zaterdag 6 oktober 2012

Vakantie op het eiland Serendip


“It’s alright ma, it’s life, and life only” (Bob Dylan)

Avond op het terras van het Galle Fort Hotel. “Alle logica verdwijnt van zodra de slaap intreedt”. Je tilt het gesprek naar een hoger niveau als je het woord neemt, die gave heb je. Je hebt wel wat goed te maken. Gent ligt niet aan zee en de Gentse feesten zijn geen ordinaire zuippartij maar een cultureel en muzikaal volksfeest. Wat is dat toch altijd met die Antwerpenaren? Altijd die laatdunkende opmerkingen. Maar dromen kennen geen logica, dat moet jou, met al jouw logisch denkvermogen, in het bijzonder opgevallen zijn. Ik heb het onlangs nog mogen ondervinden, en vermoed dat die malariapillen het effect versterken.



Tien dagen geleden. Eerste nacht in het ‘Oasis Tourist Welfere Centre’ (sic), Dambulla. Erg warm, geen airconditioning, geen ventilatie. Het lijkt rustig, tot we de lichten doven en proberen te slapen. De wind schakelt bij en blaast met korte stoten warme lucht door het pensionnetje. De straathonden beginnen te huilen als wolven. Wat is er op til buiten? Hier binnen ga ik de strijd aan met mijn muskietennet; ik lig er veeleer tegen dan onder. Ik weet mij te bevrijden. Mijn kompaan naast mij ligt er nog netjes onder. Hij heeft de slaap al omarmd. Om de muggen weg te houden wrijf ik me in met insectafwerende gel. Na enige tijd stort het pension zowat in onder het geweld van de beukende wind. Alsof het niet van steen, maar van stro of hout gemaakt is. De honden zwijgen. Een slang glijdt onder de gammele deur van de slaapkamer naar binnen. Ik lig het dichtst bij de deur, en voel het gluiperige creatuur al vlug langs me heen glijden. Dan een beet in mijn linkerzij, niet al te pijnlijk. Een krait, Bungarus ceylonicus? Ik schiet wakker. De geur van DEET vermengd met zweet. Ik val terug in slaap, voor een droomloze fase. Dan opnieuw wakker door een paar tikjes in mijn rechterzij, kennelijk afkomstig van Willem. Ik mompel iets tegen hem, nauwelijks hoorbaar, onverstaanbaar. In de ochtend blijkt dat ik die nacht een lange toespraak heb gehouden in het koeterwaals. Zelfs Jonas, in de aanliggende kamer gestationeerd, heeft het gehoord. De tikjes in mijn zij hadden tot doel mij uit mij uit mijn droom te wekken, in de hoop dat ik de droommaterie zou onthouden. Tevergeefs. Praten in de slaap heeft niets van doen met dromen. 

Wat ging er aan deze nacht vooraf? Drie dagen. De eerste slijten we in Kandy, het spirituele hart van de Singalese cultuur. Dichte horden mensen schuiven aan op blote voeten om de hoektand van de Boeddha te gaan aanbidden. Bizar. ’s Avonds wonen we een Singalese dans- en drumvoorstelling bij. Een gevecht om de ogen open te houden. Het was een lange dag voorafgegaan door een korte nacht waken in het vliegtuig. Daags erna avontuur aan 65 dollar per persoon. Onderweg naar het Knucklesgebergte passeren we theeplantages die eigendom zijn van de staat. Tamilvrouwen werken er aan een hongerloon van 500 rupees per maand, tenminste als we onze gids mogen geloven. Onder het alziend oog van de grote leider, van Singalese signatuur, die overal langs de weg te vinden is op metershoge panelen. Die minzame glimlach, die visionaire blik. In werkelijkheid is die man een oorlogsmisdadiger die verantwoordelijk is voor tienduizenden Tamil burgerslachtoffers. Een Tamilgids leidt onze expeditie door de nevelwouden die het Knuckles massief bedekken. Voor de gelegenheid is het massief niet in dichte nevelen gehuld; ik verbrand mijn nek terwijl we op de top picknicken. Bloedzuigers zijn met ons meegereisd. We zijn een zeldzaam feestmaal voor deze hematofage schepsels. Willem is met zijn AB-bloed veruit het meest geliefd. Het bloed loopt van zijn schouders, uit zijn navel, langs zijn enkels. De horror! De horror! Tweemaal leeggezogen die dag, veel bloed en geld verloren.

Op de derde dag komen we toe in het Oasis Tourist Welfere Centre. Het oude dametje dat de zaken er waarneemt verzorgt er ons welzijn door met regelmaat een pot zwarte thee te zetten. Spotgoedkoop pensionnetje. Als je er een sanitaire stop inlast of een douche neemt word je aangestaard door kikkers en hagedissen. Erg charmant. Na een uitstap naar de rotscitadel van Sigiriya bij valavond missen we de laatste bus terug  naar Dambulla. Een tuktuk dan, geen keuze. Vrezen voor een fataal ongeval in het chaotische verkeer, en intussen meer fijn stof binnenkrijgen dan goed is voor een heel jaar. De chauffeur prijst ons de lokale hoeren aan. “Ficky ficky, twenty dollar”. Niet voor ons meneer. Terug in de hostel zien we jou de afwas doen. “Een mooie verschijning”, denkt Jonas hardop, zich niet realiserend dat je dezelfde taal spreekt als hem. Als we terugkomen van het avondeten zien we jullie drie aan het tafeltje in de gang zitten. Je nog bleke benen amper verpakt in denim hotpants, op jouw gezicht de blos van een plukklare framboos. Je leest dezelfde reisgids als ons; dat schept een band. Wij nemen plaats aan de tafel in Jonas’ kamer, aan het eind van de gang. Ik laat een pot thee aanrukken en geef het woord aan Bob Dylan. Bootleg Series Vol. 6: Bob Dylan Live 1964, Concert at Philharmonic Hall.  ‘Spanish Harlem Incident’. “The night is pitch black, come an’ make my pale face fit into place, oh please! Let me now, babe, I’m nearly drowning, if it’s you my life lines trace”. Wij spelen ‘Jungle Speed’ en jullie gaan slapen, en dan komt die turbulente nacht.


Tegen dat wij opgestaan zijn, klaar om op zoek te gaan naar ontbijt, zijn jullie al een poos vertrokken. Tijd voor twee dagen UNESCO-werelderfgoed. Fietsen door eeuwenoude ruïnesteden, stofvreten tussen de talrijke monastieke en profane resten. We leren alle houdingen van de Boeddha kennen en bereiken ons Dagoba-verzadigingspunt. Na tweeëneenhalve dag hebben we genoeg cultuur opgeschrokt. We verlaten onze uitvalbasis in Dambulla en nemen afscheid van de bejaarde gastvrouw. In het gastenboek bedanken we haar voor de lekkere thee en verzoeken we haar de groeten te doen aan het gedierte in de badkamer. Een ander bericht in het gastenboek herinnert aan jullie verblijf. Door alle drie ondertekend. We plaatsen de namen bij de gezichten en doen dat correct, zo ondervinden we later. In twee etappes naar Nuwara Eliya, hoog in het heuvelland. In de eerste bus één en al chaos, veel te luide muziek en een Singalese schone. Ambiance verzekerd. In de tweede bus, een klein privé-exemplaar; airconditioning en een jongen die om de haverklap moet overgeven. Eenmaal boven zitten we in de regen en de mist, bij nog geen 20°C. Zeven graden noorderbreedte; een boogscheut van de evenaar. Je zou het niet vermoeden. België smelt intussen: in Ukkel wordt 34°C gemeten. Onze zoektocht naar accommodatie heeft iets van een helletocht. De duivel van dienst heeft bloeddoorlopen ogen en leidt ons naar volle kamers en dure hotels. Met een dollar kunnen we ons vrij kopen. Ons verblijf in de ‘The Trevene’ kost iets meer. ’s Avonds aan het haardvuur ‘Wuthering Heights’ lezen in een Engels aandoend interieur. De wind duwt de regen ongemeen hard tegen de ramen, het lijkt alsof Catherine Earnshaw komt spoken. “I’ve dreamt in my life dreams that have stayed with me ever after, and changed my ideas; they’ve gone through and through me, like wine through water, and altered the colour of my mind”. Geen dromen voor mij die nacht; enkel een verbeten strijd om het gedeelde deken. 

World’s End vroeg in de ochtend, voor de mist. Een rotswand stort zich achthonderd meter de diepte in. Veel volk: een bonte kermis aan het einde van de wereld. In de namiddag laten we ons pontificaal vervoeren naar een theefabriek en langs een resem watervallen. De wagen heeft iets van een pausmobiel. We zitten hoog, boven onze stand. Daags erna derde klasse trein naar Ella. Vier uur in een overvolle wagon naast een stinkend toilet. Dat is naar onze stand. In Ella logeren we bij mevrouw Lizzie ‘spicy’ Rodrigo. Wat een heerlijke aroma’s hier! Pittige specerijen: zwarte peper, kardemon, gember, kruidnagel, koriander, kaneel, komijn. Het groeit hier en men is er niet zuinig mee. Ik lijk de Rice & Curry maar niet beu te geraken. Avontuur op het bord. Groentencurries met exotische ingrediënten als okra, dhal en jackfruit. Onbekende en verrukkelijke smaken. Voorts oude bekenden als aubergine en tomaat in een nieuw sausje. Groene peper; niet zo pikant als de rode variant maar zeker pikant genoeg. ‘Devilled’ gerechtjes met dikke ajuinringen in een kruidig dik sopje. Sambol; straf spul voor de durvers. Exotisch fruit van allerlei slag, gaande van de bij ons ingeburgerde ananas en mango naar meer obscure vruchten zoals de doerian. Een welgekomen variatie op de eenzijdige Westerse smaken van thuis. Aan de Ravana Ella Falls ontvluchten we de massa die beneden langs de weg komt baden en plonsen. We klauteren een heel eind langs de watervallen naar boven op zoek naar een ideaal zwemplekje. Een reis is niet compleet zonder een paar schrammetjes. Jarenlange ervaring in geklauter op rotsen en gewring door dichte vegetatie komt van pas. Opgedaan langs de oevers van de Drobie en in de brousse rond Saint-Mélany, Ardèche; een tweede thuis.



In Tissamaharama is het moeilijk om de gigantische dagoba’s te ontwijken. Aan het oudste en mooiste exemplaar, daterend uit de derde eeuw voor Christus, ontmoeten we een monnik. We vermoeden dat hij ons geestelijke bijstand of spiritueel advies komt verlenen, maar in werkelijkheid komt hij bedelen. Zwak hart, dure medicijnen. Daags erna gaan we op safari in het Yala National Park. De ‘usual suspects’: olifanten, een luipaard, luie buffels, luie krokodillen, luie herten. Veel luie beesten op het heetst van de dag. En rare vogels. Terug in de guesthouse veel herkenning. Het valt op: je ziet steeds dezelfde toeristen opduiken. Een eindeloze parade van bekende gezichten. Een greep uit het aanbod, meer dan één keer gezien (niet noodzakelijk hier). Een Nederlandse familie: mama, papa en twee dochters. De ene dochter slank als de vader, de andere sleurt de tekenen van de welvaart mee, zoals haar moeder. Twee oudere Britse koppels, te zwaar: op een steenworp van een cardiovasculaire catastrofe. Een aantal jonge Franse paartjes. Een Italiaanse gelukzak met drie vrouwen, gretig aan de Arrack en de sigaretten. En jullie, hier in Tissa. Twee tafels verder aan het dineren. Had jullie eerst niet opgemerkt, te gefascineerd door het kaartspel van de Engelse meisjes aan de tafel naast ons. Ze spelen ‘Stronten’, zoals dat bij ons genoemd wordt. Net voor het slapengaan komt het dan toch tot een klein treffen. Jouw gezicht nog steeds met de  blos van een plukklare framboos, maar nu omwille van zonnebrand veronderstel ik. Twee nichtjes uit het Antwerpse en een Russische vriendin, leren kennen op Erasmus. Zo zit het. Wij gewoon drie vrienden, van in de humanioratijd. Aangename kennismaking.  



We staan op rond acht uur. Zelden zo laat opgestaan deze reis. Jullie zijn een kleine vier uur eerder opgestaan voor een halve dag safari. Aan het ontbijt krijgen we een brief overhandigd. Geadresseerd aan de “the Belgian guys”. Twee telefoonnummers, voor het geval we in Galle nog eens willen afspreken. Ik neem de brief en steek hem in mijn portefeuille; ik monopoliseer onze toekomstige lijn van communicatie. Met een halve dag voorsprong vertrekken we naar Galle. Een stadje waarvan de koloniale wortels zichtbaar aan de oppervlakte liggen. Een gereformeerde kerk vol achttiende-eeuwse  Nederlandse grafstenen. Een toegangspoort met het ‘corporate logo’ van de Vereenigde Oostindische Compagnie. Het hedendaagse Galle is een interessante smeltkroes. Naast een obligaat Boeddhistisch schrijn en twee kerken treffen we een moskee aan. Op het strand moslima’s badend in boerka. Aan de vlagrots zien we de fortspringers aan het werk. Zij verachten de dood en duiken vanop het bastion in een veel te smal en ondiep stuk zee. Nu zitten we hier op het terras van het Galle Fort Hotel dure cocktails te drinken. Een leuk verhaal over je Russische vriendin die op de bus in slaap valt en haar hoofd te rusten legt op de schouder van een Sri Lankese medereiziger, tot grote consternatie van het aanwezige publiek. Onze verhalen over gulzige bloedzuigers en een monnik die om een aalmoes smeekt. Voorts voert jouw nicht Karen graag het woord, in meer dan behoorlijk Engels. Een jaar verlof zonder wedde, een jaar om te slijten in Australië. Een vriendin van ons gaat daar de komende zeven maanden fruit gaan plukken, en trekt er ook nog op uit naar Thailand en Nieuw-Zeeland. Jij en Julia, beide intussen afgestudeerd burgerlijk ingenieur materiaalkunde, hebben elkaar ontmoet tijdens een Erasmusjaar in Grenoble. Willem vertrekt voor vier jaar naar Lausanne om er te doctoreren in de computationele neurowetenschappen. Een kennis van jullie doet een stage in Colombo. Al die Buitenlandse ervaringen en intenties; ik ben die boot aan het missen. Zal ik wel met mijn nieuwe fiets rondrijden in de Vlaamse velden; aan mij het kleine avontuur… Dan jij over dromen.    

Onze laatste dagen brengen we door in Unawatuna, aan de oceaan. Niet bepaald strandweer: regenseizoen. Ondertussen lijkt onze communicatie spaak te lopen. Na zonsondergang verveel ik mijn kompanen door hen meer dan eens te wijzen op dat ‘Green light across the bay’. Ik had het kunnen weten: Jonas is kleurenblind. Dan maar pintjes drinken in de Happy Banana. Pintjes van 625 ml, en meer dan één. Een gevarieerde reis dient bezopen op het strand te eindigen, volgens de regels van de kunst. We maken kennis met dronken Ierse studentes ‘Occupational Therapy’, hetgeen zich door onwetenden laat vertalen als bezigheidstherapie. Aan de toiletten ben ik toeschouwer van een hallucinant tafereel: twee Britten plassen tegelijkertijd in hetzelfde urinoir. Daags erna hoofdpijn en maagtroebelen, dat liet zich voorspellen. Kajakken in de branding blijkt gevaarlijker dan gedacht, en is bovendien niet de beste activiteit als je een kater te verwerken hebt.  Dan maar vroeg naar bed de allerlaatste avond.  Wakker ge-sms’t om twee uur ’s nachts. Of we komen feesten in de Karma club in Colombo? 's Anderendaags doden we onze laatste uren op de Galle Face Green in Colombo, terwijl jullie aan het fuiven zijn op het strand van Mount Lavinia. Bye bye, wij nemen straks het vliegtuig.


Oh ja, nog dit. Laatst droomde ik van het strand in Unawatuna. Jij loopt voor me, ik zie je voetafdrukken in het zand. Ik draai me om en zie mijn moeder zitten in een strandstoeltje, glimlachend. Ik keer me richting de oceaan en jij bent verdwenen. Enkel je voetafdrukken nog in het zand, tot een golf ze komt uitwissen. Mijn ma is ook verdwenen. Ik sta alleen, daar waar de oceaan een verloren stuk Indisch subcontinent komt kietelen. Ik ga niet proberen deze droom te verklaren. Het is zinloos logica te zoeken waar ze zich niet ophoudt, dat heb ik van jou geleerd.