zondag 27 september 2015

Schone lucht

De wekker om tien voor zeven. Ik word abrupt uit het rijk van de slaap weggerukt, als de verdrijving uit het paradijs. Ik kom met weinig woorden het ontbijt door en haast me naar het perron. Ongeacht hoe hard ik me haast kom ik er elke dag tien minuten te vroeg aan. Op dat perron en in de trein zie ik steeds dezelfde gezichten. Je ziet ze soms in het weekend, op momenten dat er veel meer leven in hun gezicht te lezen is dan nu. Vandaag zijn we allemaal werkvee. Pendelende zombies, elk in onze eigen cocon waaruit het ’s morgens zo moeilijk te breken is. Op dagen zonder vertraging kom ik na een rit van 41 minuten toe in het station van Antwerpen-Zuid. Van zodra de trein de tunnel onder de Schelde induikt ga ik me aan de deur gaan stellen. De juiste positie is de helft van het werk. In feite begint het al bij de keuze van de wagon in Gent-Dampoort. Ver achteraan in de trein maar ook niet te ver, zodat je op het perron van Antwerpen-Zuid als eerste de trap naar boven kan aanvatten. Een goede conditie is een basisvereiste om in de voorhoede boven te komen. Een blik op de stand van de verkeerslichten en het aantal beschikbare fietsjes is noodzakelijk om in een oogwenk te beslissen naar welk velostation te gaan: dat aan deze kant of de overkant van de drukke baan. Gezien het doorgaans ontoereikende aanbod van deelfietsen is de race nog niet beslist. Het leven is een strijd, die door sommigen hier over de rand van het fatsoen en de verkeerscode wordt uitgevochten. Eenmaal over een fietsje beschikkend gaat het in zeven haasten naar de Kronenburgstraat, als een volleerde Flandrien over de kasseien aan het KMSKA dokkerend. Ingeprikt met een scherpe tijd, de werkdag is met succes ingezet.



Vier maanden lang heb ik mijn stoel warm gehouden op de universiteit voor ik er de brui aangaf. De winter was geen winter toen, maar een donkere, diffuse en vorstvrije overgang tussen herfst en lente. Al die tijd had ik mezelf wijsgemaakt dat ik er niet op mijn plaats zat. Er was het idee dat ik er niet in slaagde het aan mij opgelegde onderzoeksonderwerp tot dat van mezelf te maken. Er was het gevoel dat doctoreren niet besteed is aan mensen met uitwaaierende gedachten zoals ik. Mijn promotor en collega’s waren al aan het eind van mijn eerste week op de unief op de hoogte van mijn twijfels. Begin maart nam ik effectief ontslag. Toen ik de deur van het bureau definitief achter me dichttrok en wat later in de gang twee collega’s kruiste, merkten ze dat ik streed tegen de tranen. Alweer een mooie kans verkloot.

Het was moeilijk op het werk te zwijgen over mijn hernieuwde academische ambities. Tot ik effectief nieuws ontving over mijn persoonlijke beurs hield ik de lippen stijf op elkaar.  Het verraad valt me zwaar. Ik word niet vervangen, waardoor de werkdruk in het team substantieel zal toenemen. Er werd ook veel geïnvesteerd in mijn opleiding. Ik denk dankbaar terug aan de vele uren dat ik met Kenny en Marc op de baan was voor mijn scholing als vervangend monsternemer. Het waren misschien wel de mooiste dagen van mijn tijd bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Werken aan een schone lucht in Vlaanderen, op zich zou dat voldoende moeten zijn als motivatie voor mijn job. Helaas kreeg ik de indruk dat mijn bijdrage aan dat nobel doel eerder beperkt is vanuit mijn huidig takenpakket. Bovendien deed ik snel inspiratie op voor een eigen onderzoeksproject, dat over de beleidsaanpak van ammoniakdeposities op natuurgebieden zal gaan. Toch werk ik graag op de Dienst Lucht, en dat heeft voor het leeuwendeel te maken met de leuke werksfeer en de fantastische collega’s. Mijn maanden op de negende verdieping, op de bureau bij Danny en Jordy, zullen me altijd bijblijven. Ik heb er geleerd dat schone lucht meer is dan immissieconcentraties onder de Europese grenswaarde of een minimaal aantal overschrijdingsdagen van de fijnstofnorm. Ik leerde er kijken naar wisselende wolkenformaties, de kleurrijke verstrooiing van licht en de razendsnelle ontwikkeling van onweersbuien. Daarnaast had ik er bijzonder fijne en intellectueel prikkelende conversaties over de economische en ecologische crisis, maar evengoed over de zin en onzin van religie en de absurditeit van het bestaan. 



Mijn verhuis van de negende naar de vijfde verdieping, naar een bureau waar ik de enige man ben in een gezelschap van vijf, voelde aanvankelijk aan als een verbanning. Het zicht op de Antwerpse skyline is er namelijk een pak minder spectaculair. Toch voelde ik me ook daar snel thuis, opnieuw omringd door heel aangename mensen. Het dominante gespreksonderwerp was niet meer de toestand van de wereld, maar de persoonlijke levenssfeer en het spanningsveld tussen werk en gezin. Het plotse overlijden van de zus van een bureaugenoot maakte diepe indruk bij ieder van ons. Bij een confrontatie met dergelijke gebeurtenissen kan je niet anders dan je persoonlijke muizenissen relativeren.

In maart mocht ik met een aantal collega’s  naar de VMM-vestiging in Aalst om er de cursus ‘Persoonlijke effectiviteit’ te gaan volgen. Op dergelijke cursussen word je, na invullen van een vragenlijst, in het hokje van een MBTI-type geduwd. Dat soort psychometrische testen heeft uiteraard een grote apekoolfactor. Het idee van MBTI is dat de hele wereldbevolking in 16 persoonlijkheidstypen valt onder te verdelen. Het resultaat van de test was voor mezelf niettemin behoorlijk confronterend. De lesgeefster durfde het aan om mij voor de hele groep een ‘softie’ te noemen. Bovendien vond ze het nodig me te vragen of ik me een buitenbeentje voel. Ik voel me goed, dank u! Blijkbaar scoor ik op de vier indicatoren van de test telkens tegengesteld aan wat de maatschappij als norm stelt. Ik kreeg de stempel ‘INFP’: ik ben veeleer introvert, heb een intuïtieve ingesteldheid bij het vergaren van informatie, laat gevoelens meedingen bij beslissingen en ga eerder ongepland en ongestructureerd door het leven. Het griezelige is dat mijn neiging om alles in twijfel te trekken en mezelf te saboteren voor een stuk kan worden verklaard vanuit mijn MBTI-type. Ik weet waaraan ik moet werken. Als ik terug op de universiteit werk zal het een kwestie zijn het gevoel dat ik er niet thuis hoor te vervangen door de nuchtere vaststelling dat ik er wel op mijn plaats ben. Vanuit MBTI-perspectief is dat een kleine stap: ik balanceer op de rand tussen thinking en feeling, het moet mogelijk zijn om op cruciale momenten naar de rationale kant van het spectrum over te stappen.

Toen ik vernam dat ik met een persoonlijke beurs opnieuw kon gaan doctoreren was ik toevallig net het boekje ‘How to find fulfilling work’ van The School of Life aan het lezen. Daarin worden kanttekeningen geplaatst bij de wetenschappelijke waarde van de MBTI-typologie. Daarnaast staat er een recept in voor de ideale job. Niet het geld dat je er mee verdient of de status die je met je job krijgt zijn belangrijk, maar de intrinsieke motivatie. Om die te optimaliseren moet je een functie hebben die jouw waarden reflecteert, waarin je jouw passies kwijt kan en waarvoor je jouw talenten moet aanspreken. Ik ben ervan overtuigd dat ik me op dat front zal verbeteren wanneer ik van werk wissel in november. Een wereld waarin iedereen volgens bovenstaande criteria het ideale werk uitoefent bestaat helaas niet. Iedereen naar een perfecte job leiden is een allocatieprobleem waarvoor geen oplossing bestaat. Het aantal gevallen van burn-out en bore-out ligt schrikwekkend hoog. Teveel mensen hebben het gevoel dat wat ze doen op het werk weinig zinvol is. Vandaar dat ik geloof in een transitie naar een 30-urenweek of de invoering van een onvoorwaardelijk basisinkomen. Zo wordt onbetaald werk, zoals het opvoeden van kinderen of de mantelzorg voor ouderen, naar waarde geschat. Zo krijgen mensen met een niet-ideale job de kans om hun talenten te gebruiken en hun passies te bevredigen in hun vrije tijd.



Ik heb er dankzij mijn huidige job een nieuwe vriendin bij gekregen. Ze is flamboyant en zelfverzekerd. Ze woont aan een bocht in de stroom en heeft tonnen vol flair. Nu ik niet meer dagelijks naar haar toe zal komen met de trein zal ik ze van tijd tot tijd een bezoekje moeten brengen om onze vriendschap te onderhouden. Daarnaast heb ik veel mensen leren kennen waarvan ik hoop dat ik ze nog terug zal zien. Ik denk hierbij aan de collega’s van de Gentse connectie, waarmee ik zo vaak gezellige gesprekken heb gevoerd op de terugrit met de trein, maar evengoed aan de andere wolkenmeters van de Dienst Lucht. Ik hoop dat ik met mijn vertrek geen bruggen heb verbrand achter me. Ik voel me nog niet klaar om me voor de rest van mijn carrière toe te wijden aan de race tegen de prikklok en kijk ernaar uit de komende vier jaar terug een leven van studie te leiden. In november zal ik op exact dezelfde bureau gaan zitten als deze die ik anderhalf jaar geleden achterliet. Een unieke kans om een fout uit het verleden recht te zetten. Stoppen op de universiteit was een vergissing, maar mijn huidig werk heeft me terug op het juiste spoor gezet. Ik heb er absoluut geen spijt van: mijn interludium bij de VMM was een absolute verrijking.


Geen opmerkingen: