het is opgenomen met een cassetterecorder, een hoogstpersoonlijk geschenk
dat meer gaat over hoe hij zich voelt bij de verjaardag van de betrokkene, dan
over het overmaken van felicitaties.
Tweede langspeler ‘Enjoy Your Rabbit’ is geen essentiële schakel in zijn oeuvre. Deze instrumentale en goeddeels elektronische almanak over de Chinese dierenriem klinkt voor mij te volgestouwd aan ideeën maar te arm aan melodie. Dan is ‘Michigan’, een terugkeer naar een de meer folky sounds van zijn debuut, me dierbaarder. Deze plaat zou de eerste worden in een reeks van 50 albums opgedragen aan een Amerikaanse staat, al zou hij dit ‘Fifty States Project’ na amper twee platen aborteren. ‘For the Widows in Paradise, For the Fatherless in Ypsilanti’ wordt kundig ondersteund door de banjo. Wanneer deze het zwijgen wordt opgelegd, begeleidt een aangehouden orgelakkoord ons naar ‘Say Yes! To M!ch!gan!’, een ode aan zijn thuisstaat. ‘Romulus’ is een ander hoogtepunt, waarin Stevens het heeft over de schaamte die hij voelt om zijn moeder, die haar gezin achterliet toen hij amper een jaar was. Het nummer combineert een aantal elementen die nog vaker in zijn songs zouden opduiken: schaamte, jeugdherinneringen en een persoonlijke geografie, waarin een plaats evenzeer een locatie is die kan vastgepind worden op de kaart, als een plek met specifieke gevoelswaarde, bijgedachten en bespiegelingen.
In ‘Seven Swans’ wordt een
ander onderwerp dat Stevens nauw aan het hart ligt, religie, dieper
geëxploreerd. Muzikaal is de plaat veel naakter dan zijn voorganger. Geen
blaasinstrumenten hier, vooral gitaar en banjo maken de dienst uit. De
titelsong refereert naar de Openbaring van Johannes en bouwt rustig op naar een
spookachtige coda waarin Stevens waarschuwt voor een God die je achterna zit
als je voor hem probeert te vluchten. Dan is ‘The Dress Looks Nice on You’
lieflijker. ‘Sister’ is voor de helft een aanzwellend gitaarmotief die
gaandeweg een orgeltje en woordeloze zang in steun krijgt, voor de helft een
poëtische knipoog naar een van zijn drie zussen.
Intussen zijn we bij ‘Illinois’
aanbeland. Sufjan Stevens is ‘on top of his game’ in dit lofdicht aan de
Prairie State. Niet alleen brengt hij hier eerder geëxploreerde muzikale genres
samen - van minimalistisch klassiek, folk van zowel het naakte als het barokke
type, tot rock - ook tekstueel is dit een bravourestuk waaraan heel wat
studiewerk over de geschiedenis en de geografie van Illinois voorafgegaan is. Terwijl
de prélude “Concerning the UFO Sighting near Highland, Illinois” nog
ingetogen is, schiet onze reis pas echt uit de startblokken met “Come On! Feel the Illinoise! Part I: The
World’s Columbian Exposition – Part II: Carl Sandburg Visits Me in a Dream)”. Je merkt dat de songtitels
net zo bovenmatig zijn als de muziek. In de overgang tussen Part I en Part II
zit een muzikale brug die even uitbundig als briljant is. Niets dat doet
vermoeden dat de sfeer helemaal zal omslaan in het daaropvolgende ‘John Wacy
Gacy, Jr’, over de gelijknamige seriemoordenaar. De koppeling van de
gruwelijke tekst en de tedere melodie doet de haren oprichten, een onwaarschijnlijke
en onvergetelijke juxtapositie van woord en klank. Daarna is het even naar adem
happen. Als door een gigantische magneet wordt de luisteraar naar ‘Chicago’ toegetrokken,
in lijn met de aantrekkingskracht die zo’n metropool uitoefent op jongelui die
willen breken met hun rurale herkomst, met inbegrip van Stevens zelf. Alle
begrip als je zo ver in het album al helemaal bent murw geslagen, maar het
eindstation van deze emotionele rollercoaster is nog niet in zicht. Wat te
denken van ‘Casimir Pulaski Day’? De song kan zo dienst doen als een script
voor een hartbrekende film, je ziet de beelden zo passeren terwijl je ogen
volschieten. Een meisje wordt getroffen door botkanker, vindt intimiteit bij de
verteller, maar noch die prille liefde, noch een hogere macht kan de dood van
het meisje tegenhouden. Een heel verhaal passeert in een lied die voor het rest
ontdaan is van al te veel opsmuk. Diep in de tweede helft van het album komt dan
dat lied dat ik als eerste leerde kennen, dat lied waarin Sufjan ons meeneemt
naar een oeverloos romantische zwemsessie met een verloren vriend en
jeugdliefde. Een lied waarin de staat waar hij zich bevindt één wordt met de
staat van zijn gemoed: “I can’t explain the state that I’m in/The state of
my heart, he was my best friend”. We
zijn in de laatste rechte lijn van de plaat belandt. In een minimalistische
slot (voor de volledigheid: ‘Out of Egypt, into the Great Laugh of Mankind,
and I Shake the Dirt from My Sandals as I Run’) haalt hij onze voeten van
de grond, recht de ruimte in.
Illinois werd de soundtrack van mijn zomer van 2006, een jaar na de plaat werd uitgebracht. Het begin ook van het hopen op een snel vervolg: een nieuwe staat in de reeks. Om het wachten aangenamer te maken werden we bediend met ‘The Avalanche’ (restjes van de Illinois sessies maar zeker geen afdankertjes), Sufjans eerste collectie kerstliedjes ‘Songs for Christmas’, en de orkestrale suite ‘the BQE’. Tegen dat de EP ‘All Delighted People’ uitkwam in 2010 was het Fifty States Project dood en begraven. Intussen heeft Stevens toegegeven dat hij nooit zinnens was dat project daadwerkelijk te voltooien. Die voornoemde EP is trouwens van uitstekende kwaliteit, hoewel een onderschat element in mans catalogus. ‘From The Mouth Of Gabriel’ springt eruit in al zijn exuberantie, compleet met koortje en rijke instrumentatie. Wat een droom moet het zijn om die song live te zien. Een concert van Stevens bijwonen is overigens een genoegen dat me nog niet te beurt is gevallen. Later dat jaar volgde de EP ‘The Age of Adz’, een plaat die ik toen talloze malen opnieuw heb opgelegd. Niet omdat ze me zo beviel, maar om doorheen alle overdaad aan electronica te zoeken naar die Sufjan Stevens waarvan ik hou. Een vermoeiende oefening die ik uiteindelijk opgaf. Enkel opener ‘Futile Devices’ beluister ik nog nu en dan.
Het was tot 2015 wachten op een
nieuw meesterwerk van Stevens. Terug in het folkidioom na een elektronische
periode, maar een hele eind verwijderd van de uitbundigheid van Illinois. ‘Carrie
and Lowell’ is een ingetogen elegie voor Stevens’ moeder, doorspekt met mythologische
metaforen en intieme herinneringen. ‘Death With Dignity’ komt meteen
hard binnen. Het is onduidelijk welke wonde hier het meest verzorging vereist: de verse wonde van het
overlijden zijn moeder, of de oude wonde van haar jarenlange afwezigheid in
Sufjans leven. De instrumentatie is met enkel gitaar en piano spaarzaam, een
lijn die wordt doorgetrokken in de rest van het album. Ook in ‘Should Have
Known Better’ loopt de bitterheid en spijt over de verstoorde relatie met
moeder in de weg van de rouw. Halverwege komt er dan weer zo’n signatuurkentering,
misschien wel de mooiste van allemaal omdat de muzikale ommezwaai een pad naar vertroosting
oplicht. Aan het verleden kan niets worden veranderd, troost moet je in het
heden vinden. In vele opzichten is ‘Carrie and Lowell’ het derde album
in de vijftigstatenreeks, met heel veel verwijzingen naar het Oregon waar zijn
moeder Carrie en stiefvader Lowell woonden. In ‘All of Me Wants All Of You’ beklimt
hij Spencer’s Butte, in de hoop dat het landschap hem een andere blik zou geven
op een allesverterende relatie met een geliefde. In ‘Eugene’ haalt hij
herinneringen op aan de zomers in Oregon bij mama en stiefpa, met wie hij een
betere band had en heeft. In ‘Fourth of July’ staat hij plots aan Carries
sterfbed, waar zich een dialoog ontvouwt tussen moeder en zoon. “Did you get enough love, my
little dove? Why do you cry?” Dat je dit moet horen van je
vervreemde moeder op de dag dat ze vertrekt, deze keer voor altijd… Om het voor
ons allen draaglijker te maken volgt snel vertroosting met ‘The Only Thing’.
In alle ernst, kan iemand onberoerd blijven onder de emotionele slagkracht van
dit album? Ik ben geen letterkundige, maar zijn lyrics kunnen gerust op
zichzelf staan als gedicht. Misschien moet er eens een literatuurwetenschapper
een cursus ‘Engelse literatuur door de lens van Sufjan Stevens’ doceren? Met
Taylor Swift is er alleszins een mooi precedent.
Op het in 2020 uitgebrachte ‘The
Ascension’ gaat Sufjan Stevens terug de elektronische tour op, maar het is
minder diep graven naar melodieuze parels dan op ‘Age of Adz’, met in het
bijzonder single ‘Video Games’ en het titelnummer als aanraders. Stevens
is momenteel herstellende van het Guillain-Barré syndroom, een
auto-immuunziekte die hem tijdelijk heeft verlamd, maar waarvan hij volledig
kan herstellen. De link met het verhaal van Jezus die de verlamde geneest zal
hem niet ontgaan zijn. We naderen ook de release van Javelin, gepland
voor 8 oktober. De vooruitgeschoven singles doen alvast het beste vermoeden. ‘Will
Anybody Ever Love Me?’, vraagt hij zich af op de tweede single. Ik denk niet
dat hij daaraan moet twijfelen.
Playlist: https://open.spotify.com/playlist/77hgHXXilytkMxJpAJBiAZ?si=abf2fc19d4164ab6