vrijdag 29 oktober 2021

Leven na de dood

Een jaar geleden verhuisde ik naar Oostakker, niet zo ver van de plek waar Maria mirakels verricht voor wie dat wenst te geloven. Op een vroege zomerdag in juni sprong ik op de fiets om het andere Oostakker te verkennen, het dorp waar ‘biermarsjan’ Geers een indrukwekkende gamma gerstenat aanbiedt. Dat is op zich al de moeite waard om de R4 over te steken, maar met de begraafplaats ontdekte ik een ander interessant plekje. 

Nu moet ik u wel vertellen dat funerair toerisme er bij mij met de paplepel is ingegeven. “Het is hier gezellig”, zou ik als driejarige hebben gezegd in de buurt van het graf van mijn opa. Op citytrip in Parijs gingen we met het gezin op zoek naar de grafmonumenten van beroemde componisten en schilders, en dat niet alleen in Père-Lachaise, maar ook in de kerkhoven van Montparnasse en Montmartre. Dat ik die dag mijn tweewieler aan de ingang van het kerkhof van Oostakker parkeerde was dus niet zonder precedent, ook al ken ik niemand die daar zijn laatste rustplaats heeft gevonden. Tot mijn grote verbazing was er opvallend veel leven op het kerkhof. Tussen de graven zag ik geen gemillimeterd en monotoon gazon, maar hoger gras dat het gezelschap heeft gekregen van onder andere witte klaver, paardenbloem, zachte ooievaarsbek en madeliefjes. Langs de gangpaden trof ik een uitbundig palet van eenjarige bloemen aan, waaronder klaprozen, margrieten en korenbloemen. Wat voor mensen een plek van treurnis is, is voor talrijke bestuivers een spectaculair buffet. Zelfs in de donkere dagen valt er heel wat te beleven. De natuur is niet dood in de winter, ze verstopt zich gewoon een beetje. De bloemen van de zomer zijn dan zaden die als wintervoer voor de vogels dienen. 

Niet lang na mijn bezoek zag ik op de buurtpagina van Oostakker op Facebook een post van een Oostakkerse die net als ik enthousiast was over onze levendige begraafplaats. Tot mijn verbazing bleek uit de reacties dat heel wat buurtbewoners een andere mening zijn toegedaan. ‘Geen respect voor de overledenen’, las ik. ‘Plaatsvervangende schaamte tegenover de dierbaren’, poneerde iemand anders. Wie ben ik om mensen te veroordelen die het graf van een dierbare het liefst omringd zien door afgemeten gras? Het enige dat ik kan zeggen is dat het vele gefladder en gezoem me troost biedt. Er is leven na de dood van mijn geliefden. Er is ook leven na mijn dood. Uiteindelijk zijn we ook maar een zak vol water, koolstof, nutriënten en mineralen. Tot voor kort konden we enkel kiezen tussen een vertraagd ontbinden tot deze componenten in een gelakte kist, of een versnelde oxidatie bij hogere temperaturen. De Stad Gent heeft ons nu, met de nieuwe natuurbegraafplaats aan de andere kant van de stad in Drongen, een nieuwe optie gegeven. Daarmee is sterven in plaats van het aardse verlaten, tot het aardse toetreden geworden. Het overwegen waard voor de ecobewuste Gentenaar. Ik hoop hier natuurlijk nog lang rond te lopen om mij te verwonderen over het leven in al haar facetten, op het kerkhof van Oostakker, maar vooral ook daarbuiten.