dinsdag 31 juli 2018

“Inzicht in het stedelijk hitte-eiland effect is belangrijk voor ruimtelijke planning”

Het is in de stad gemiddeld 3 graden warmer dan op het platteland. Op een hete dag sprak ik met Marie-Leen Verdonck, doctoraal onderzoekster aan de faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen van de UGent, over dit stedelijk hitte-eilandeffect. 

Er is op dit moment (woensdag 25 juli) toevallig een hittegolf aan de gang. Hoe groot is het stedelijk hitte-eiland effect nu?

Dat hangt af van een hele hoop parameters zoals temperatuur, bewolkingsgraad en windsterkte. De verschillen in luchttemperatuur zijn het grootst ‘s nachts. Overdag zal het niet alleen in de stad, maar ook op het platteland warm zijn. Dan gaat het vooral over de instraling door de zon. De windcirculatie zal misschien wel wat slechter zijn in de stad, waardoor je minder het gevoel gaat hebben dat er een verkoelend windje is. ’s Nachts is het verschil in temperatuur groter. De stad neemt heel veel warmte op, omdat de verhouding verharde oppervlakte ten opzichte van onverharde oppervlakte groot is. Die warmte wordt ‘s nachts weer afgegeven. De afgestraalde warmte zal in de stad bovendien langer blijven hangen omdat ze wordt weerkaatst door de aanwezige gebouwen. Op het platteland zal die afgestraalde warmte sneller in de atmosfeer terechtkomen. Voor het hitte-eiland effect zijn dus zowel verharding als ruimtelijke structuur bepalende factoren. Bovendien zijn ook de weerscondities belangrijk: als je een windstille nacht hebt zonder wolken dan ga je een veel groter verschil waarnemen tussen stad en platteland. Op een bewolkte nacht zal er inhibitie zijn door de wolken, en zal er ook op het platteland minder verlies van warmte zijn. De wolken vormen als het ware een soort van buffer, waardoor het verschil tussen stad en platteland kleiner is.

Is er ook een verschil merkbaar in de winter?

Ook in de winter is de stad warmer. Dan is het echter niet zo’n groot probleem: dat het warmer is in de stad kan zorgen voor een lager energiegebruik. Het verhaal is natuurlijk complex: ook het energiegebruik draagt ertoe bij dat de stad opwarmt. Ook in de zomer heeft energieverbruik in de stad een aandeel in de opwarming in steden, maar dat aandeel is relatief gezien veel kleiner. In de winter is het aandeel van zogenaamde antropogene warmte veel belangrijker. Ook auto’s zorgen voor een input van warmte in het systeem. Samengevat is er in de winter ook een stedelijk warmte-effect, maar daar ligt niemand van wakker. 

© Marie-Leen Verdonck

Waarom zouden we ons überhaupt druk maken over dat stedelijk hitte-eiland effect?

Omdat heel veel mensen daar van afzien. Iedereen heeft last van die hitte. Het is allemaal niet zo erg als het maar eens om de zoveel tijd gebeurt, maar de verwachting is dat het als maar meer zal voorkomen. Op vakantie is dat nog te verdragen: dan neem je een verkwikkende duik in de zee of in het zwembad. Als je moet werken is het een ander verhaal. Daarenboven is het natuurlijk zo dat kwetsbare mensen, zoals ouderen, een hogere sterftekans hebben tijdens hittegolven. Die sterfgevallen zijn ook maar een fractie van de hospitalisaties door de hitte. De maatschappelijke kost van die hitte is enorm. 

Jouw werk focust op zogenaamde Lokale Klimaatzones, kan je die eens toelichten?

Die lokale klimaatzones beschrijven bepaalde structurele kenmerken van de bebouwing. Niet alle steden zijn hetzelfde, maar je vindt in alle steden gelijkaardige types bebouwing terug. Een voorbeeld is ‘Compact Highrise’: compacte hoogbouw. Dit kennen we bij ons minder, maar zie je veel terug in bijvoorbeeld China en de VS. Het idee is dat elk van die zones een specifiek thermaal gedrag hebben: zo is compacte, hoge bebouwing warmer dan een meer open structuur met meer vegetatie. Voor mijn doctoraat heb ik de steden Brussel, Antwerpen en Gent in dergelijke zones opgedeeld. Als men spreekt over het hitte-eiland effect heeft men het doorgaans over de stad versus het platteland, maar eigenlijk zijn er binnen een stad ook grote verschillen. Het is zeker relevant om daar naar te kijken. Je kan wel zeggen dat onze stedelijke planning beter moet, maar hoe dan? Inzichten in dat binnenstedelijk hitte-eiland effect kunnen daarbij helpen. Bij hittegolven heb je een maximale dagtemperatuur, en een minimale nachttemperatuur. Vaak wordt tijdens een hittegolf die maximale dagtemperatuur bijna overal bereikt, terwijl die minimale nachttemperatuur enkel in zones met compacte bebouwing wordt overschreden. Net die minimumtemperatuur is belangrijk: als mensen ook ’s nachts niet aan de warmte kunnen ontsnappen, dan begint de hittestress zich op te bouwen.

Voorbeelden van Lokale Klimaatzones. (A) Compact highrise. (B) Compact lowrise. (C) Open midrise. Aangepast van Stewart, I.D. and T.R. Oke2012Local Climate Zones for Urban Temperature Studies. Bull. Amer. Meteor. Soc., 931879–1900, https://doi.org/10.1175/BAMS-D-11-00019.1  


Wat zijn in Gent de warmste buurten?

Het oude, historische centrum is het warmst. De haven is ook heel warm, omdat daar heel veel activiteit is, en omdat het daar erg verhard is. Er is daar ook veel water, maar het verkoelende effect daarvan spreidt zich niet zo ver uit. Er is in Gent ‘s nachts een duidelijke temperatuurgradiënt van de binnenstad naar buiten toe. Hoe minder compact en lager de bebouwing, hoe koeler. Ik woon zelf in Sint-Amandsberg, in de richting van Lochristi. Als ik van Gent naar huis fiets passeer ik enkele apotheken met een thermometer. Op een warme zomeravond zie ik mooi de temperatuur dalen hoe verder ik van het centrum ben. Dat is natuurlijk geen perfecte meting, maar je ziet wel een temperatuurverschil van 3 of 4 graden. De dichtheid van de bebouwing wordt lager naarmate je de stad uitrijdt: er is meer groen en de structuur wordt open, waardoor de warmte sneller ontsnapt. In Brussel is het centrum met compacte bebouwing nog veel groter, en worden er ook veel mensen blootgesteld aan die stedelijke hitte. We zitten in België met een erg oud gebouwenpatrimonium, dat in energetisch opzicht heel slecht is. Het is ook heel moeilijk om die oude woningen tot een goed energieniveau te brengen. Ik woon zelf in een huis van de jaren 30. Om daar een goed energiepeil te bekomen is een dure totaalrenovatie nodig. De vraag is wat we moeten doen met die oude woningen. In het centrum heb je natuurlijk oude huizen waar je niet aan mag komen omwille van hun monumentale waarde, maar daar buiten zit je wel met een gigantische stock aan eengezinswoningen die misschien wel klaar zijn voor de sloop. Je zou per huis kunnen gaan renoveren, maar ik denk dat het beter is om op wijkniveau te gaan kijken naar hoe we op een structurele manier aanpassingen kunnen doen met betrekking tot klimaatbestendigheid. We mogen ons niet beperkten tot het renoveren van individuele huizen, maar moeten hele wijken hertekenen in functie van de leefbaarheid.

Bedoel je dat we buurten moeten heropbouwen?

Dat is nogal drastisch. We kunnen niet van vandaag op morgen alles platgooien, maar het is wel belangrijk om daar als overheid over na te denken. Hoe kunnen we echt op een structurele manier wijken klimaatbestendig maken? Elke stad zet in op klimaatadaptatie, maar het gaat daarbij doorgaans over water en vegetatie, en te weinig over de structuur van de stad. Dat is natuurlijk ook veel moeilijker. We gaan het temperatuurverschil tussen stad en platteland nooit volledig kunnen wegwerken, maar we kunnen wel proberen om het verschil zo klein mogelijk te maken. Daarvoor zijn water en groen belangrijk, maar is dus ook een verandering in de stedelijke structuur nodig. Een park geeft bijvoorbeeld wel verkoeling, maar twee straten verder is dat effect al weg. 


Temperatuurverloop op 5 stedelijke locaties en 1 landelijke locatie (Melle), op 24 en 25 juli 2018. Tijd in UT: voor zomertijd moet je 2 uren bijtellen. © MOCCA netwerk, een initiatief van de vakgroep Fysica en Sterrenkunde van de UGent, in samenwerking met KMI en VITO. Live-data en meer info: www.observatory.ugent.be







Kan Gent leren van andere steden? Zijn andere steden er beter of slechter aan toe?

De voorbeeldstad bij uitstek is Kopenhagen. Daar is men al sinds de jaren zestig heel planmatig met ruimtelijke ordening bezig. De problemen van Gent zijn dezelfde als die van Brussel en Antwerpen: hier waren geen plannen. Ze zijn daar in Kopenhagen al heel vroeg beginnen nadenken over hoe de stad moet groeien: centraal de kernstad, radiale toegangswegen met bebouwing, en daartussen groene en blauwe lobben. Zo zorg je ervoor dat de kernstad direct toegang heeft tot ecologische infrastructuur, te voet of met de fiets bereikbaar. Heel veel steden die met klimaat bezig zijn kijken naar zo’n lobbenmodel als voorbeeld, maar natuurlijk is het niet gemakkelijk om dat nu te implementeren, want dan moet je ook hele buurten met de grond gelijk maken.   

Hoe moet het dan verder met onze ruimtelijke planning?

Vlaanderen heeft een nieuwe visie rond ruimtelijk beleid, met onder andere de betonstop. Die betonstop komt wel heel laat. De visie is er dus wel, maar het staat niet erg concreet uitgeschreven. Het blijft een beetje op de vlakte. Er staan zaken in die in de richting gaan van drastische ingrepen op wijkniveau. Men kan ook inzetten op verdichting en kleinere woonunits. De vraag naar kleinere woningen groeit ook omdat de gezinnen kleiner zijn. Eigenlijk impliceert dit dat wat er nu is moet worden afgebroken. Als de betonstop van kracht is kan je ook geen bijkomende ruimte innemen. Het is nodig dat die ruimtelijke visie concreet wordt: de problemen dienen zich aan maar de oplossing is nog niet uitgewerkt. Wat we nu nauwelijks hebben in Vlaanderen is ‘open midrise’. Dat is een goede optie voor de toekomst. Het gaat over gebouwen tot 10 verdiepingen hoog. Dat zou een alternatief kunnen zijn voor onze standaard rijhuizen. Tussen dergelijke appartementsgebouwen is er dan plaats voor heel veel groen. Los van hitte is het verhaal van water in de stad erg belangrijk. Er is in de stad een grote vraag naar water, terwijl het aanbod laag is, omwille van het gebrek aan infiltratie van water. De structuurveranderingen die nodig zijn om iets te doen aan het hitte-eiland effect, zoals ontharden, zijn ook relevant voor waterbeheer. Hitte en droogte zijn nauw met elkaar verbonden. Het dorre gras hier buiten in de campustuin zorgt nu niet voor verdamping, terwijl dat normaal wel zo is en zo voor een verkoelend effect zorgt. 


woensdag 11 juli 2018

Daafs Mixtape 2

Op het kruisvlak tussen Dreampop en Shoegaze is het heerlijk toeven, daar waar troebele gitaren zacht in aanraking komen met caleidoscopische reverieën. De deur van de slaapkamer gaat op slot. Uit een verborgen hoek van de kleerkast wordt een geheime brievendoos opgediept, vol gearchiveerde immature emoties. De smaak van schaamte en weemoed komt aangewaaid. De hoofdtelefoon gaat aan, de volumeknop wordt aangedraaid. Tot de oren net zo hard suizen als de gitaren.

https://open.spotify.com/user/117143351/playlist/4bEZu9ALoXpvBSuI3DYsQn

School of Seven Bells - Half Asleep (2008)


Deze track heeft alles om een 'Dreamgaze' classic te zijn: de preoccupatie met dagdromerij, de zachte samenzang van de identieke tweelingzusjes Alejandra en Claudia Deheza, en uiteraard de aan My Bloody Valentine-schatplichtige verwrongen gitaar die halverwege komt opzetten. De man achter School of Seven Bells, Benjamin Curtis, is ons helaas in 2013 ontvallen.

Jay Som - Remain (2017)


Een ander kenmerk van het genre is dat het vaak beoefend wordt door lieden die zich graag in hun slaapkamer verschansen. Dat is zeker ook het geval met Jay Som, een alias voor de Californische Melina Duterte. Al moet ik erbij vertellen dat Melina's slaapkamer een heuse opnamestudio herbergt, waar ze in haar uppie hele platen in elkaar steekt. Met groot succes overigens: haar tweede langspeler haalde zilver in Daafs Selectie 2017

Cocteau Twins - Carolyn's Fingers (1988)




Ere wie ere toekomt: de Schotse Cocteau Twins zijn de Dreampop pioniers bij uitstek, en hebben ook op latere Shoegazers een blijvende stempel gedrukt. Met name de zeer nevelige productie en dito gitaarlijnen van Robin Guthrie zijn voor de schoenenstaarders van tel geweest, terwijl de basgitaar van Simon Raymonde vrij helder naar voorkomt in de mix. De ster aan het firmanent is niettemin de enigmatische Elisabeth Fraser, die in onverstaanbaar taaltje zingt. Geen Engels, maar ik neem aan dat het de taal van engelen betreft.

Wild Nothing - Drifter (2010)


Naar mijn bescheiden oordeel is de debuutplaat van Jack Tatum's Wild Nothing, Gemini, de beste. Wat volgde werd iets te glad van productie. 'Drifter', een nummertje vanop die eerste worp, is alvast bijzonder geschikt voor tijdens het staren naar boomkruinen vanop geurige bosgrond. Oordeelt u zelf maar.

Hatchie - Sugar & Spice (2018) 


De Australische Harriette Pilbeam heeft net haar eerste EP uit, een doosje sterk gezoete nostalgie dat niet toevallig fel gesmaakt wordt door Robin Guthrie, die zich aanbood om één van haar tracks te remixen. De videoclip lijkt weggelopen uit de jaren '90. Ik durfde in de tweede helft van dat decennium al eens van Ketnet naar MTV te zappen, dus u begrijpt dat ik hier een warm gevoel van krijg.

Youth Lagoon - Third Dystopia (2013)



Rare snuiter Trevor Powers ging met zijn tweede plaat 'Wondrous Bughouse' de psychedelische toer op, weg van de heldere kamerpop van zijn debuut als Youth Lagoon, waarvan nochtans verschillende liedjes als muzikaal behang diensteden bij televisieprogramma's en commercials. Deze song klinkt als een achtbaanritje op LSD. 

Slowdive - Don't Know Why (2017)




In 1994 dwongen ze met 'Souvlaki' een plaatsje af in het Shoegaze pantheon, terwijl ze met het in 1995 uitgebrachte 'Pygmalion', hoewel mooi en bevreemdend, een doodlopende weg leken te zijn ingeslaan. Het bleef ruim twintig jaar stil, tot Neil Hastead en de zijnen vorig jaar met een eponiem album op te proppen kwamen, vier jaar nadat ook My Bloody Valentine een comebackplaat releasede. Het zijn boeiende tijden voor fans van het genre die, net als ik, tijdens de eerste bloeiperiode nog in de luiers zaten. Dat we dit nog mogen meemaken!

Beach House - Woo (2018)


Weinig bands slagen erin om zeven platen op rij een hoog niveau aan te houden, maar het in Baltimore gestationeerde Beach House vormt daarop een uitzondering. Met 'Woo' bieden Victoria Legrand en Alex Scully ons een totaal immersieve ervaring aan, een onderdompeling in een bad van kwikzilver, maar dan zonder gevaar op intoxicatie.

My Bloody Valentine - Don't Ask Why (1990)


Mensen die My Bloody Valentine niet kennen durven de band weleens verwarren met de knuddige emoband 'My Chemical Romance', of anderszins met Amerikaanse High School tienerseries. Ik verwijs hen graag naar deze blogspot om hen uit hun onwetendheid te verlichten: http://daafsblog.blogspot.com/2013/02/my-bloody-valentine.html. Het is graag gedaan. Dit 'Don't Ask Why' is één van hun meer bezadigde tracks, een ideaal voorsmaakje voor een diepere duik in hun magistrale oeuvre.

The Pains of Being Pure at Heart - Stay Alive (2009)


Wat leek het leven zwaarwichtig in de jaren dat mijn kerncollectie van nooit terechtgekomen liefdesbrieven en smartelijke dagboekfragmenten tot stand komt. Tijd om die blikken doos terug op te bergen. Buiten schijnt de zon. 

maandag 2 juli 2018

Kersentijd

In het begin was er liefde, en met liefde kwam nieuw leven. Twee cellen werden één, en van één cel kwamen er snel twee, vier, acht, zestien. Aan dat groeitempo kwam een einde, anders had je nu het hele universum opgeslokt. Bij de eerste glimp die we van je opvingen stal een groepje cellen de show, met hun synchrone dans van compressie en expansie. Een maand later leek je een gezant van een ver sterrenstelsel, met een gigantisch hoofd en dito oogkassen, maar niet lang daarna werd je mens, met je nekje in de juiste plooi en je voetjes in de juiste hoek, en met een tussenbeense anatomie die de erfenis van het Y-chromosoom van je papa verried. We noemden jou Siem, maar voor de buitenwereld was het nog even Joske.


Volgens de eerste schatting zou je op 14 juli geboren worden. Ik zag het al voor mij: een jarige zoon die zich het quatorze juillet vuurwerk op vakantie in Frankrijk laat welgevallen alsof het voor hem is opgezet. De datum werd dan bijgesteld naar 19 juli, en ik dacht aan een jarige zoon die z’n vrienden trakteert in het Baudelopark tijdens de Gentse Feesten. Met de verwachting dat er wel nog wat marge was en met het idee dat een eerste kindje eerder te laat dan te vroeg komt, trok ik donderdag 29 juni naar Rock Werchter, voor twee dagen, die overigens ook de laatste twee werkdagen van mama waren voor het starten van haar zwangerschapsverlof. Ik kampeerde er samen met Kristien en Jonas in de tuin van Rosan, een collega van Kristien die met een 3 weken oud zoontje, Rik, thuis zat. Het begon me te dagen dat ik binnenkort zelf zo’n kleintje in huis zou hebben. Ik zag op Werchter prachtige optredens van Arcade Fire, Lorde, Slowdive en Radiohead, maar het lukte me niet om een uur door te komen zonder een blik te werpen op mijn telefoon. Stel je voor: ik word opgebeld om zo snel mogelijk naar huis te komen, terwijl Radiohead op het heilige gras ‘Karma Police’ inzet. Ik moet me een weg banen door de massa, die intussen “This is what you get when you mess with it” meebrult. Terwijl ik in een taxi over de snelweg zoef, kom jij ter wereld…

Gelukkig werd me deze schande bespaard. Zaterdagochtend 1 juli is het regenachtig. Het is nog vroeg in de ochtend, rond zeven, als ik stilletjes mijn boeltje bijeenpak en stiekem op mijn fiets spring. Ik kom volledig uitgeregend aan in het station van Leuven, maar dat kan me wat: ik geraak tijdig thuis. De regen heeft de festivalgeur die aan mijn lijf plakt niet uitgewassen. Ik zie mama rond de middag bij jouw omi, waar er een etentje gepland staat met heel de familie, daags voor omi naar Spanje op reis vertrekt. Boller kan mama’s buik nu echt niet worden, jouw tijdelijke woonst wordt nu toch een beetje te krap. Ik zeg je dat je nu ter wereld mag komen, nu mama met verlof is en papa terug van Werchter. Toch meen ik het niet volledig: ik gok erop dat je het daar, ondanks de beperkte ruimte, toch lekker naar je zin hebt en nog wel even zal blijven plakken. ’s Avonds voelt mama zich niet lekker. “Te veel gegeten”, opper ik. Zelf voel ik me ook niet 100%, maar dat kan evengoed aan mijn overwerkte Werchterlever liggen. Als mama enkele keren in galop naar het toilet spurt om te braken, begin ik me toch een beetje zorgen te maken. Eenmaal in bed kan ik de slaap niet vatten. Flitsen van festivalvreugde schieten door het hoofd, afgewisseld met het onbestemde gevoel van het naderende vaderschap. Na een uur draaien en keren staat jouw mama op om naar het toilet te gaan. Moet ze weer overgeven? Ik spits de oren en hoor het geruststellende geluid van een plasje. Of een plas eerder, het lijkt een goed gevulde blaas te betreffen. Of? “David, ik denk dat mijn water gebroken is”, roept mama me toe vanuit de badkamer. Ik spring uit bed als een leeuw op een prooi.


Ik bel ‘blonde Eva’ van de vroedvrouwenpraktijk Geboren in Gent uit haar bed, voor een prenatale diagnose. Eenmaal aangekomen stelt ze vast dat de bevalling effectief nakende is. Bovendien adviseert ze ons om zeker niet te vrijen, nochtans niet meteen een activiteit die we dat moment in gedachten hadden. Ik snel naar buiten om geld af te halen. Het is na middernacht, maar de buren komen net thuis. Ik zwaai zenuwachtig en loop naar de bankautomaat. Aangezien we geen auto hebben moeten we beroep doen op een taxi, en daarvoor moeten we de nodige contanten klaar hebben. De taxichauffeur kan al raden wat onze bestemming is, met een hoogzwangere vrouw die geconcentreerd de pijn verbijt bij elke wee, en een geagiteerde man met een koffertje. “Naar de spoedafdeling van het Sint-Lucasziekenhuis, alsjeblieft.”

Eenmaal daar wordt ons een verrassend gezellige bevallingskamer ter beschikking gesteld. Ik installeer me in een ergonomische stoel, terwijl mama te kampen heeft met pijnscheuten van toenemende intensiteit, met tussenpozen die steeds korter lijken te worden. De vroedvrouwen manen haar aan rond te lopen, maar de weeën slaan zo hard toe dat er van bewegen niet veel in huis komt. Om te vermijden dat ze flauw zou vallen gaat mama toch in bed gaan liggen. Er is niets dat ik kan doen om haar pijn te verzachten. In het ziekenhuis lopen er een speciaal soort artsen rond die net daarin gespecialiseerd zijn. We laten er eentje aanrukken. Hij is volledig in het groen gekleed, draagt een mondmasker en heeft een karretje bij met een grote injectiespuit. In het holst van de nacht injecteert het groene mannetje, zeer spaarzaam met woorden, een verdovend middel in mama’s ruggengraat. Het is een erg bevreemdend beeld. Mama’s pijn vloeit samen met alle gevoel in haar benen weg. De voortgang van een bevalling wordt afgetoetst aan de breedte van het geboortekanaal. Er is nog een lange weg te gaan. Ik sluit de ogen en val in slaap, met jouw hartslag hoorbaar op de monitor.

Wanneer ik wakker word is het reeds ochtend. Een vroedvrouw komt de opening meten. Tien centimeter! De arbeid die je moeder in die korte nacht heeft verricht strekt tot bewondering. Ik voel me als apostel Petrus in het Hof van Olijven: geslapen terwijl ik had moeten waken aan de zijde van een geliefde in nood. De gordijnen worden opengetrokken en het vale daglicht van een miezerige zondagochtend valt binnen. Plots moet alles snel gaan, want jouw hartje krijgt het moeilijk. Je moet eruit. De gynaecoloog, een vriendelijke grijsaard, wordt gesommeerd. Mama mag beginnen persen. Het lijkt op een marteling, maar door de verdoving speelt enkel de vermoeidheid, en niet de pijn. Zo wordt me achteraf verteld, tenminste. Ik houd mama’s hand vast, maar de verloskundige maant me aan om aan de andere zijde van het bed te gaan staan, daar waar de acties plaatsvinden. Jouw hoofdje en donkere haartjes zijn al te zien. Buiten mijn wil om ben ik er getuige van dat de schaar wordt bovengehaald, maar de adrenaline houdt me recht. Een laatste perswee en mama mag je aan je schouders uit het geboortekanaal trekken. Daar ben je! Je ligt ons van op mama’s buik aan te staren, maar we horen je niet. Kort erop word je van ons afgepakt door de vroedvrouw. Er komt een andere vroedvrouw binnen. Eén van hen is al van plan om de neonatoloog op te bellen. We houden ons hart vast, maar al snel horen we je huilen. Eerst zachtjes, dan met meer overtuiging.



Het is kersentijd en het kalenderjaar is exact halfweg. Sinds we je mochten verwelkomen is de Aarde weer een rondje verder rond de zon. Een jaar waarin we je vol verwondering zagen veranderen van een hulpbehoevend borelingetje tot een karaktervolle peuter. Een jaar waarin ik mijn vrouw leerde kennen als een toegewijde en liefdevolle moeder. Een jaar waarin ik mezelf ontdekte in een rol die me voor kort vreemd was: die van vader. Van liefde kwam nieuw leven, en met dat leven kwam meer liefde. We houden van je, Siem.