“In Klaas zijn dikke boeken/Stond het al geschreven/Wat je
zou worden/Later in je leven/Een oude zanger/Die zingt over het verleden/Want
vroeger was je beter” (Luc De Vos)
Wat sta jij daar te doen als antiheld tussen mijn muzikale
helden? Is het omdat we in hetzelfde dorp, Gent, wonen? Komt het omdat je lang
voor mijn tijd op de banken van dezelfde school, het Sint-Lievenscollege, hebt
gezeten? Komt het omdat ik lang gedacht heb dat ik, net als jij, een muurbloem
was die pas in een verre toekomst tot bloei zou komen? Omdat je in het jaar
2000 op de kieslijst stond van Agalev en campagne voerde met de slogan “Leve de
sterren”? Mijn geschiedenis met jou begint in mijn vroege tienerjaren. Tijdens
de nacht waarin het jaar 2000 moest wijken voor het jaar 2001 dansten we met
het hele gezin op te tonen van je debuutplaat Gorky. Voor zover je daar op kan
dansen natuurlijk, het betrof eerder springen. In de keuken, met de volumeknop
stevig naar rechts gedraaid. In de jaren daarna heb je me als een gids door
mijn apenjaren geleid.
Jouw
beste werk kwam eerst. Het album Gorky, in 1992 uitgebracht, is een
Nederlandstalige klassieker. Een plaat zonder noemenswaardig dieptepunt. Jammer
dat ‘Mia’ met alle aandacht gaat lopen. Ik neem aan dat je dat liedje stilaan
beu bent gezongen. Zonde, want in wezen blijft het een steengoede song, helaas
wat slachtoffer geworden van haar eigen succes. Tijdens een tweedaagse
bergtocht in het Zwitserse Graubünden op een zomerkamp met de veertienjarigen werd
‘Mia’ duchtig door iedereen meegezongen. ‘Lieve Kleine Piranha’ en ‘Anja’
slaagden er ook in de stembanden in beweging te brengen. Als ik echter ‘Wacht
niet te lang’ of ‘Boze wolven’ inzette, moest ik het alleen zien te rooien.
Omdat ik geen groot zangtalent ben werd me dat niet in dank afgenomen. Ik liet
me daar niet door uit het lood slaan. Als anderen het recht hadden de hele
troep te irriteren door op grassprietjes te fluiten, had ik het recht om jouw
liedjes te kwelen. De eerste en enige keer dat ik met mijn stem lof heb geoogst
was trouwens toen ik ‘Arme jongen’ vertolkte op het strand van de Blaarmeersen,
begeleid door een goede maat op gitaar. Laten we eerlijk zijn: jij bent ook
geen al te beste zanger. Gelukkig valt dat op ‘Gorky’ niet echt op. Met passie
en inleving haal je het maximale wat uit je stem te halen is. Heerlijke teksten
trouwens. “De heldentocht in de file” waarvan sprake in ‘Soms vraagt een mens
zich af’ probeer ik angstvallig te ontlopen. Geef mij maar werk waar ik al
stappend, trappend of sporend naartoe kan pendelen. Voor de rest een zeer
stichtend refrein: “We bouwen aan de toekomst/We leven voor elkaar/We bouwen
aan de toekomst/We houden van elkaar/Hier heerst vrede/Er is hoop voor
iedereen”. Je zou het kunnen afspelen tijdens de zondagmis, maar dat is buiten
die twee strofes gerekend waarin je bezingt hoe je op de achterbank van een
auto de liefde bedrijft met wat we vandaag een ‘milf’ zouden noemen.
In
‘Eisen van de romantiek’ heb je het over het onvermogen om klaar te komen,
terwijl je het in ‘Geef al je geld aan de arme kinderen’ hebt over handen die
naar ontucht verlangen. Ik had op mijn twaalfde al goed door over wat je het
had. Het waren verwarrende tijden. Ik was min of meer verliefd op de zangeres
van The Corrs. Wat later had ik een oogje op een meisje van de parallelklas, in
de overtuiging dat ze wat trekken had van Andrea Corr. Dat was buiten haar
haren gerekend, die niet ravenzwart maar stroblond waren. Mijn muzieksmaak
bevond zich toen in een ingrijpende transitie. De jaren daarvoor waren Bach en
Mozart mijn absolute idolen geweest, maar in het zesde leerjaar begon ik daarnaast
langzaam maar zeker meer moderne genres te appreciëren. Die transitie is niet
vlekkeloos verlopen: op een bepaald moment luisterde ik hoofdzakelijk naar
gedrochten als Limp Bizkit, The Offspring en Linkin Park. Van Limp Bizkit heb ik
trouwens een CD (één van de grootste stinkers van mijn collectie) met het
keurmerk ‘Parental Advisory Explicit Content’. In die jaren vond ik het merkwaardig
dat jouw CD’s niet van dit logo voorzien waren. Het zal door dat Nederlands
geweest zijn. Eenmaal het woord “klaarkomen” was voor mij meer choquerend dan
de 48 “fucks” in het liedje ‘Hot Dog’ van Limp Bizkit.
Op het live-album ‘Boterhammen’ valt het op dat zowel ‘Boze wolven’
als ‘De redder’ in essentie folknummers zijn. Mooi vertolkt. Ik moet toegeven
dat ik de “lieveling” uit de ‘De Redder’ (en de “lieveling” uit ‘Het Einde is nabij’)
steeds als ‘Lieve Lien’ begreep, wellicht omdat er in het eerste middelbaar een
Lien in mijn klas zat. Lief was ze zeker. Iedereen leek verliefd op haar,
behalve ik. Misschien had ik het meer voor de “Brave hoer Martine” uit ‘Ooit was
ik een soldaat’. Een jaar erop, in 1993, hielden je bandleden het voor het
bekeken en verving je Gorky door Gorki. Met de nieuwe bezetting trok je naar
Senegal om er ‘Hij Leeft’ op te nemen. Wat mij betreft is die plaat de meest
eerlijke en ontroerende die je uit je polderromantische geest hebt weten te
puren. Hoewel op geslaagde wijze West-Afrikaanse invloeden in de muziek zijn
geslopen, lijkt de plaat uitermate geschikt voor een druilerige regendag in
Belgenland. De melancholie van opener ‘In Onze Landen’ is
in ons taalgebied onovertroffen. “Ik zie je huilen/En je schuilt/In je toren/En
je huilt”, gezongen met een kwetsbare falsetstem. De lange instrumentale outro doet
denken aan Ali Farka Touré, maar dan met Wippelgemse weemoed. ‘Berejager’
(zonder tussenletter, de spellingswijziging van 1995 had zich nog niet
voltrokken) begint met gelijkaardig snarenspel, maar vervelt al snel tot een rechttoe
rechtaan rocksong. In ‘Hij is alleen’ heb
je het over de jongen die je vroeger was, een jongen waarmee ik me tijdens mijn
puberteit in grote mate kon identificeren. Je zingt “Hij droomde dat je van hem
hield”. Bij mij ging het net zo, hobbelend van de ene platonische verliefdheid naar
de andere. Alleen was het voor jou reeds jaren achter de rug en zat ik er nog
tot over mijn oren in, de redding bijlange nog niet nabij. ‘Samen in dat
donkere huis’, een ingetogen nummer dat enkel wordt gedragen door jouw stem en
een piano, bevat de heerlijke oneliner “Net als voetbal, is God overal”. In het
prachtige ‘Vader Wij Wachten’ refereer je naar Matteüs 8: 2-22: “Je hoeft
alleen te spreken, en ik zal genezen”. Door mijn veelvuldige deelnames aan
eucharistievieringen voorafgaand aan mijn vormsel staan dit soort zinnetjes in
mijn geheugen gebrand als een keurmerk op beenhesp. Ironisch genoeg hoefde ik
na mijn plechtige communie niet meer verplicht naar de kerk te gaan op zondag.
Ook de vele cadeaus die ik in ontvangst mocht nemen tijdens het bijhorende
feest waren mooi meegenomen. Het enige wat de heilige geest mij in die periode
heeft nagelaten zijn frasen als “Zeggen wij dank aan de Heer onze God, hij is
onze dankbaarheid waardig”.
Het
album ‘Monstertje’ uit 1996 is een stapje terug ten opzichte van je eerste
langspelers, maar je had de lat dan ook hoog gelegd met die twee Vlaamse
instantklassiekers. Er staan maar liefst 17 tracks op, maar slechts weinige die
boven de middelmaat uitsteken. In heb het wel voor opener ‘Billy lag te slapen’.
In de vroege jaren 2000 kenden de cd-r en illigale downloadsites zoals Napster
een steile opgang, wat me toeliet om zelfgemaakte compilatie-cd’s samen te
stellen. ‘Billy lag te slapen’ had de eer Volume 3 van mijn compilatiereeks te
openen, ergens in het voorjaar van 2002. Wat te denken van het titelnummer en
‘Ik Zie Het Licht’? Trage nummers die op geslaagde wijze zijn georkestreerd,
maar zo lijzig ingezongen. Ook bij opvolger ‘Ik Ben Aanwezig’ uit 1998 heb ik
dubbele gevoelens. Een zeer ambitieuze plaat, maar ook de eerste waarin de
typische synthesizersound opduikt die veel van je latere werk ontsiert, als een
schimmellaagje op een bedorven boterham. ‘Vaarwel Lieveling’ en ‘Punk Is Dood’
zijn breed uitwaaierende songs die met wat minder opsmuk beter tot hun recht
hadden gekomen. ‘Eindelijk Vakantie’, in 2000 op de markt gegooid, is
bescheidener van opzet. ‘XTC’ is een sterke single, en ook een aantal albumnummers
behoren tot mijn persoonlijke favorieten, zoals ‘Duitsland Wint Altijd’, dat
nochtans de kenmerkende ‘schimmelsynths’ bevat. Ook het de bedaarde gitaarsong
‘Mijn Bed Is Zwaar En Groot’ kan me wel bekoren. ‘In Mijn Betere Wereld’ is
heerlijk gearrangeerd. Ik liet die song ooit horen tijdens een spreekbeurt over
de romantiek, naast een gedicht van Heinrich Heine op muziek van Hugo Wolf, om te
illustreren dat er ook vandaag artiesten zijn die zich bedienen van romantische
stijlkenmerken. ‘Vooruitgang’ uit 2002 is de eerste plaat Gorki die ik heb
ontdekt in het jaar van de release zelf. Ik moet opbiechten dat ik de verzen
“Laat mij nog iets weten/Je mag mij niet vergeten/Ik leef onder de sterren/Die
jij ziet aan de hemel” uit ‘Tijdbom’ eens heb gerecycleerd in een liefdesbrief
zonder naar het bronmateriaal te refereren. Ook de titelsong en ‘De Olifant Is
Grijs’ hoort bij het betere werk in je liedcatalogus. Weinigen weten dat je
onder de vlag van ‘Automatic Buffalo’ een Engelstalige plaat hebt uitgebracht.
‘Party People’ is één van de eerste CD’s die ik op eigen houtje aanschafte.
‘Let’s Have A Revolution’, de titel van het openingsnummer, is een devies dat
ik in de praktijk probeerde te brengen tijdens het tweede middelbaar op het college.
Het plan was onder andere om de leerlingenraad meer bevoegdheid te geven en de
gevestigde orde op haar grondvesten te doen daveren. Verder dan een op
hoongelach onthaalde toespraak op de speelplaats zijn we helaas niet geraakt.
In
2004 bracht je ‘Plan B’ uit. Omwille van het feit dat de release synchroon
verliep met de periode van mijn jeugd waarin mijn puberale gevoelens zich van
het ene naar het andere uiterste slingerden, is het album van grote betekenis
voor me geweest. Ik was toen vijftien jaar en maakte deel uit van een
vriendenbende die de gewoonte had om op vrijdag in het gras van de
Sint-Baafsweide of het Klein-Begijnhof te voetballen en ‘verkrachtertje’ te
spelen, een spel dat op jongerenreizen van de christelijke mutualiteit zedig
‘Ridders en Prinsessen’ werd genoemd. Op een vroege lentedag in dat jaar kwam
ik je, op weg naar het begijnhof, tegen in de Lange Violettestraat. Ik
begroette je met “Dag Luc”, hetgeen je kordaat beantwoordde met “Hoi”. De
single ‘Een schaduw in de schemering’ en ‘Engeland’ zijn zeker
vermeldenswaardig. In ‘Donkere stille gangen’ roep je, geruggensteund door een
treurige hoorn, de sfeer op van de jaren toen je school liep op het
Sint-Lievenscollege. De “geur van bleke jongens” was daar in mijn tijd nog
steeds niet verdreven. Bij het beluisteren van het titelnummer krijg ik nog
steeds een beetje kippenvel. Het “mooi meisje” waarvan sprake heette toen
Xandrien, en “Weet je nog die fuif/Hoe gezellig het toen was” ging voor mij
over een chirofuif in Sint-Kruiswinkel. Dansen in een lokaal waar Sneeuwwitjes
zeven dwergen je nauwlettend in de gaten houden en in de ruimte ernaast proberen
een diepzinnig gesprek aan te knopen met individuen van het andere geslacht. Een
simpele slow was toen buitengewoon sensationeel. De gewaarwording van
meisjesborsten tegen mijn lijf en mijn armen om meisjesheupen bracht keer op
keer een ongekende hormonenstorm op gang. “Zolang het duurde was het fijn”. Het
lijdend voorwerp van mijn begeerte ging niet in op mijn avances, het zou nog
twee jaar duren voor ik het eerst een meisjesmond mocht proeven. Tegen dan had
je ‘Homo Erectus’ uit, maar leek ik jouw muziek wat ontgroeid. Alleen het
lichtelijk homo-erotische ‘Zomer van de liefde’ kon ik wel smaken. Van ‘Voor
rijpere jeugd’ uit 2008 onthoud ik enkel de single ‘Veronica komt naar je toe’,
waarin je vocaal uithaalt als op je debuutplaat. Van ‘Research &
Development’, je recentste worp, is hoegenaamd niets blijven plakken. Het is
wachten op nog eens een echte goede plaat, komt die er ooit nog aan?
Je bleek een uitstekende gids in de jaren van smartelijke
liefdesbrieven, gekwelde dagboekfragmenten en kortstondige bevliegingen, maar
in een tijd waarin de realiteit van alledag de meeste opflakkerende dromen ogenblikkelijk
in de kiem smoort heb je voor mij aan relevantie verloren. Ik stel me voor dat
ik je in de toekomst, op een zondagse wandeling met vrouw en kinderen,
tegenkom, ergens waar Leie en Schelde elkaar treffen. Ik zal mijn kinderen
vertellen over die oude zanger.