zaterdag 9 oktober 2010

Caminho (2)


Dag 2

Wanneer we het slapen voor het waken inruilen zijn de Oostenrijkse meisjes al hun boeltje aan het pakken. Vroege vogels, het is amper acht uur! Een halfuur later zijn ook wij vertrekkensklaar. Nog niet ontbeten, wel wat rantsoen gekocht in het plaatselijke winkeltje. Na een halfuur houden we halt langs het pad, nabij de Alto da Mulher Morta, de top van de dode vrouw. We kunnen maar beter snel wat eten naar binnen spelen, voor we zelf het loodje leggen. Melkbroodjes, chocolade en sinaasappelsap, voldoende om de suikerspiegel naar behoren op te krikken. Intussen lopen de Nederlander en de Duitser ons voorbij. “Nu al aan stoppen toe?” roept de Hollander ons smalend toe. Die halen we nog wel in. Het ontbijt brengt de spijsvertering in een hogere versnelling, met als resultaat dat een grote boodschap zich opdringt. De gebruikelijke ochtenddefecatie, ware het niet dat er in de wijde omtrek geen toilet te bespeuren valt. Een pelgrimsbar over anderhalve kilometer zal soelaas brengen. Anderhalve kilometer troosteloze asfalt. In de herberg van Pedra Ferada mag je als pelgrim straffeloos zwartkakken. Men trakteert je daarenboven op een extra stempel in de Credencial, en onze drinkflessen worden bijgevuld. Je kan de locals bezwaarlijk verwijten munt te slaan uit de pelgrimsroute die aan hun deur passeert.

De route gaat via verharde wegen naar het stadje Barcelos. Geen pretje. De asfalt blinkt evenzeer door de hitte als ons voorhoofd. Net als gisteren passeren we vandaag langs weinig fraaie industriegebieden en banale woonwijken. Zoals het doel de middelen heiligt, heiligt de eindbestemming de route, spreken we onszelf bemoedigend toe. Gisteren was het ook al van dat. Het landschap is minder idyllisch dan we verhoopten. Lage heuvels bezaaid met witte villaatjes. Al bij al weinig natuur, op enkele dun bezaaide Eucalyptusbosjes na. Een exoot nota bene, die Eucalyptus. Niet dat het bij ons in Vlaanderen zo veel beter is. Hetgeen we percipiëren als groene ruimte is in werkelijkheid een gefragmenteerd lappendeken van akkers, weiland, lintbebouwing, industrieterreinen en heel uitzonderlijk een flardje natuur. Toch hou ik daar meer van dan van dit landschap. Ik vermoed dat ik begiftigd (of vergiftigd) ben met een sterk heimatgefühl. Gelukkig beschik ik ook over een serieuze portie wanderlust. In voel me eigenlijk steeds een beetje reiziger, zowel thuis als op verplaatsing.

Iets voor Barcelos zien we de Nederlander, op honderd meter afstand gevolgd door zijn Duitse metgezel. Hij gaat te traag, zo maakt de Oranjefan ons duidelijk. De pintjes van gisterenavond zullen in zijn benen gevloeid zijn. Verder dan Barcelos zullen die vandaag niet raken. Wij zetten nog even door, iets meer dan negen kilometer om precies te zijn. Dat maakt een totaal van vijfentwintig kilometer. Zeker die laatste kilometers bijten in de kuiten. We klimmen naar een heuvelpas, alwaar onze albergue gevestigd is. Een gloednieuw gebouw, met drie grote kamers voorzien van verschillende dubbelbedden. De man achter de balie vraagt hoeveel pelgrims er vanochtend in Rates zijn vertrokken. Het waren er een achttal. Geen van hen, op ons na, blijkt de herberg van Alto da Portela te hebben gehaald. Als de anderen op schema willen blijven zullen ze morgen drieëndertig kilometer moeten stappen, een helse opgave.

Helemaal alleen in een herberg voorzien op meer dan dertig man. Midden in de nacht breekt een onweer uit. Een wonder dat ik daar van wakker wordt, gezien ik de gewoonte heb op mijn goed oor te slapen. Links ben ik zo goed als doof. Iebe, voorzien van oordoppen, blijft onbewogen doorslapen, mijn schone slaapster. Het gedonder lokt me uit mijn bed en noopt me het raam dicht te trekken. Terwijl ik terug naar mijn bed stap werpt een onweersschicht toneellicht op Iebes gezicht. Zelfs in het licht van de bliksem zie ik haar graag.

Dag 3

Het onweer van vannacht heeft de warmte niet volledig tot bedaren gebracht, maar ze valt al beter te verdragen. Na een uur stappen pauzeren we op een pittoresk romaans bruggetje. Een groengeel gevlekte hagedis vergezelt ons. Wat later nuttigen we de eerste maaltijd van de dag op het terras van een roadside cafeetje. Naarmate we verder naar Ponte de Lima trekken verandert het landschap. Het wordt mooier. Liefelijke vinho verde wijngaarden, stukjes bos die wat lommer bieden, heuvels die met granietrotsen gekruid zijn… Bovenal heel wat minder bebouwing dan de voorbije twee dagen.

Het stappen gaat schijnbaar een stuk vlotter, we zijn al een beetje gewoon aan de te dragen lasten en aan het kilometervreten. De laatste uren zijn naar goede gewoonte het lastigst. We worden voortdurend bijgehaald en voorbijgestoken door een gepensioneerd Engels koppel. De aandachtige lezer zal opmerken dat ze ons maar eenmaal kunnen voorbijsteken, tenzij we toertjes op een lusparcours stappen. Dat laatste is niet het geval. We halen de oudjes voortdurend terug in terwijl ze langs de kant van de weg aan het bekomen zijn, meestal en niet toevallig ter hoogte van een bar. Rest de vraag waarom we ons zo gemakkelijk laten kloppen door een stelletje senioren. Een van de verklaringen is dat ze erg lichtgepakt zijn: enkel meneer draagt een rugzak, die naar ons oordeel niet veel zwaarder dan vijf kilo weegt. Dat is wat anders dan de ruim twaalf kilo’s die wij op onze ruggen meezeulen!

We naderen Ponte de Lima langs de oevers van de Lima. De weg die de rivier volgt is mooi omboord met platanen. Talrijke koppeltjes toeven er op een bankje. Een echte vrijersdreef, zo je wil. De Lima werd in de oudheid geassocieerd met de mythologische rivier de Lethe, één van de vijf rivieren in de onderwereld. De schimmen die van haar water dronken vergaten hun voorbije levens. Het belangrijkste spoor dat de Romeinen in deze streek hebben achtergelaten is het tracé van de Via XIX, een heerweg die de provincies Lusitania en Gallaecia met elkaar verbond. De pelgrimstocht volgt dit traject grotendeels. Eenmaal in het centrum van het stadje gekomen blijkt de albergue aan de andere oever te liggen. Op zich geen onoverkomelijk probleem, ware het niet dat de brug driehonderd meter lang is. Na een hele dag terten doet zelfs dat pijn. De brug waarnaar het stadje genoemd is dateert uit 1368. In de talrijke lantaarnpalen die de brug ’s avonds verlichten zitten luidsprekers verborgen. Zo worden we verblijd met populaire Portugese muziek van op een lokaal radiostation. Beetje bevreemdend op zo’n middeleeuwse brug. Het is leuk kuieren in de straatjes van Ponte de Lima, zelfs met 25 kilometer in de benen. We besluiten een pizza te eten met zicht op de Lima. We opteren voor een pizza om dat de gerechten die we de voorbije dagen kregen voorgeschoteld ons niet konden overtuigen. Steeds een stuk vlees of vis, frietjes en wat sla en tomaten, je zou voor tien euro toch iets meer verwachten. Als je toehapt op het brood dat voor de maaltijden wordt geserveerd, betaal je al gauw een tweetal euro extra. Ook de pizza kan mijn culinaire verwachtingen niet invullen. Ik spiegel mezelf voor dat het in Spanje een stuk beter zal zijn.

Het dormitorium bevindt zich onder het dakgebinte van een mooi gerestaureerde oude woning. Tot het internationale gezelschap die er vannacht logeren behoren het Britse koppel, de Oostenrijkse meiden, een blonde Franstalige van middelbare leeftijd en enkele Spanjaarden. Wasdoppen in de oren moeten voorkomen dat we hinder ondervinden van gesnurk van medepelgrims. Tegen half elf ruilen we het waken voor het slapen. Wellicht sluit ik mijn dromen af met een slokje water uit de Lima, want ’s anderendaags kan ik mij er niets van herinneren.

Geen opmerkingen: