Het ontstaan van handen is een bepalende stap in onze evolutionaire
ontstaansgeschiedenis. Om handelingen mogelijk te maken is complexe neurale
coördinatie noodzakelijk. Wellicht ligt dit aan de basis van het relatief grote
hersenvolume van primaten. Wij hebben onze handen vrij om grip te krijgen op de
werkelijkheid om ons heen, een groot voordeel ten opzichte van dieren die hun
poten enkel gebruiken om op te staan. Enkel de olifant heeft met haar slurf een
instrument voorhanden dat vergelijkbare functionaliteiten biedt. Toen onze
voorouders de boomkruinen inruilden voor open savanne offerden ze een paar
achterste handen op. Omdat we het voorste paar niet meer nodig hadden om ons
aan takken vast te grijpen, kreeg de evolutie opnieuw vrij spel. Ons
hersenvolume nam verder toe en we werden tegelijkertijd handiger en slimmer. Zo
werden we wezens die onze leefomgeving naar goeddunken begonnen te manipuleren,
met handen als verlengstuk van het bewustzijn.
Op het feest voor mijn achttiende verjaardag wees een gast me op mijn
krachteloze handdruk. Ik had me zelf al talloze malen gestoord aan slappe
handdrukken, zonder in te zien dat ik in hetzelfde bedje ziek was. Die avond
werd een keerpunt, een essentiële stap richting volle wasdom. Gelukkig, anders
stond ik vandaag wellicht bekend als een slapjanus met kleine, feminiene
handen. Bovendien kan ik met mijn handen veel minder aanvangen dan de meeste
van mijn soortgenoten. Does size matter
after all?
Een kleine twee jaar later, op zaterdag 14 februari 2009. Na net iets meer
dan één week prille verkering vieren Iebe en ik onze eerste Valentijnsdag. Voor
de gelegenheid word ik verwelkomd op Iebes geboortegrond. Bij aankomst in het
station van Veurne overhandig ik een zakje met hartvormige snoepjes en een
haastig bijeen gekrabbeld kaartje. Tot mijn verbazing staat een maaltijd in het
ouderlijk huis in Nieuwpoort op het dagprogramma. Mijn handen worden nat van
het zweet, hierop ben ik niet voorbereid. De kennismaking vindt plaats in de
achtertuin, waar een chocoladebruine labrador weinig moeite doet om zijn
enthousiasme te onderdrukken. Ik maak een nerveuze eerste indruk, ik ben niet
handig met honden. De mama heeft aan één gerecht genoeg om mij te overtuigen
van haar kookkunst. De maaltijd, een West-Vlaamse herinterpretatie van een
Marokkaanse tajine, is uitstekend. Het eten gaat vlot naar binnen, wat de papa
inspireert tot een Nieuwpoortse versie van de zegswijze “rap ter hand is rap
ter tand”. Deze volkswijsheid wijst op een vermeende correlatie tussen snelle
eters en handige Harry’s. Daarna volgt een kruisverhoor dat als doel heeft te
onderzoeken of het verband ook voor mij opgaat. Helaas moet ik de hypothese
ontkrachten. Ook in latere praktijkexamens zou ik roemloos ten onder gaan.
Niet zo lang geleden zijn we verhuisd naar ons eigen rijhuisje. De woning
was bij aankoop zo goed als instapklaar. In onze honger naar comfort kozen we
er toch voor een nieuwe badkamer te installeren en de keuken volledig te
renoveren. Binnen de kortste keren werd ik verondersteld de handen uit de
mouwen te steken. Een stoffig huis in verbouwingen is echter niet bepaald mijn
biotoop. Ik heb het met vrienden en collega’s dan ook uitgebreid gehad over de
lastige verbouwingswerken en de opluchting toen deze uiteindelijk voorbij
waren. Velen van hen waren verbaasd te horen dat ik zelf nauwelijks bij de
werken ben betrokken geweest. Vandaar mijn onbehagen tijdens de renovatieweken,
ik heb namelijk graag het gevoel van enig nut te zijn. Tijdens de werken
slaagde ik daar nog minder in dan anders.
Er zijn in ons huis wonderen verricht waaraan ikzelf geen hand heb gehad.
Mijn diepe erkentelijkheid gaat uit naar mijn schoonpa, die de mirakelwerken in
badkamer en keuken grotendeels op zijn conto mag schrijven. Wat ik zelf gedaan
heb, deed ik meestal niet goed. Buiten in de winterkou het afval sorteren, dat
ging me nog wel af. De traphal stofzuigen bleek al een moeilijkere opgave,
zoals bleek die keer dat ik de gigantische stofzuiger tegen mijn hoofd kreeg.
Beneden staan stofzuigen terwijl de stofzuiger boven je op de overloop staat is
nu eenmaal niet zo’n goed idee. Ook het monteren van een kleerkast bleek finaal
te moeilijk. Zelfs verhuizen lukt niet zonder sporen op de muren na te laten. Ik
begin te geloven dat er meer aan de hand is dan zuivere onbeholpenheid. Is het
een schrijnend tekort aan praktische intelligentie, of gaat het om terugkerende
gevallen van een selffulfilling prophecy?
Mijn klunzigheid manifesteerde zich reeds in de kleuterklas. Recht knippen
en binnen de lijntjes kleuren was niet aan mij besteed (nog steeds niet
trouwens). Bij het naaien en haken ging ik al helemaal aan het knoeien. Tijdens
een vakantie hielp ik mijn vader bij het aanleggen van een terras, als
zesjarige. Niet omdat het moest, maar omdat ik mijn steentje wou bijdragen.
Toen al liep het mis: ik kreeg een steen op mijn linkervoet, met bloederige
gevolgen voor mijn dikke teen. Sindsdien associeer ik klussen met pijn en
schaamte. Eén en ander deed de juf van de derde kleuterklas vermoeden dat ik
niet klaar was voor de overgang naar het eerste leerjaar. Ze vergiste zich. Het
is niet omdat al dat geknutsel me niet interesseerde dat ik niet klaar was voor
het betere lees- en rekenwerk.
Wat de zaak nog ernstiger maakt is mijn aversie voor instructies. Mijn
gedachten gaan altijd op wandel als iemand mij iets praktisch probeert uit te
leggen. Op het moment dat ik het dan zelf moet gaan doen loopt het geheid verkeerd.
Het is een euvel dat me ook tijdens mijn studies parten speelde. De studie
biochemie en biotechnologie bood op zich meer dan lekkers genoeg: het mysterie
van de oorsprong van het leven, de moleculaire architectuur van cellen, de
informatica achter overerving en genexpressie, het onmetelijk metabolisch
potentieel van bacteriën… Helaas viel het praktijkwerk tegen. Ik heb geprobeerd
om er wat van te maken, maar het eindeloos bijeen pipetteren van
microhoeveelheden waterige oplossing werd me al snel te veel. Potten breken met
onderzoek in een labocontext zat er niet in voor mij, klein glaswerk breken
lukte wel voortreffelijk. Veruit het belangrijkste wapenfeit in mijn thesisjaar
is de ontploffing van een microgolfoven.
Deze droevige voorgeschiedenis is geen reden om defaitistisch te doen over
mijn praktische capaciteiten. Mijn oma beweert dat mijn pa tijdens zijn jeugd
niet geïnteresseerd was in technische karweien, terwijl hij nu een eersteklas
bricoleur is. Mensen leren en veranderen. Ik moet wel met een achterstand
beginnen: ik heb proportioneel meer van het verstrooide en van-de-wereldse
karakter van mijn moeder dan van het doelgerichte en aandachtige karakter van
mijn vader overgeërfd. Het leerproces gaat traag, maar gestaag. Ik wroet graag
met mijn handen in de aarde, bijgevolg staat tuinwerk al in mijn
functieomschrijving. Ook aan het koken van een potje waag ik mij graag en vaak.
Ik hoop in de toekomst onder andere het sleutelen aan fietsen niet meer te
moeten uitbesteden. Ik zal mijn onhandigheid in elk geval nooit inroepen als
excuus om mij aan het vuile werk te onttrekken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten