zaterdag 23 november 2019

Dag Luc - update van een brief uit 2013

Toen ik vernam dat je overleden was, op die kille zaterdag eind november, was ik op weekend met een organisatie die jonge mensen samenbrengt rond duurzaamheidsthema’s. Na een verfrissende wandeling op de Hagelandse Wijngaardberg sprak mijn vriend Jonas de woorden: “Daaf, Luc De Vos is overleden”. Ik had je het jaar voordien nog geschreven over hoe jouw muziek en teksten me door mijn adolescentenjaren hadden geloodst, maar naderhand aan relevantie hadden verloren. Dat laatste had ik niet mogen neerschrijven. De schok en het ongeloof die me beving toen ik het nieuws vernam dat je er niet meer was, gaf aan dat je nog steeds van betekenis voor me was. Daarin was ik niet alleen: met ruim tienduizend stonden we in een zwakke decemberzon op het Sint-Pietersplein om je uit te zwaaien. Wat een meezingmoment had kunnen worden toen je kist werd buitengedragen op de tonen van ‘Mia’, werd gesmoord in collectief verdriet. Na je stervensjaar 2014 uitgeleide te doen aan de Portus Ganda, bij de samenvloeiing van Leie en Schelde, konden we niets anders dan het nieuwe jaar inzingen met jouw liedjes.

Wat sta jij daar te doen als antiheld tussen mijn muzikale helden? Is het omdat we in hetzelfde dorp, Gent, woonden? Komt het omdat je lang voor mijn tijd op de banken van dezelfde school, het Sint-Lievenscollege, hebt gezeten? Komt het omdat ik lang gedacht heb dat ik, net als jij, een muurbloem was die pas in een verre toekomst tot bloei zou komen? Omdat je ooit opkwam voor de gemeenteraadsverkiezingen met de slogan “Leve de sterren”? Mijn geschiedenis met jou begon in mijn vroege tienerjaren. Tijdens de nacht waarin het jaar 2000 moest wijken voor het jaar 2001 dansten we met het hele gezin op te tonen van je debuutplaat Gorky. Eigenlijk betrof het eerder springen dan dansen, daar in de keuken, met de volumeknop stevig naar rechts gedraaid. In de jaren daarna heb je me als een gids door mijn apenjaren geleid.


  
Jouw beste werk kwam eerst. Het album Gorky, in 1992 uitgebracht, is een Nederlandstalige klassieker. Een plaat zonder noemenswaardig dieptepunt. Jammer dat ‘Mia’ met alle aandacht gaat lopen. Ik vermoed dat je dat liedje mettertijd wat was beu gezongen. Zonde, want in wezen blijft het een steengoede song. Tijdens een tweedaagse bergtocht in het Zwitserse Graubünden op een zomerkamp met de veertienjarigen werd ‘Mia’ duchtig door iedereen meegezongen. ‘Lieve Kleine Piranha’ en ‘Anja’ slaagden er ook in de stembanden in beweging te brengen. Als ik echter ‘Wacht niet te lang’ of ‘Boze wolven’ inzette, moest ik het alleen zien te rooien. Omdat ik geen groot zangtalent ben werd me dat niet in dank afgenomen. Ik liet me daar niet door uit het lood slaan. Als anderen het recht hadden de hele troep te irriteren door op grassprietjes te fluiten, had ik het recht om jouw liedjes te kwelen. De eerste en enige keer dat ik met mijn stem lof heb geoogst was trouwens toen ik ‘Arme jongen’ vertolkte op het strand van de Blaarmeersen, begeleid door een goede maat op gitaar. Laten we eerlijk zijn: jij was ook niet de beste zanger. Gelukkig valt dat op ‘Gorky’ niet echt op. Met passie en inleving haalde je het maximale wat uit je stem te halen was. Heerlijke teksten trouwens. “De heldentocht in de file” waarvan sprake in ‘Soms vraagt een mens zich af’ probeer ik angstvallig te ontlopen. Geef mij maar werk waar ik al stappend, trappend of sporend naartoe kan pendelen. Voor de rest een zeer stichtend refrein: “We bouwen aan de toekomst/We leven voor elkaar/We bouwen aan de toekomst/We houden van elkaar/Hier heerst vrede/Er is hoop voor iedereen”. Zeer geschikt voor de zondagmis, maar dat is buiten die twee strofes gerekend waarin je bezingt hoe je op de achterbank van een auto de liefde bedrijft met iemand die we tegenwoordig een ‘milf’ zouden noemen.

In ‘Eisen van de romantiek’ heb je het over het onvermogen om klaar te komen, terwijl je het in ‘Geef al je geld aan de arme kinderen’ hebt over handen die naar ontucht verlangen. Ik had op mijn twaalfde al goed door waarover je het had. Het waren verwarrende tijden. Ik was min of meer verliefd op de zangeres van The Corrs. Wat later had ik een oogje op een meisje van de parallelklas, in de overtuiging dat ze wat trekken had van Andrea Corr. Dat was buiten haar haren gerekend, die niet ravenzwart maar stroblond waren. Mijn muzieksmaak bevond zich toen in een ingrijpende transitie. De jaren daarvoor waren Bach en Mozart mijn absolute idolen geweest, maar in het zesde leerjaar begon ik langzaam maar zeker meer moderne genres te appreciëren. Die transitie is niet vlekkeloos verlopen: op een bepaald moment luisterde ik hoofdzakelijk naar gedrochten als Limp Bizkit, The Offspring en Linkin Park. Van Limp Bizkit heb ik trouwens een CD (wellicht de grootste stinker van mijn collectie) met het keurmerk ‘Parental Advisory Explicit Content’. In die jaren vond ik het merkwaardig dat jouw CD’s niet van dit logo voorzien waren. Het zal door dat Nederlands geweest zijn. Eenmaal het woord “klaarkomen” was voor mij meer choquerend dan de 48 “fucks” in het liedje ‘Hot Dog’ van Limp Bizkit.



Op het live-album ‘Boterhammen’ valt het op dat zowel ‘Boze wolven’ als ‘De redder’ in essentie folknummers zijn. Ik moet toegeven dat ik de “lieveling” uit de ‘De Redder’ (en de “lieveling” uit ‘Het Einde is nabij’) steeds als ‘Lieve Lien’ begreep, wellicht omdat er in het eerste middelbaar een Lien in mijn klas zat. Lief was ze zeker. Iedereen leek verliefd op haar, behalve ik. Misschien had ik het meer voor de “Brave hoer Martine” uit ‘Ooit was ik een soldaat’. Een jaar erop, in 1993, hielden je bandleden het voor het bekeken en wisselde je bandnaam van eindletter. Met de nieuwe bezetting trok je naar Senegal om er ‘Hij Leeft’ op te nemen. Wat mij betreft is die plaat de meest eerlijke en ontroerende die je uit je polderromantische geest hebt weten te puren. Hoewel op geslaagde wijze West-Afrikaanse invloeden in de muziek zijn geslopen, lijkt de plaat uitermate geschikt voor een druilerige regendag in Belgenland. De melancholie van opener ‘In Onze Landen’ is in ons taalgebied onovertroffen. “Ik zie je huilen/En je schuilt/In je toren/En je huilt”, gezongen met een kwetsbare falsetstem. De lange instrumentale outro doet denken aan Ali Farka Touré, maar dan met Wippelgemse weemoed. ‘Berejager’ (zonder tussenletter, de spellingswijziging van 1995 had zich nog niet voltrokken) begint met gelijkaardig snarenspel, maar vervelt al snel tot een rechttoe rechtaan rocksong.  In ‘Hij is alleen’ heb je het over de jongen die je vroeger was, een jongen waarmee ik me tijdens mijn puberteit in grote mate kon identificeren. Je zingt “Hij droomde dat je van hem hield”. Bij mij ging het net zo, hobbelend van de ene platonische verliefdheid naar de andere. Alleen was het voor jou reeds jaren achter de rug en zat ik er nog tot over mijn oren in, de redding bijlange nog niet nabij. ‘Samen in dat donkere huis’, een ingetogen nummer dat enkel wordt gedragen door jouw stem en een piano, bevat de heerlijke oneliner “Net als voetbal, is God overal”. In het prachtige ‘Vader Wij Wachten’ refereer je naar Matteüs  8: 2-22: “Je hoeft alleen te spreken, en ik zal genezen”. Door mijn veelvuldige deelnames aan eucharistievieringen voorafgaand aan mijn vormsel staan dit soort zinnetjes in mijn geheugen gebrandmerkt. Ironisch genoeg hoefde ik na mijn plechtige communie niet meer verplicht naar de kerk te gaan op zondag. Ook de vele cadeaus die ik in ontvangst mocht nemen tijdens het bijhorende feest waren mooi meegenomen. Het enige wat de heilige geest mij in die periode heeft nagelaten zijn frasen als “Zeggen wij dank aan de Heer onze God, hij is onze dankbaarheid waardig”.

Het album ‘Monstertje’ uit 1996 is een stapje terug ten opzichte van je eerste langspelers, maar je had de lat dan ook hoog gelegd met die twee Vlaamse instantklassiekers. Er staan maar liefst 17 tracks op, maar slechts enkele die boven de middelmaat uitsteken. In heb het wel voor opener ‘Billy lag te slapen’. In de vroege jaren 2000 kenden de cd-r en illegale downloadsites zoals Napster een steile opgang, wat me toeliet om zelfgemaakte compilatie-cd’s samen te stellen. ‘Billy lag te slapen’ had de eer Volume 3 van mijn compilatiereeks te openen, ergens in het voorjaar van 2002. Wat te denken van het titelnummer en ‘Ik Zie Het Licht’? Mooie nummers die op geslaagde wijze zijn georkestreerd, maar zo lijzig ingezongen. Ook bij opvolger ‘Ik Ben Aanwezig’ uit 1998 heb ik dubbele gevoelens. Een zeer ambitieuze plaat, maar ook de eerste waarin de typische synthesizersound opduikt die veel van je latere werk ontsiert, als een schimmellaagje op een bedorven boterham. ‘Vaarwel Lieveling’ en ‘Punk Is Dood’ zijn breed uitwaaierende songs die met wat minder opsmuk beter tot hun recht hadden gekomen. ‘Eindelijk Vakantie’, in 2000 op de markt gegooid, is bescheidener van opzet. ‘XTC’ is een sterke single, en ook een aantal albumnummers behoren tot mijn persoonlijke favorieten, zoals ‘Duitsland Wint Altijd’, dat nochtans de kenmerkende ‘schimmelsynths’ bevat. Ook het de bedaarde gitaarsong ‘Mijn Bed Is Zwaar En Groot’ kan me wel bekoren. ‘In Mijn Betere Wereld’ is heerlijk gearrangeerd. Ik liet die song ooit horen tijdens een spreekbeurt over de romantiek, naast een gedicht van Heinrich Heine op muziek van Hugo Wolf, om te illustreren dat er ook hedendaagse artiesten waren die zich van romantische stijlkenmerken bedienden. ‘Vooruitgang’ uit 2002 is de eerste plaat van Gorki die ik heb ontdekt in het jaar van de release zelf. Ik moet opbiechten dat ik de verzen “Laat mij nog iets weten/Je mag mij niet vergeten/Ik leef onder de sterren/Die jij ziet aan de hemel” uit ‘Tijdbom’ eens heb gerecycleerd in een liefdesbrief zonder naar het bronmateriaal te refereren. Ook de titelsong en ‘De Olifant Is Grijs’ hoort bij het betere werk in je liedcatalogus. Weinigen weten dat je onder de vlag van ‘Automatic Buffalo’ een Engelstalige plaat hebt uitgebracht. ‘Party People’ is één van de eerste CD’s die ik op eigen houtje aanschafte. ‘Let’s Have A Revolution’, de titel van het openingsnummer, is een devies dat ik in de praktijk probeerde te brengen tijdens mijn tweede jaar op het college. Het plan was onder andere om de leerlingenraad meer bevoegdheid te geven en de gevestigde orde op haar grondvesten te doen daveren. Verder dan een op hoongelach onthaalde toespraak op de speelplaats ben ik helaas niet geraakt.



In 2004 bracht je ‘Plan B’ uit. Omwille van het feit dat de release synchroon verliep met de periode van mijn jeugd waarin mijn puberale gevoelens zich van het ene naar het andere uiterste slingerden, is het album van grote betekenis voor me geweest. Ik was toen vijftien jaar en maakte deel uit van een vriendenbende die de gewoonte had om op vrijdag in het gras bij de Sint-Baafsabdij of het Klein-Begijnhof te voetballen en ‘verkrachtertje’ te spelen, een spel dat op jongerenreizen van de christelijke mutualiteit zedig ‘Ridders en Prinsessen’ werd genoemd. Op een vroege lentedag in dat jaar kwam ik je, op weg naar het begijnhof, tegen in de Lange Violettestraat. Ik begroette je met “Dag Luc”, hetgeen je kordaat beantwoordde met “Hoi”. De single ‘Een schaduw in de schemering’ en ‘Engeland’ zijn zeker vermeldenswaardig. In ‘Donkere stille gangen’ roep je, geruggensteund door een treurige hoorn, de sfeer op van de jaren toen je school liep op het Sint-Lievenscollege. De “geur van bleke jongens” was daar in mijn tijd nog steeds niet verdreven. Bij het beluisteren van het titelnummer krijg ik nog steeds een beetje kippenvel. Het “mooi meisje” waarvan sprake heette toen Xandrien, en “Weet je nog die fuif/Hoe gezellig het toen was” ging voor mij over een chirofuif in Sint-Kruiswinkel. Een simpele slow was toen buitengewoon sensationeel. De gewaarwording van meisjesborsten tegen mijn lijf en mijn armen om meisjesheupen bracht keer op keer een ongekende hormonenstorm op gang: “Zolang het duurde was het fijn”. Het lijdend voorwerp van mijn begeerte ging niet in op mijn avances, het zou nog twee jaar duren voor ik het eerst een meisjesmond mocht proeven. Tegen dan had je ‘Homo Erectus’ uit, maar leek ik jouw muziek wat ontgroeid. Alleen het lichtelijk homo-erotische ‘Zomer van de liefde’ kon ik wel smaken. Van ‘Voor rijpere jeugd’ uit 2008 onthoud ik enkel de single ‘Veronica komt naar je toe’, waarin je vocaal uithaalt als op je debuutplaat. Van ‘Research & Development’, je laatste worp, is hoegenaamd niets blijven plakken. Toch bleef ik hopen op die goede plaat die je zeker nog in je had. Het is me zelfs voorgevallen dat ik over die plaat droomde: een rode albumcover met een mooi meisje op. 

Je bleek een uitstekende gids in de jaren van smartelijke liefdesbrieven, gekwelde dagboekfragmenten en kortstondige bevliegingen, maar in een tijd waarin de realiteit van alledag de meeste opflakkerende dromen ogenblikkelijk in de kiem smoorde leek je voor mij aan relevantie verloren te hebben. Tenminste, dat schreef ik je in 2013. Ik kan vandaag, op een grijze zaterdagnamiddag eind november, enkel vaststellen dat ik me daarin vergiste. ‘Hij Leeft’ ligt hier op. Van jouw werk kan ik hetzelfde zeggen.