Partijen hebben het moeilijk om hun kieslijsten opgevuld te krijgen
voor de komende gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober, zoals blijkt uit een
artikel uit de Knack van 5 september. Dat hoeft niet te verbazen: een persoonlijk
engagement in een systeem van vastgeroeste partijpolitiek is een weinig
aantrekkelijk vooruitzicht.
De mens is een ‘zoön politikon’,
een politiek dier, zo wist Aristoteles al in de 4de eeuw voor
Christus. Een mens interesseert zich van nature in het algemeen belang, in het
bijzonder het belang van de ‘polis’, de stadsstaat. Onze steden en gemeenten
komen qua schaal het meest overeen met zo’n polis, hoewel de soevereiniteit in
onze tijd op een hoger schaalniveau te situeren is. In elk geval zou je
verwachten dat burgers het meest betrokken zijn bij de gemeentepolitiek, het
meest nabije bestuursniveau. Toch wordt het steeds moeilijker om kandidaten te
vinden om op te partijlijsten te prijken, en ook het aantal kiezers dat een
blanco- of ongeldige stem uitbrengt of die niet komt opdagen voor de
gemeenteraadsverkiezingen gaat in stijgende lijn.
Ook ik ben als politiek dier
geboren. Tijdens de ‘moeder alle verkiezingen’ in 1999, toen de Europese,
federale en Vlaamse verkiezingen voor het eerst samenvielen, croste ik als
tienjarige over de speelplaats op zoek naar kameraadjes die zich kiesbaar
wilden stellen voor een zelf opgerichte partij. De schooldirecteur hield onze
verkiezingsplannen af, omdat een verkiezing met slechts één partij nu eenmaal
niet echt een toonbeeld van democratie is. Ook nu nog volg ik de politiek op de
voet en maakt mijn hart een sprongetje bij het vooruitzicht van verkiezingen.
Desondanks heb ik vandaag geen partijpolitieke aspiraties.
Wie in een middelgrote gemeente
of stad op een verkiesbaar plaatsje wil prijken moet, tenzij hij of zij als een
wit konijn uit de hoed kan worden getoverd, een hele weg afleggen binnen het
partijapparaat. Naast enige affiniteit voor netwerken en een talent om jezelf
in de spotlichten te stellen, wordt vooral loyaliteit beloond. Precies daar
wringt het schoentje: wie zich engageert binnen een bepaalde politieke partij,
geeft voor een stuk de soevereiniteit over zijn eigen visie uit handen ten
faveure van de partijlijn. Als er al een mandataris die partijlijn in vraag
stelt, moet dat binnenskamers gebeuren. Voorbeelden zijn legio: in de partij
Groen stond een aantal maanden geleden het standpunt over GGO’s ter discussie.
Nadat verschillende partijleden zich gematigd
kritisch uitlieten over de officiële partijlijn, werden de rangen gesloten
met een gezamenlijk
opiniestuk van Europees Parlementslid Bart Staes en zijn gedoodverfde
opvolgster Petra De Sutter. Iets gelijkaardig deed zich voor bij de grootste
Vlaamse partij, de N-VA. Toen Jan Peumans zich
in een interview vragen stelde bij de communicatie van Staatssecretaris Theo
Francken, werd hij intern op het matje geroepen. Het mag duidelijk zijn: in een
strikt partijpolitiek stelsel heerst, althans voor de buitenwereld, een
monocultuur van visie, ideeën en communicatie.
Het is precies dat aspect van
partijpolitiek die een politieke carrière intellectueel zo onaantrekkelijk
maakt. Zit je als gemeenteraadslid of parlementair in de meerderheid, dan wordt
van jou verwacht om altijd met de meerderheid mee te stemmen. Hetzelfde geldt
voor de oppositie. Wie als politicus een zitje inneemt, dient in blok te
denken, niet als individu. Dat groepsconformisme is trouwens niet enkel bij
mandatarissen merkbaar, maar straalt ook af bij de achterban. De indrukwekkende
schare N-VA fans op Twitter en Facebook beukt collectief genadeloos in op
politieke tegenstanders, terwijl SP.A- en tegenwoordig ook CD&V-supporters
op sociale media in de hoek zitten waar de klappen vallen. Gaat het schip door
zwaar water, dan moeten niet enkel de officiers, maar ook de matrozen het
ontgelden. In elk geval is het raadzaam om met een olifantenvel de politieke arena
te betreden.
Ook de manier waarop we naar
politiek in het algemeen kijken is erg eendimensionaal. Het politiek spectrum wordt voorgesteld
als een rechte lijn met tegenovergestelde polen: links en rechts. Iedereen
wordt verondersteld zich ergens op die lijn te bevinden. Het concept van links
versus rechts vond haar oorsprong in de Franse Revolutie, maar is geen adequate
voorstelling van het hedendaagse politieke landschap. De politiek is een multidimensionale
ruimte met meerdere assen: er is de economische as, een ethische as, een
ecologische as, en ga zo maar verder. Iedereen neemt een uniek plaatsje in dat
diverse politieke landschap in, maar omdat links en rechts nog dominante
concepten zijn in zowel de politieke verslaggeving, als in de politieke middens
zelf, worden we toch met zijn allen op het links-rechts lijntje gedwongen, wat
polarisatie in de hand werkt. Denk maar aan Francken, die kritiek op zijn
beleid gemakshalve van de hand doet als ‘links-activistisch’.
Een ruime meerderheid van de burgers is gewonnen voor ons samenlevingsmodel,
met waarden als gelijkheid tussen man en vrouw, vrijheid van meningsuiting,
vrije pers, democratie en mensenrechten. Het feit dat burgers en organisaties
voortdurend in een links of rechts keurslijf worden gedwongen, maakt ons
kwetsbaarder voor aanvallen op onze samenleving, gelijk uit welke
extremistische of fundamentalistische hoek die aanvallen komen.
We mogen van geluk spreken dat we
een evenredige vertegenwoordiging hebben, en geen meerderheidsstelsel, zoals in
de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. In zo’n meerderheidsstelsel
gaat de meest populaire kandidaat met het ene zitje in een kiesdistrict gaan
lopen, terwijl in een evenredig systeem wordt gewerkt met grotere
kiesdistricten waarin meerdere kandidaten van verschillende partijen verkozen
kunnen geraken. In een meerderheidsstelsel is de polarisatie tussen ‘wij en
zij’ of ‘links en rechts’ nog veel groter. Toch is ons kiessysteem niet perfect
representatief: partijen die minder dan 5% van de uitgebrachte stemmen achter
zich krijgen in parlementsverkiezingen, kunnen per definitie geen verkozenen
afvaardigen. Op gemeenteniveau worden kleine partijen benadeeld door de
Methode-Imperiali voor de
zetelverdeling. Als we de starre particratie willen doorbreken, dan moeten
zowel de kiesdrempel als de Methode-Imperiali op de schop. Zo ontstaat een
politiek ecosysteem waarin gevestigde partijen worden uitgedaagd door nieuwe
partijen, die met de tijd weer kunnen verdwijnen. Dat zou een dynamiek op gang
kunnen brengen die de partijmonocultuur doorbreekt: om tot een werkbaar bestuur
te komen zal het nu en dan nodig zijn om als partij van alliantie te wisselen,
of om als individueel mandataris om tegen de partij in te gaan.