maandag 24 oktober 2016

Drive-in

Tussen mijn Gentbrugse huis en mijn Ekkergemse werkplek ligt een fietstraject van vijf kilometer, dwars door het stadscentrum. Geen verkeerslichten onderweg, maar wel een aantal kruispunten waar ik moet opletten niet van de straat te worden gemaaid door zwaardere jongens op de weg. Het Sint-Annaplein is zo’n plaats. Gelukkig hebben fietsende forenzen het voor het zeggen in andere straten, zoals aan de Visserij, waar de rode loper voor hen is uitgerold. Daar blijven de wagens netjes achter de rijwielen.



Onderweg naar het werk kom ik voorbij een aantal scholen. De basisschool van Nieuwen Bosch, in de Tweebruggenstraat, is er één van. De school waar niet alleen de Gentse Nobelprijswinnaar Literatuur Maurice Maeterlinck, maar ook ondergetekende, hun eerste jaren onderwijs genoten. Een respectabele instelling die teruggaat op een nonnenklooster, waar de barokke kapel met haar sierlijk torentje nog van getuigt. Toen ik er in mijn grijs uniformpje rondliep stonden de laatste stokoude nonnetjes op het punt met Onze-Lieve-Heer te worden verenigd. Het was rond die tijd, midden jaren negentig, dat het schoolbestuur de onbezonnen beslissing nam een ‘drive-in’ aan te leggen. Sindsdien rijden auto’s af en aan op het schoolterrein, waarbij de mooie abdijtuin steevast wordt ontwijd. Het zorgt voor wat extra fijn stof in kinderlongetjes. Verrassend veel ouders komen er hun kroost met een luxewagen afzetten. Sommigen zelfs met een 4x4, alsof het Gentse stratennet er zo slecht aan toe is dat er rallyraces op georganiseerd kunnen worden. Elke auto die van de drive-in gebruik maakt kruist het tweevaksfietspad van de Tweebruggenstraat tweemaal. Aangezien dit één van de drukste fietsassen van de stad is laat het gevolg zich raden: pure verkeerschaos. De website van de school vermeldt het volgende: “Voor de veiligheid en om alle parkeerproblemen te vermijden beschikt de school over een uniek drive-in systeem voor het afzetten en ophalen van de kinderen”. Uniek in zijn stupiditeit.



Dat er anno 2016 wijzer over mobiliteit wordt gedacht bewijst de Montesorrischool Klimop in de Theresianenstraat, waar ik langskom net voor ik de steilste fietsersbrug van Gent, over de Coupure, moet bedwingen. De Theresianenstraat is een zogenaamde Schoolstraat: rond het begin en het einde van elke schooldag wordt de straat afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Een vrijwillige ouder of leerkracht van dienst houdt het verkeer op de Coupure Rechts tegen als er fietsers of voetgangers de straat kruisen en de Schoolstraat inslaan. Het is er niet enkel veiliger, maar ook beduidend gezelliger dan aan de schoolpoort van Nieuwen Bosch. Nadat de kindjes uitbundig de speelplaats zijn opgerend kunnen de ouders er gezellig bijpraten. Ik kijk uit naar het moment dat ook Nieuwen Bosch voor een ambitieus en bijdetijds mobiliteitsplan kiest. 

woensdag 5 oktober 2016

Ons feest van de liefde

Sinds enkele maanden ben ik in het bezit van een volwassen linkerhand, te herkennen aan twee attributen: een horloge en een ring. Het horloge kreeg ik van mijn grootmoeder, in naam van mijn overleden grootvader. Gedaan met de tijd te slijten zonder ik er erg in heb, voortaan verlopen mijn dagen in een strak keurslijf van uren, minuten en seconden. De ring om mijn ringvinger is een geliefd voorwerp om aan te frunniken. Mijn vinger is er nog niet mee vergroeid, ik kan hem nog gemakkelijk uit doen. Op de binnenkant staan twee namen en een datum gegraveerd: Iebe en David 18-06-2016.

Vrijdag 17 juni is een zonnige dag. Na de middag stap ik met Iebe naar het station van Gentbrugge, waar we afscheid nemen voor een halve dag en een volle nacht. Vervolgens pik ik thuis mijn kostuum op en neem ik de bus naar het centrum van de stad. Ik laat mijn pak bij mijn ouders achter en trek naar de platenhandel om het nieuwste album van Radiohead te kopen. Te voet terug naar huis besluit ik om vanaf het Keizerpark de Schelde te volgen. Ik ben een man van omwegen. Er groeien veel bloeiende braamstruiken langs de dijk, de belofte van een mooie oogst. Als ik de kerktoren van Gentbrugge in het zicht krijg besluit ik naar het kerkhof te gaan. Ik ga eerst langs bij het graf van mijn vaders vader. In stilte vertel ik hem over wat de dag erop gepland staat. Ik bedank hem ook voor het postume geschenk om mijn pols. Vervolgens ga ik naar het graf van de ouders van mijn moeder. Ook hen vraag ik geruisloos om hun zegen. Ik praat zelden met de doden, maar die dag komt het me voor als een zinvolle bezigheid. Ze hielden van mij, en ik van hen. Op hun beurt hadden ze ouders en grootouders die van hen hielden. Ik bedenk dat al die generaties een schakel van liefde vormen die ieder van ons met elkaar verbindt, terug tot in de nevelen van de tijd.



Op onze piano staat een balkvormige steen, met gravures op alle zijden met uitzondering van de onderzijde. Een geschenk dat met veel toewijding werd gemaakt op een eiland voor de kust van Wales; echt monnikenwerk. Hoewel het geen grafsteen is, staan er ook namen en een datum op gegraveerd: dezelfde namen en datum als op de ring aan mijn linker ringvinger.

Zaterdag 18 juni is fris en regenachtig. Maanden vooraf hadden we vol vertrouwen een dag in juni uitgekozen, voor een trouwfeest dat evengoed een midzomerfeest zou kunnen zijn. Een feest dat onder een open hemel zou plaatsvinden, met de zon als benevolente schenker van warmte, licht en sfeer. Onze ouders hadden zich op voorhand uitvoerig zorgen gemaakt over het weer, onze keuze voor een buitenlocatie indachtig. Ik heb hen steeds vol vertrouwen gezegd dat het weer prachtig zou zijn op onze grote dag. Naarmate 18 juni dichterbij kwam en de weersvoorspellingen convergeerden naar de status ‘wisselvallig en koel’ werd duidelijk dat mijn verwachtingen niet met de werkelijkheid zouden overeenstemmen. “Mariage pluvieux, mariage heureux”,  had een wijze collega me vooraf gezegd. Ik geef haar graag gelijk. De zon was nauwelijks van de partij, er stond een frisse wind en nu en dan werden we vergast op zachte regen. Naar de avond toe werd de neerslag intenser. Het kon de sfeer niet bederven. Tenten en terrasverwarming hielden iedereen droog en warm. Als blijdschap en plezier een meetbaar temperatuurseffect zouden genereren dan hadden de terrasverwarmers tot niets gediend. Er werd gegeten, gedronken, gelachen en gedanst; iedereen had het naar zijn zin. Een bruiloft zoals we het gewenst hadden, waarbij de gasten delen in onze vreugde. 

Naast onze huwelijkssteen staat een boeket bloemen in een lege bokaal. Het is verdord, maar nog steeds in vorm. Het blauw van de korenbloemen is naar lichtroze vergleden, terwijl in de rest van het boeket niet veel kleur meer valt te bespeuren. Op de dag zelf zag het eruit of iemand net een soortenrijke berm had afgestruind om het boeket bijeen te plukken: wild en spontaan.



Het is op weg naar de bloemist, op het Sint-Baafsplein, dat ik Iebe in haar volle bruidsornaat zie. Ze ziet er prachtig uit. Na een theatrale aanloop val ik in haar armen. Als we anderhalf uur later de veel te grote Sint-Michielskerk binnenwandelen, blijkt Iebes wilde bruidsboeket beter stand te houden dan mijn corsage, dat relatief snel de strijd met de zwaartekracht verliest. Aanvankelijk waren we niet van plan ons huwelijk voor de Kerk te laten voltrekken, maar uiteindelijk besluiten we het wel te doen omwille van het rituele kader dat het ons aanbiedt. Zo hoeven we geen beroep te doen op onze beperkte creativiteit om zelf met een ceremonie te komen aandraven. Onze keuze loont: de priester heeft mooie persoonlijke woorden voor ons veil in zijn homilie, de muzikale omlijsting bezorgt menig aanwezige kippenvel en de teksten van de woorddienst vormen een zinvol geheel. Het evangelie is van Johannes, met misschien wel de allerbelangrijkste evangelische imperatief: “Dit draag Ik jullie op: dat je elkaar liefhebt”.


Dat we elkaar liefhebben mag naderhand duidelijk zijn, maar daar houdt het wat mij betreft niet op. Een wijze collega drukt het, geheel in de geest van het mathematisch programmeren waarin ze uitblinkt, als volgt uit: “liefde is een ongebonden variabele”. Liefde kent geen harde grenzen. Ik houd oprecht van iedereen die we die dag deelgenoot maakten van ons geluk. Het spijt me dat ik er zelden toekom om het hen expliciet te zeggen. Het liefhebben zelf heb ik altijd beheerst, het onder woorden brengen valt me moeilijker. Mijn familie: het spreekt voor zich dat ik hen liefheb. Mijn uitgebreide schoonfamilie idem: wat heb ik die mensen graag. Mijn vrienden: uiteraard. Iebes vriendinnen: evenzeer. Laten we gemakshalve in de toekomst van onze vrienden spreken. Mijn collega’s: ook hen ben ik genegen. In tegenstelling tot liefde kent de capaciteit van een feestlocatie wel absolute grenzen, anders had ik er nog veel meer uitgenodigd. Vrienden van onze ouders: waarom zouden we ook hen niet liefhebben? De lijst van mensen die we graag zien is uiteraard niet beperkt tot de gastenlijst van ons huwelijk. Wat 18 juni 2016 zo bijzonder maakte is niet alleen de bezegeling van ons huwelijk, maar ook het feit dat er zoveel mensen die we graag zien samen waren op dezelfde dag, zelfde plek. Zo’n gebeurtenis vindt normalerwijs hooguit één keer plaats in een mensenleven. Ter volledigheid had er op de binnenkant van mijn trouwring het volgende kunnen staan: Iebe en David, en allen die ze liefhebben. 18.06.2016: ons feest van de liefde. 

dinsdag 20 september 2016

Bermparadijs bij Gent-Dampoort

Op een zwoele zondagnamiddag bezoeken we de bermtuin van Stefaan Streulens, bijgenaamd Stefke Bermboer. Een schijnbaar verloren helling tussen de sporen van Gent-Dampoort en een huizenrij aan de Kogelstraat blijkt een koel paradijs te herbergen. Een tuin waarin er meer te ontdekken dan te werken is.
De grond is eigendom van spoorwegbeheerder Infrabel en wordt door Stefke gehuurd voor een habbekrats. Het perceel was tot een tiental jaren geleden in gebruik als clandestien stort. Na een vrachtwagen vol oude fietsen, matrassen en schroot te hebben afgevoerd begon hij aan de aanleg.  De tuin getuigt van zijn ecologische visie, met maximale aandacht voor biodiversiteit en gesloten kringlopen. Voor de inrichting maakt hij zoveel mogelijk gebruik van gerecupereerde materialen. Zowel de afsluiting als het fietshok zijn gemaakt van tuinafval. Tuinresten worden ook gebruikt om het organisch materiaal in de bodem aan te rijken. Uiteraard worden er geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt. In het contract met de spoorwegbeheerder staat dan geen van de partijen pesticiden mag gebruiken, maar daar heeft Infrabel zich de voorbije tien jaar niet veel van aangetrokken. Stefke: ‘Tot voor kort spoten ze tot aan de rand van onze tuin, gelukkig zijn ze een half jaar geleden overgeschakeld op mechanische onkruidverwijdering.’

Biologisch waardevol

Zelf werkt Stefke liever volgens het principe ‘laat alles maar groeien’. Hij gaat er prat op dat hij hooguit tien uur per jaar in de tuin werkt. Zo blijft er heel veel tijd over om te ontdekken welke beestjes er hun thuis hebben gevonden en welke planten de bermhelling koloniseren. Elke keer als hij zijn tuin betreedt verwondert hij zich over alles wat hij tegenkomt. Zo zag hij er al een fazant, een boommarter en een eekhoorn, naast een weelde aan insecten. Als er een exemplaar bij zit dat hij niet kent, zoekt hij het op. Zo heeft hij al vele soorten leren kennen. Ook egeltjes zijn er meer dan welkom. Voor hen is er een heus hotel voorzien, gemaakt van snoeiresten. Hij benadert zijn tuin eerder vanuit het perspectief van een natuurbeheerder dan als een klassiek tuinier. Het grootste stuk van de tuin kan je als bos klasseren, maar er is ook een stukje berm dat nu en dan gemaaid wordt en als soortenrijk hooiland dienst doet. Af en toe grijpt Stefke in door een woekerende soort te stoppen, om de biodiversiteit een zetje te geven. Bij de vele plantensoorten die in de tuin te vinden zijn horen onder andere moerasspirea, teunisbloem en berglook. Dit laatste is een vrij zeldzame plant die spontaan de weg naar de bermtuin gevonden heeft. Om op een relatief kleine oppervlakte ook voor waterplanten plaats te kunnen vrijmaken heeft hij twee tonnen in de grond gegraven en gevuld met water. Vogels komen er graag drinken. Met terechte trots vertelt Stefke dat zijn tuin een hoge score heeft op de biologische waarderingskaart.


De groene bananenschil

Ook voor mensen is het heerlijk toeven in de bermtuin. Stefke gebruikt de boomhut, die plaats biedt aan maximaal acht mensen, nu en dan voor vakbondsvergaderingen. Het is ook één van de favoriete plekjes van zijn dochtertje, die intussen ook zelf een kamp heeft gebouwd met gestapelde takken. De groene oase naast de sporen houdt trouwens niet op aan de afsluiting van de bermtuin, maar loopt zo’n halve kilometer verder tot aan de Slotenkouter, de volkstuintjes bij de Hogeweg. Stefke: ‘Vroeger was het hele gebied zo’n 22 hectare groot, en stond het bekend als de Groene Banaan. Dan zijn er sporen bijgelegd en werd het stuk groen dat nog restte de Groene Bananenschil genoemd. Mijn tuin is de Groene Bananenschilsteel’. De ‘bananenschil’ is te bereiken via een pad naast de sporen. De Stad had op een bepaald moment het plan om er een fietspad aan te leggen, als groene fietsas tussen Gent-Dampoort en Oostakker. Uiteindelijk botste het idee op oppositie van de lokale Scouts, die vreesde voor diefstal van hun materiaal. Een ongegronde vrees, volgens Stefke: ‘Dat fietspad zou het aantal diefstallen en inbraken net kunnen verminderen, omdat er meer passage en sociale controle is’. Bovendien zou het dit mooie stukje natuur in de stad kunnen ontsluiten. Stefke wil er zich graag voor inzetten.

De groenste wagen van Gent

Na afloop van het bezoek aan zijn tuin neemt Stefke ons mee naar zijn garage. Hij werkt er aan de groenste wagen van Gent. Dit blijkt een soort fiets te zijn, waarin je met vier kan trappen.  Achterop kunnen er kindjes zitten of is er plaats voor bagage. Het koetswerk is gemaakt van afgedankt materiaal uit een oude drukkerij. Voorlopig is de topsnelheid begrensd op zo’n 10 km/u, maar met elektronische ondersteuning hoopt Stefke 20 km/u te halen. Daarvoor doet hij een warme oproep aan mensen die interesse hebben om het prototype samen met hem verder uit te werken. Je mag met de wagen overal de baan op, er is nog geen wetgeving rond. Een ideale oplossing voor wie de bakfiets te klein wordt en niet wil overschakelen op gemotoriseerde voertuigen. Misschien rijden er over een aantal jaar verschillende van deze fietswagens rond? Met deze wagen mag je beslist de lage emissiezone in die in 2020 in voegen treedt.

zaterdag 30 april 2016

Afspraak aan de zilverlinde

In het begin van het jaar waagde ik mij aan een experiment. Ik sprak af met een vriend aan de toen nog eenzame boom op de Korenmarkt. Ik was benieuwd of hij de pas aangeplante zilverlinde zou vinden. Ik stalde mijn fiets onder de brug en wandelde naar de hoek van het oude postgebouw en de Pakhuisstraat. Mijn maat stond op de afgesproken plaats, maar vroeg me waar die boom dan wel mocht wezen. Hij had vanop dat punt de hele Korenmarkt overschouwd, maar had daarbij de kale kruin boven hem over het hoofd gezien. Als ik vroeger met kameraden aan de Korenmarkt afsprak was het de gewoonte te verzamelen aan de McDonald’s op de hoek van de Veldstraat. Aangezien dat fastfoodrestaurant weerzin bij me opwekte, probeerde ik alternatieven aan te voeren, zoals de ingang van de Sint-Niklaaskerk. Blijkbaar is het moeilijk om de stijlzuivere Scheldegotiek van de Sint-Niklaaskerk te onderscheiden van pakweg de laatgotische Sint-Michielskerk, waardoor terug naar de ‘makkelijkere’ hamburgertent werd uitgeweken. Sinds kort dienen zich nieuwe afspreekmogelijkheden aan op de Korenmarkt. Na lang politiek gekrakeel zijn er namelijk bomen aangeplant in het versteende hart van Gent.

De heraanleg van de Korenmarkt in 2010 slaagde in het opzet om de veredelde tramstraat terug in een plein om te toveren. Het werd echter een plein met het voorkomen van een stenen vlakte zonder groene accenten, waarop de opstandige Gentenaars ‘Buume op de Kuuremarte’ eisten. Het stadsbestuur legde de klachten aanvankelijk naast zich neer en concentreerde zich op de installatie van twee kunstwerken, waarvoor twee reusachtige betonnen sokkels werden aangelegd. Die sokkels werden al gauw als zitbank gebruikt door mensen die er van hun take-away koffie kwamen genieten of er hun ijsje oplikten. De twee zuilen zullen uiteindelijk niet op een sokkel staan, maar vanop straatniveau naar de hemel reiken. Het stadsbestuur koos voor twee fallische structuren van zo’n twintig meter hoog. Het exemplaar aan de hoek van de Donkersteeg krijgt een hoog bling bling gehalte, opgetooid met een goudkleurige ketting. De andere zuil komt ter hoogte van Klein Turkije en zal uit spiegelend staal bestaan. Kwatongen beweren dat bepaalde lieden uit het Schepencollege er graag hun ego in gereflecteerd zien. Dat de lichtreflectie en de schaduw van de paal op precies 1 mei in elkaars verlengde liggen is ook geen toeval.




Ruim vijf jaar na de wedergeboorte van de Korenmarkt zijn er eindelijk bomen aangeplant, nog voor de kunstwerken. Naast de zilverlinde zijn er vier valse christusdoornen op een rijtje gezet aan de terrasjes, terwijl voor de Sint-Niklaaskerk een plataan werd neergepoot die de ruimte krijgt om uit te groeien tot een exemplaar van monumentale omvang.  Hopelijk komen de zilverlinde en de plataan in hun expansiedrang niet in conflict met de bovenleiding van de tram. Goed dat ze er zijn gekomen, die bomen. We moeten onze groene vrienden koesteren. Ze geven ons zuurstof en brengen verkoeling en beschutting op hete dagen. Ze vertellen ons welk seizoen het is, ook als we het ‘druk druk druk’ hebben of in beide handen twee shoppingtassen dragen vol spullen die we eigenlijk niet nodig hebben. Ze doen dienst als afspreek- en ontmoetingsplek. Tegen zoveel waardevolle diensten kan geen praalpaal tegenop.

zaterdag 9 april 2016

Daafs Selectie - De Trouwspecial

Toegegeven, trouwen is een van onze gekste ideeën tot nog toe. We houden er beiden niet van in het middelpunt van de belangstelling te staan, jij wellicht nog minder dan ik. Toch hebben we met een duidelijk mandaat voor elkaar gekozen, wat zeker gevierd mag worden met de mensen die ons het nauwst aan het hart liggen. We wijken wel af van het klassieke traject door te kiezen voor een dagfeest. Geen danspasjes dus, maar geldt dat ook voor de openingsdans? Bij gebrek aan dansfeest moeten we misschien eerder van een sluitingsdans gewagen. Het vinden van een geschikt nummer is beslist geen makkelijke opgave. Om te beginnen moet de tekst goed zitten. Ik wil niet dezelfde fout maken als mijn ouders, die trouwden op ‘Perfect Day’ van Lou Reed, een nummer dat niet over de liefde maar over heroïnegebruik gaat. Anderzijds is ook dansbaarheid een criterium. Een groot aandeel van Dylans songcatalogus bestaat uit voortreffelijke liefdespoëzie, maar er valt nauwelijks op te dansen (Don’t Think Twice It’s Alright, Boots of Spanish Leather, I Want You, …). Na wat zoekwerk ben ik tot onderstaande shortlist gekomen. Tien nummers waar iets voor te zeggen valt, maar waar vaak ook iets tegenin te brengen is. Help jij met kiezen?



Ryan Adams – La Cienega Just Smiled
And I hold you close in the back of my mind/ Feels so good but damn it makes me hurt


De openingsdans symboliseert naast de onvoorwaardelijke steun die het echtpaar bij elkaar vindt, ook het verlangen de liefde te verankeren. Veel liefdesliedjes bezingen de omhelzing met de geliefde, de ultieme veilige haven in een warrige wereld.  Deze song gaat over de pijnlijke hunker naar het in de armen nemen van een meisje dat de avances helaas niet beantwoordt.  Een gevoel dat afwijkt van wat echtelieden horen te voelen tijdens hun trouwerij, maar niettemin een prachtig nummer.

 Richard Ashcroft – Words Just Get In the Way
If you want it/ You know I’ve got it


Richard Ashcroft, vroeger voorman van The Verve, heeft in zijn solocarrière van complexloze ballads zijn handelsmerk gemaakt. ‘Words Just Get In The Way’ zou met verve slagen (pun intended) om de massa aan het slowen te krijgen. Ik vind de lyrics wel wat mager uitvallen, maar misschien is dat net het punt dat Ashcroft wil maken met dit lied?

David Gray – This Year’s Love
This year’s love it better last


Op sneeuwklas met het zesde leerjaar in Zwitserland had ik twee audiocassettes mee voor mijn walkman: De Toverfluit van Mozart en het album ‘White Ladder’ van David Gray. Dit laatste vormde de soundtrack bij een kalververliefdheid. Ik was gek op een meisje van de andere klas, Heline heette ze. Ik schreef haar een aantal liefdesbrieven, waarna juffrouw Claire me kwam zeggen dat ik een goede pen had, maar dat er werk was aan mijn handschrift. Heline kon er niet aan uit en moest noodgedwongen ten rade gaan bij de juf, die de gelegenheid aangreep om me voor het oog van mijn klasvriendjes belachelijk te maken. 

Bruce Springsteen – Drive All Night
I swear I'll drive all night just to buy you some shoes/ And to taste your tender charms


In de zomer van 2011 trouwden zowel mijn zus Katrijn als jouw broer Jen. Twee uitgebreide trouwfeesten, gelukkig met voldoende ruimte voor ontroering. Ik vermoedde dat zo’n dag er ooit voor ons zat aan te komen en begon al op huwelijksplannen te broeden. Ik ging zelfs zo ver dat ik een preliminaire  zoektocht naar een openingsdans ondernam. Ik kwam al gauw bij Springsteen uit. Bij de keuze van een openingsdans grijpt men dikwijls naar de grote klassiekers, en dan kan je eenvoudigweg niet om The Boss heen. ‘Drive All Night’ staat op ‘The River’, het meesterwerk uit 1980 waarin thema’s als de verloren jeugd en het huwelijk worden aangesneden. Het nummer heeft de perfecte cadans voor een innige slow. Het lied klokt af op meer dan acht minuten, maar ik zou erop gokken dat de genodigden ons in de dans zouden vervoegen.  Zo hoeven we het gewicht van de schijnwerpers niet gedurende het volle lied op ons alleen te dragen. Voortijdig de volumeknop dichtdraaien is voor mij geen optie, ik wil zeker tot het moment komen dat Bruce zijn liefde uitschreeuwt: “Cause you've got, you've got, you've got, you've got my love, you've got my love”. Om op zijn minst mee te lippen, of zelfs luidkeels mee te zingen. 

Van Morrison – I’ll Be Your Lover, Too
Reach out for me/ So I can be alright/ The one who's always reaching out for you


Een andere vaste leverancier van openingsdansen is Van Morrison. Mijn zus en haar eega kozen voor een relatief recent lied uit zijn omvangrijke oeuvre. Ik zou het eerder in zijn vroegere werk gaan zoeken, zoals dit rustpunt in het midden van ‘His Band And The Street Choir’ uit 1971. Verliefdheid en de daarbij horende oplaaiende passie zijn per definitie efemeer, als een teer bloemplantje dat na de zomer terug in de grond kruipt. Het huwelijk hoort daarentegen wintergroen te zijn. Als ik de man ben die er altijd voor jou is in eender welke omstandigheid, is dat al veel. Als ik daarenboven nog eens jouw passionele minnaar mag zijn, zoveel te beter.

Fleetwood Mac - Songbird
And I wish you all the love in the world/ But most of all, I wish it from myself


Het zou vreemd zijn om een liedje te pikken uit de tracklist van de echtscheidingsklassieker ‘Rumours’. Bovendien zal ik dit bekende breakup album voor altijd linken aan de maand augustus tijdens mijn achttiende levensjaar. Toen liet mijn eerste lief Fleur me in de steek om met mijn beste vriend Jan aan de haal te gaan. Ik hield van haar toen ze me verliet, en ik hield van mijn kameraad. Ik vergaf het hen en troostte me met de gedachte dat ze via mij elkaar gevonden hadden.  Ze verdwenen wel beiden volledig uit mijn gezichtsveld. Toen ik niet zo lang geleden vernam dat hun relatie na ruim acht jaar op de klippen is gelopen deed me dat wel wat. Ik heb lang gedacht dat ‘Songbird’ een liefdevol salut van Christine McVie aan de man van wie ze op het punt stond te scheiden, bassist van de band John McVie. Vandaar de troostende werking die het op mij uitoefende. In werkelijkheid schreef McVie het voor een nieuwe vlam.

My Bloody Valentine - Sometimes
Over there, and I want true love to grow/ You can't hide, oh no, from the way I feel


‘Loveless’ van My Bloody Valentine bezorgt me bij elke beluistering opnieuw kippenvel. Voor wie door de groezelige geluidsmuur heen kan luisteren is het muziek van een buitengewone intimiteit, het zit heel dicht op de huid. Heel dicht op jouw huid wil ik zijn, tijdens onze dans die dag in juni.

The National - Runaway
I'll go braving everything/ With you swallowing the shine of the sun


De bariton van Matt Berninger, frontman van The National, valt volledig binnen mijn stembereik. Als het er op aan zou komen het liedje mee te zingen, is dit dus een veilige keuze.   Ook tekstueel zit dit goed. Als jouw hondstrouwe echtgenoot beloof ik niet van jou weg te lopen. 

Majical Cloudz - Downtown
Is it really this fun when you're on my mind/ Is it really this cool to be in your life


Onze bruiloft vindt midden in de stad plaats. Zoals we later door het leven zullen blijven fietsen, fietsen we die dag van het stadhuis naar de Sint-Michielskerk, om vervolgens naar de feestlocatie te trappen. Het is allemaal ‘downtown’ te doen, deze song is dus best toepasselijk. Alleen de vijfde strofe kan wat wenkbrauwen aan het fronsen zetten: “And if suddenly I die, I hope they will say, That he was obsessed and it was okay”.

 The Blue Nile-The Downtown Lights
Sometimes I walk away/ When all I really wanna do/ Is love and hold you right


De Schotse band ‘The Blue Nile’ is de beste suggestie die Spotify me heeft gedaan sinds het opstarten van mijn premiumaccount. Dit lied dateert van 1989, ons beider geboortejaar. Indien we voor het concept van een sluitingsdans gaan dan is dit een uitstekende keuze. Als ons tuinfeest richting sluitingstijd dendert en de avondzon het voor bekeken houdt komt ons moment, in de midzomerschemer. Net voor de lichtjes van de stad aanspringen. 

zaterdag 30 januari 2016

Ecomodernisme: een nieuwe tint groen

In dialoog met de Gentse ecomodernist Bart Coenen

Bart Coenen heeft een verleden bij Agalev (1999-2003) en de Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren (Velt), waar hij van 2004 tot 2014 aan de slag was. Hij is de oprichter en hoofdredacteur van de ecomodernistische nieuwswebsite BackCover. Uit het vorig jaar gepubliceerde Ecomodernistisch Manifest, dat door Coenen in het Nederlands werd vertaald, spreekt de overtuiging dat de wetenschappelijke vooruitgang ons naar een duurzame toekomst stuwt. Het ecomodernisme is een nieuwe schakering van groen die gemengde reacties oproept, onder andere omdat ze controversiële technologieën omarmt zoals kernenergie en GGO’s. Oordeelt u vooral zelf.

Vroeger was u een traditioneel ecologist, nu bent u ecomodernist. Waarom bent u van kamp veranderd?

Ik was als student actief bij Jong Agalev, waar ik al snel radicaliseerde. Ik noemde mezelf donkergroen en heb nog gekampeerd in Doel om actie te voeren tegen de kerncentrale. Daarna ben ik beginnen werken bij Agalev.Het was de periode dat de groenen deel uitmaakten van de federale en Vlaamse regering. Ik was er allround medewerker, zowel inhoudelijk als organisatorisch actief op het partijsecretariaat, overal waar ik kon bijspringen. Uiteindelijk kreeg ik vast werk op de raadsledendienst, waar ik de groene OCMW-raadsleden ondersteunde. Dan kwamen echter de desastreuze verkiezingen van 2003. Zoals quasi iedereen bij Agalev stond ik op straat. Dat was voor mij een heel zware klap. Ik herinner me dat ik toen heel boos was op de kiezer. Ik vond het echt verkeerd dat de mensen niet voor de groenen stemden. Ik ben toen gedurende een half jaar thuis geweest om voor mijn oudste dochter te zorgen. Dat was de juiste beslissing, want zo kon ik afstand nemen van de partij. Na een tijdje werd ik opgebeld door Velt, de vereniging voor ecologisch leven en tuinieren. De coördinator van Velt in die tijd kwam ook uit de Agalev-stal. Ik was niet echt op zoek naar werk, maar ben uiteindelijk toch op het jobaanbod ingegaan. Ik heb er in totaal tien jaar gewerkt, van 2004 en 2014.

© Jonas Fahy


Mijn overtuiging is langzaamaan veranderd. In 2008 kreeg ik mijn eerste twijfels. Hoe je het ook formuleert, het kwam neer op het vertellen aan mensen wat ze wel en niet mogen doen. Het ging over diverse dingen zoals yoghurt in potjes, soorten cosmetica, etc. Heel concreet doet Velt ook aan tuinadvies. Zo geven ze adviezen over welke bestrijdingsmiddelen je al dan niet mag gebruiken. Daarbij maken ze een onderscheid tussen synthetische en natuurlijke bestrijdingsmiddelen. Ze trappen daarbij in de ‘naturalistic fallacy’ (de naturalistische drogreden) door te focussen op de herkomst van het middel, in plaats van de toxiciteit. Zo kwamen er stilaan kleine barstjes in mijn overtuiging. Voorlopig bleef het bij bedenkingen op de aanpak, er was geen sprake van grote conflicten. Ik hield die bedenkingen voorlopig voor mezelf.

In mijn eigen leven probeerde ik altijd alles zo ecologisch mogelijk te doen. Vijftien jaar lang was ik vegetariër. In 2005 kregen we een dochter met downsyndroom. Ik probeerde altijd heel zuinig te zijn op alles, maar zij zette de kraan voortdurend open, trok het toilet wel tien keer door, enzoverder. Alle kleuters hebben wel een fase dat ze dat soort gedrag vertonen, maar bij onze dochter duurde dat heel erg lang. Die spaarzaamheidsmoraal die ik had kon ik haar niet aanleren. Als donkergroene was het voor mij lastig om daar mee om te gaan. Omwille van haar zwakke longen kochten we een wagen, want we konden echt niet met haar in de regen op de bus wachten. Ik hoor weleens dat ik vroeger een fanaticus was, en dat verwijt is eigenlijk wel terecht. Dankzij mijn dochter heb ik geleerd om dat fanatieke achter mij te laten. Het feit dat ze zoveel gezondheidsproblemen had heeft me ook doen inzien dat er in het leven meer was dan mijn ecologische obsessie. Groen zijn in je privéleven is één ding, maar als je dan ook nog de hele dag professioneel actief bent in een ecologische vereniging, wordt het wat veel. Ik had op een bepaald moment echt wel nood om aan mijn ecologische obsessie te ontsnappen.

Het tweede grote kantelpunt voor mij was de vernieling van de aardappelveldproef in Wetteren, in 2011. Door wat er daar gebeurd is, ging ik echt discussies aan op het werk. De directeur van Velt stond erop de activisten te steunen. Ik was het daar niet mee eens. Men heeft mij toen beloofd dat er intern een discussie ging komen over genetisch gewijzigde organismen (GGO’s), maar die is er nooit gekomen. Vooraf had ik de mening van collega’s die gespecialiseerd waren in het GGO-dossier altijd gevolgd. Ik heb die standpunten ook mee verspreid toen ik werkzaam was bij Agalev. Bij Velt heb ik in 2009 nog meegewerkt aan een anti-GGO campagne. Toen die gewelddadige actie plaatsvond had ik de bedenking: is dit het nu waard? Is dit het dossier waarvoor we geweld moeten gebruiken? Vervolgens ben ik met de wetenschappers van de veldproef gaan spreken.  Ik merkte dat die wetenschappers ook heel sociaal bewogen waren. Ze hebben helemaal geen kapitalistische drijfveren en willen, net als wij, de wereld verbeteren.

Ik ben toch tot 2014 bij Velt blijven werken. Ik had er vast werk en was er hoofdredacteur, dat hield me daar. Ik ben er uiteindelijk weggegaan omdat mijn geweten niet toeliet er nog langer te blijven. Ik koesterde lang de hoop dat ik intern iets ging kunnen veranderen. Over de GGO-kwestie botste ik echt op een muur, daar was geen discussie over mogelijk. Het was voor mij duidelijk dat het een ideologische stellinginname betrof, en geen weloverwogen, op wetenschappelijke inzichten gebaseerd standpunt. Ik ben blij dat ik uiteindelijk de stap gezet heb en vertrokken ben.

Ben je nu in je persoonlijke levensstijl veel minder bezig met ecologie dan vroeger?

Ik ga er veel pragmatischer mee om dan vroeger. Vroeger kocht ik alles biologisch, maar nu ben ik er niet meer van overtuigd dat je er beter mee af bent dan met niet biologische producten. Bovendien zijn biologische producten vaak een pak duurder. Het is een complex verhaal: het hangt echt van product tot product af of je er goed aan doet de biologisch geteelde variant te kopen. Ik ben wel nog steeds iemand die liever de fiets of het openbaar vervoer neemt dan de auto, terwijl we voor onze verbouwingen ook bewust voor ecologische materialen hebben gekozen. Daarnaast ben ik ook geen vegetariër meer, omdat ik merkte dat ik me beter voelde als ik af en toe vlees at. Iets wat ik mensen uit de traditionele groene beweging verwijt is de hypocrisie. Velen verkondigen wat de mensen moeten eten en wat ze wel of niet mogen doen, terwijl ze zelf een grote ecologische voetafdruk hebben.

Het ecomodernisme zet sterk in op technologie. Is er daarnaast geen maatschappelijk-economische verandering nodig?

De ecomodernisten staan ook echt wel voor maatschappelijke verandering. Als het gaat over ontwikkelingslanden bijvoorbeeld, kiezen de ecomodernisten duidelijk om het Zuiden te laten ontwikkelen door economische groei te stimuleren. Door pakweg een Indiër een zonnepaneel te geven, waarmee hij gedurende een gedeelte van de dag koffie kan zetten, ga die groei niet bewerkstelligen. De mensen daar moeten over goedkope stroom kunnen beschikken, 24 uur per dag. Wil je echte economische ontwikkeling in de Derde Wereld, dan moet je er mee leven dat het een industriële ontwikkeling zal zijn. We moeten afstappen van het paternalistisch idee dat ze in het Zuiden wel zonnepanelen mogen gebruiken, maar geen nucleaire energie. Wanneer landen een economische ontwikkeling doormaken, zie je ook dat het geboortecijfer omlaag gaat. Tijdens de laatste klimaatconferentie kon je het weer lezen: “de olifant in de kamer, met name de overbevolking, wordt niet aangepakt. Ik word een beetje kregelig als men over overbevolking spreekt. Economische ontwikkeling zorgt sowieso voor een afremming van de bevolkingsgroei, maar het hoofddoel is natuurlijk dat mensen uit de armoede worden getild.

Eeuwige groei op een eindige planeet, is dat mogelijk?

Ik denk dat dit mogelijk is dankzij het onbegrensd menselijk vernuft. Onze planeet is natuurlijk wel begrensd. Op is op. Ik maak me ook zorgen over de uitputting van bepaalde grondstoffen, zoals onze fosforvoorraden. Het is natuurlijk wel zo dat er substitutie kan gebeuren. Tijdens de industriële revolutie zijn we overgeschakeld van biomassa op steenkool als energiebron. Dat ging gepaard met milieuproblemen, maar tegelijkertijd is er zo wel heel wat bos gespaard. Dat is ook één van de kerngedachten van het ecomodernisme: technologieën zorgen voor trade-offs, maar we moeten gewoon nuchter de voor- en nadelen met elkaar afwegen.

Gaat het niet eerder over de vraag of wij hier in het Westen wel twee koelkasten per gezin nodig hebben, of twee wagens? Hoeveel is genoeg?

Dat is een heel mooi verhaaltje waar ik ook jarenlang in geloofd heb. Persoonlijk ben ik van mening dat dit fel overdreven wordt.  Ik vind het vreemd om steeds te horen dat wij overconsumeren. Er zijn ook veel mensen hier bij ons die graag wat meer zouden willen uitgeven, maar dat niet kunnen omdat ze het financieel moeilijk hebben. Er is een financiële crisis geweest die voor veel mensen een negatieve impact heeft gehad. Bij die mensen moet je niet afkomen met het verhaal dat ze het met minder moeten doen. Ik heb wel problemen met buitensporige consumptie, zoals je ziet bij sommige vedetten en voetballers. Daarnaast zijn er gunstige tendensen bij de consument die spontaan ontstaan. Zo is het gemiddeld watergebruik gedaald, net als de vleesconsumptie.

Onze veel te hoge ecologische voetafdruk geeft toch aan dat we serieus boven onze stand leven?

Ontkoppeling, waarbij economische ontwikkeling loskomt van milieudruk, zorgt ervoor dat er terug ruimte vrijkomt. Ecomodernisten zijn het er met traditioneel groen over eens dat we moeten evolueren naar een systeem dat duurzaam is. De ecomodernisten willen alle mogelijke technologische oplossingen die naar dat doel kunnen leiden omarmen, terwijl klassieke ecologisten a priori bepaalde technologieën uitsluiten.  De oplossingsruimte van traditioneel groen wordt op die manier veel kleiner. Zo laat je een aantal interessante mogelijkheden om tot een duurzame wereld te komen liggen. Kernenergie is daarvan een goed voorbeeld. Volgens de groenen moeten we ons beperken tot hernieuwbare energie. Door kernenergie opzij te schuiven wordt het veel moeilijker om zonder fossiele energie aan de elektriciteitsvraag te voldoen.

De keuze van de federale regering om de kerncentrales tien jaar langer open te houden zorgt er toch net voor dat de sector van de hernieuwbare energie kansen wordt ontnomen?

We zitten nu een stroomoverschot, maar dat zal niet zo blijven. Na 2017 zullen we die stroom wellicht wel nodig hebben, uitgaande van de economische groei en omdat er een aantal andere centrales zullen sluiten. Ik vind dat we in de eerste plaats de steenkoolcentrales moeten sluiten. Daarnaast ben ik een koele minnaar van biomassa. Slechts 10% van biomassa bestemd voor energieopwekking kan duurzaam geproduceerd worden.

Je kan daarvoor toch allerlei reststromen gebruiken, bijvoorbeeld van de landbouw?

Als je dat doet, neem je eigenlijk voeding weg van je land. Ik heb mijn bedenkingen bij het potentieel van biomassa. Daarmee wil ik niet zeggen dat we het onderzoek daarnaar moeten stoppen. Een ander verhaal is wat we in Duitsland zien. Ze produceren daar na hun ‘Energiewende’ wel veel groene stroom, maar biomassa maakt daar een heel groot aandeel van uit. Het publiek heeft de neiging het aandeel van zonne- en windenergie te overschatten.

Er is toch een studie die aangeeft dat we tegen 2050 in Vlaanderen 100% hernieuwbare energie kunnen halen?

Ze vergaten er wel bij te zeggen dat het een louter theoretische oefening betreft. Er wordt in de studie ook uitgegaan van technologische vooruitgang waarover veel onzekerheid bestaat. Zo werd er verondersteld dat de opslag van energie veel beter zal worden, maar als we het zonder fossiele brandstoffen willen doen met de middelen en technologieën die we nu voorhanden hebben, zullen we zeker kernenergie nodig hebben.

© JV


Een windmolen kan je gemakkelijk cofinancieren met kennissen in je buurt. Voor kernenergie heb je een monopolie nodig.

Het verhaal van 100% hernieuwbare energie is heel aantrekkelijk, terwijl kernenergie een beetje tegen een negatief imago opbokst. Dat heeft voor een stuk te maken met de machtsconcentratie bij bedrijven zoals Electrabel. Er zijn een hele reeks nieuwe technologieën in ontwikkeling die een heel andere aard hebben. Sommige daarvan zijn bijvoorbeeld kleinschaliger en door de verbeterde technologie ook nog veel veiliger. Ik hoop dat de mensen daarmee wel overtuigd zullen geraken. De sector van de kernenergie heeft nu echt wel de taak om de harten van de mensen terug voor zich te winnen. Het is trouwens niet omdat ik voorstander ben van kernenergie, dat ik automatisch ook voor het langer openhouden van Doel en Tihange pleit. Een traditionele ecologist neemt een “kernenergie-no way” houding aan, terwijl een ecomodernist kernenergie zeker ziet zitten op plaatsen waar dat nuttig is. Misschien wel het basisprincipe van het ecomodernisme is het niet a priori-uitsluiten van technologieën.

De grondstof voor kernenergie is hier niet voorhanden en kan na verloop van tijd schaars worden, terwijl je aan het einde van de keten bovendien nog met het nucleair afval zit. Dit kan je toch bezwaarlijk duurzaam noemen?

Van het uranium dat nu als grondstof dient, wordt slechts 8% effectief gebruikt. Wat we nu nucleair afval noemen, is eigenlijk uranium dat nog voor ruim 90% bruikbaar is. In de kerncentrales van de toekomst kan dat afval gebruikt worden als grondstof. In feite is kernafval niet zo’n groot probleem, zo lang het ergens veilig ligt opgeslagen. Je hoeft het niet eens onder de grond te stoppen, bovengrondse opslag is ook perfect veilig. We doen altijd heel paniekerig als het over kernafval gaat, terwijl chemisch afval beslist ook niet zo onschuldig is. Als er een incident is in het niet-nucleaire gedeelte van een kerncentrale, dan is het de dag erop voorpaginanieuws. Als er iets gelijkaardig zou gebeuren in een chemische fabriek, dan haalt dat de voorpagina’s niet. De mensen denken natuurlijk meteen aan Tsjernobyl en Fukushima, maar die rampen vielen uiteindelijk ook heel erg mee. De mensen zijn enorm bang gemaakt voor kernenergie, terwijl er heel wat veilige en schonere vormen van kernenergie op komst zijn, denk maar aan kernfusie en thoriumreactoren.

De ecomodernisten kiezen resoluut voor intensieve landbouw, maar daar gaan toch heel wat milieuproblemen mee gepaard?

De technologische vooruitgang staat niet stil, ook in de landbouw. Denk maar aan precisielandbouw, waarbij technieken toelaten om net de juiste hoeveelheid bemesting of bestrijdingsmiddel toe te dienen afhankelijk van plant tot plant. In de toekomst zullen daarvoor ook drones worden ingezet. Wie weet waar we staan over tien, vijftien jaar. Wat mij betreft moet er niet overal aan intensieve landbouw worden gedaan. Er zijn heel wat interessante landbouwtechnieken die hun oorsprong vonden in de biologische landbouw, de bestrijding van plagen met natuurlijke vijanden bijvoorbeeld. Volgens mij is er een mooie synergie mogelijk tussen biolandbouw en biotechnologie. Mijn droom voor de landbouw van de toekomst is dat de beste technieken van de biolandbouw met die van de intensieve landbouw worden gecombineerd om tot een zo duurzaam mogelijke voedselproductie te komen.  Als je als bioboer gebruik kan maken van de beste gewassen, die op zichzelf al resistent zijn tegen bepaalde plagen, dan ga je er toch voor? Waarom zou je die veelbelovende technologie laten liggen? Ik hoop dat er in Vlaanderen toch één bioboer is die er zo over denkt, zodat anderen kunnen volgen. 

Bij intensieve landbouw denken we vooral aan grote lappen grond in de Verenigde Staten. Bij ons is de situatie anders. Wat wij hier intensieve landbouw noemen, noemen ze in Amerika kleinschalig. Het basisidee over landbouw in het ecomodernistisch manifest is dat intensieve landbouw er voor zorgt dat je op een andere plaats de ruimte kan sparen. Als je alles biologisch wil doen, dan zal je wellicht het vlees van je menu moeten schrappen. Ik ben zelf niet tegen vleesmatiging, maar ik zou er absoluut geen punt van willen maken om iedereen te doen overschakelen op het vegetarisme. Ik ben gestopt met zeggen wat andere mensen moeten doen (lacht). Onderzoek toont aan dat de biodiversiteit op biobedrijven groter is dan op conventionele landbouwbedrijven, maar de opbrengst is wel een pak lager, waardoor het landgebruik hoger is. Als je kiest voor intensieve landbouw, dan kan je de uitgespaarde grond met rust laten, waardoor de biodiversiteit in die ‘wildernis’ nog veel groter zal zijn. Het idee is dat je die biodiverse hotspots actief beschermt, en op andere plaatsen voor intensieve landbouw kiest.

De landbouw in Vlaanderen is exportgericht. Zo wordt er veel vlees geproduceerd voor buitenlandse markten. Kunnen we het schaarse land dat we ter beschikking hebben niet beter gebruiken voor korteketenlandbouw?

Ik ben ervan overtuigd dat ons voedselsysteem op wereldhandel moet gebaseerd zijn. Als er ergens een misoogst is, kan je jouw voedsel ergens anders aankopen. Groene fanatiekelingen willen ons enkel lokale seizoensproducten doen eten, maar als de oogst tegenvalt, moeten we dan vergaan van de honger? Als we hier in Vlaanderen op een zeer intensieve manier efficiënt vlees kunnen produceren, is dat een goede zaak, want er is sowieso vraag naar dat vlees en elders zou men het wellicht produceren met een grotere milieu-impact. Bovendien zal de dierlijke productie in de toekomst nog efficiënter worden. Versta me niet verkeerd, ik vind niet dat we heel Vlaanderen moeten opofferen voor intensieve landbouw, er moet zeker plaats zijn voor natuur. Wat ik een grotere bedreiging voor de natuur vind dan de landbouw, is het tempo waarmee we de open ruimte volbouwen. De ruimtelijke ordening in Vlaanderen is een ramp. Op dat vlak blijf ik een traditionele groene. We moeten inzetten op duurzame steden en de open ruimte daarrond vrijwaren.

© David De Pue


Als we de gronden rond Gent die nu voor intensieve veeteelt worden ingezet zouden omvormen tot land voor korteketenlandbouw, zouden we dan niet aan voldoende voedsel geraken?

Als je een dictatuur zou installeren, die mensen zegt wat ze mogen eten en wanneer ze dat mogen eten, dan zou dat heel misschien wel lukken. Dat vat mijn visie daarop samen (lacht). Ik geloof niet in dergelijke dromen. Je kan dat misschien theoretisch onderzoeken, maar ik geloof niet dat je dat in de praktijk kan brengen. Ik vind het goed dat er zulke stadslandbouwprojecten bestaan, maar ze tonen wel aan hoe beperkt de mogelijkheden ervan zijn. Ik was ooit betrokken bij volkstuinen in het Rabot, die door Velt werden opgevolgd. Er werd een feest gegeven en de mensen uit de buurt kwamen eten van de oogst. De conclusie die werd gemaakt is dat de buurtbewoners konden gevoed worden met de opbrengst van die volkstuinen. Ik had onmiddellijk de bedenking: “voor hoeveel dagen en hoeveel volk”? Die projecten bevorderen de sociale cohesie te bevorderen en hebben educatieve waarde, maar de stad zullen ze niet kunnen voeden.

Het is toch goed dat mensen dergelijke dromen koesteren?

Ik heb ook nog dromen, maar ik wil niet meer in de val van de naïviteit trappen. Ik heb in mijn tijd bij de groene beweging veel te veel naïeve mensen gezien. Ik heb mensen ontmoet die me vertelden dat alles wat ze aten van de CSA (community supported agriculture) kwam. Ze vergeten dat zoveel van wat ze naar binnen spelen niet van die CSA komt. Denk maar aan chocolade, koffie, bier, brood, etc. Veel projecten rond stadslandbouw gaan heel enthousiast van start, maar houden er ook snel mee op, omdat het niet winstgevend blijkt te zijn of omdat mensen moeten bekennen dat de fysieke arbeid te zwaar voor hen is. Ik zie mensen met veel engagement daaraan beginnen, maar zich na een paar jaar weer settelen in hun burgerlijk leventje. Ik vind dat het stadsbestuur de mensen een rad voor de ogen draait door zo hard te focussen op het korteketenverhaal. Ik zou het dan ook jammer vinden dat de stad buitensporig veel geld uitgeeft aan stadslandbouwprojecten die als voornaamste doel hebben het imago van de groene partij op te poetsen.

Wat vind je van andere realisaties van het stadsbestuur, zoals het mobiliteitsplan?

Ook rond mobiliteit ben ik een techno-optimist: ik denk dat we in de toekomst met een app op onze smartphone een zelfrijdende auto oproepen. Ik zie particulier autobezit daardoor op termijn verdwijnen. Bovendien zullen die zelfrijdende auto’s mogelijk op waterstof of elektriciteit rijden. Maar op korte termijn evolueren we inderdaad naar een situatie waarbij de stad meer en meer autoluw zal worden. In het begin is er steeds weerstand tegen dergelijke plannen, maar na tien jaar is men dat al lang vergeten.

Dirk Holemans, Gents gemeenteraadslid voor Groen en coördinator van de ecologische denktank Oikos, vermoedt dat ecomodernisten de bestaande machtsverhoudingen in stand willen houden. Hij noemt het ecomodernisme “de schaapsvacht van de big industrie”. Wat is daarvan aan?

Groenen houden er niet van als anderen een karikatuur van hen maken. Ik vind dat ze zichzelf daar ook niet aan mogen bezondigen. Volgens mij is de reactie van Holemans gewoon een poging om het ecomodernisme te demoniseren. Wij komen op het terrein van de traditionele groenen, we zijn als het ware concurrentie die zo snel mogelijk de kop in gedrukt moet worden. Als het ecomodernisme niet dood kan worden gezwegen, is het plan B om er een karikatuur van te maken. Hoe denken de groenen trouwens de gewenste maatschappelijke verandering te verkrijgen? Geloven ze in de revolutie? Als je de doelstellingen pas kan bereiken door de samenleving te ontwrichten, lijkt het me moeilijk daar een draagvlak voor te vinden. Ik sta niet zo negatief tegenover het kapitalisme. Mensen mogen gerust geld verdienen met goede vondsten. Het allerbelangrijkste voor mij is dat het ecomodernisme het humanisme terug verenigt met het ecologisme. Het zet de mens terug centraal, terwijl het donkergroen ecologisme de mens beschouwt als een soort die de natuur alleen maar schade toebrengt.

Je kan toch niet ontkennen dat wat de ecomodernisten verkondigen, bepaalde politieke partijen als muziek in te oren klinkt?

Ik wil het positief bekijken. Ik merk dat er bij de meeste partijen interesse is voor de ecomodernistische visie. Dit toont aan dat er, over de partijgrenzen heen, interesse is voor die vernieuwende ideeën. Ik heb contacten bij alle partijen, behalve bij Vlaams Belang. Mijn contacten bij Groen staan wel negatief ten opzichte van mijn ideeën. 

Zijn er dan geen mensen bij Groen die daar anders over denken?

Ik moet ze in ieder geval nog leren kennen. Mensen als Bart Staes en Dirk Holemans zijn ideologische hardliners die heel fel de partijlijn proberen te bewaken. Zij hebben nog steeds de macht in handen. Ik denk dat die generatie weg moet om een nieuwe wind te doen waaien. Ik zelf ben partijloos. Ik kan op eender welke partij schieten als ik dat nodig acht. Ik kan hen ook complimentjes geven als ik daar redenen toe heb. Groen reageert nogal vijandig ten opzichte van het ecomodernisme, en ik vraag me af of dat zo slim is. Iedereen vindt natuur en milieu belangrijk. Veel mensen haken echter wel af als je hen gaat vertellen wat ze al dan niet mogen doen om het milieu te sparen. Daarom vermoed ik dat het ecomodernisme veel meer mensen kan aanspreken dan het traditionele groene gedachtegoed. Groen gaat te veel uit van haar eigen gelijk, waardoor je nooit iedereen meekrijgt om stappen vooruit te zetten. Als je kijkt naar de groene beweging in Vlaanderen, valt op dat de eerste-generatie groenen nog steeds de touwtjes in handen hebben. Zo is Vera Dua de huidige voorzitter van Bond Beter Leefmilieu. Zelf heb ik vijftien jaar gezegd dat GGO’s slecht zijn. Dat is lang, maar ik had nog te ruimte om van gedacht te veranderen. Wat als je iemand bent die deze boodschap al meer dan veertig jaar verkondigt? Dan is het toch nog moeilijker om toe te geven dat je op bepaalde gebieden fout was? Het zou neerkomen op zeggen dat je jouw hele leven de verkeerde strijd hebt gevoerd.

Waarom staan de traditionele ecologisten steeds lijnrecht tegenover de ecomodernisten?

Het debat is inderdaad erg gepolariseerd. Eens je je aansluit bij een milieuvereniging, hel je nogal snel over naar de ene kant. Voor mij zou het een grote drempel zijn om me bijvoorbeeld bij Greenpeace aan te sluiten. Ze doen zeker goede dingen, maar hun weerstand tegen de GGO ‘golden rice’ (rijst verrijkt met bètacaroteen, nvdr) vind ik echt verwerpelijk. Van een organisatie die, al is het onrechtstreeks, veel kwaad aanricht kan ik geen lid zijn. Door zelf uit de ‘donkergroene’ hoek te stappen heb ik veel mensen ontmoet met een meer pragmatische visie. Wat ik niet had kunnen voorspellen is welke impact de publicatie van het ecomodernistisch manifest zou hebben (vorig jaar in april). Internationaal had ik al veel mensen ontdekt die op dezelfde manier dachten, maar ik dacht dat ik alleen was in Vlaanderen. Dan was er de biecht van Stijn Bruers, iemand uit de traditionele beweging die zich, althans op het gebied van GGO’s, tot het pragmatische kamp bekende. Ik vermoed dat hij daarvoor wel tegenkanting krijgt vanuit traditionele hoek.

© Emmelien Callewier

Ook binnen het ecomodernisme bestaan trouwens verschillende stromingen. De Finse ecomodernisten, bijvoorbeeld, hebben hun eigen manifest geschreven, los van het andere. Zij zijn van mening dat het Europees ecomodernisme een andere toon moet aanslaan. In Amerika is de context en de politieke situatie helemaal anders dan hier. De Finnen beschouwen de traditionele ecologisten als bondgenoten. Ze erkennen dat ze dezelfde objectieven hebben en over de meeste zaken zijn ze het eens. Waar ze wel problemen mee hebben, is dat een aantal standpunten binnen de groene beweging verboden lijken te zijn. Kernenergie bijvoorbeeld. James Hansen, een van de oorspronkelijke klokkenluiders op het gebied van klimaatverandering, is nu een pleitbezorger van kernenergie. Naomi Oreskes, de auteur van Merchants of Doubt, werpt hem voor de voeten dat hij daarmee een soort van ‘denialist’ (klimaatontkenner) geworden is. Oreskes ex-communiceert als het ware mensen die oprecht bezorgd zijn om klimaatverandering en daarvoor nucleaire energie als deel van de oplossing voor zien, puur omdat ze deze technologie verwerpt. Een van de objectieven van mijn website Backcover.be is die discussies, die hevig woeden in de Angelsaksische wereld, naar hier te brengen. Op dat vlak betekende het ecomodernistisch manifest echt een katalysator. Hier ben je ofwel donkergroen, ofwel niet groen. Dat is jammer. Er moet meer diversiteit zijn in het spectrum van het ecologisme. Dat is wat mij drijft. Ik hoop dat iedereen uit zijn ideologische loopgraven komt en met elkaar de dialoog aangaat.

Meer lezen?
Het ecomodernistisch manifest vind je hier: http://www.ecomodernism.org/nederlands/
De website BackCover: www.backcover.be
Kritiek op het ecomodernisme lees je onder andere hier: