maandag 4 mei 2015

Kleine handen

Het ontstaan van handen is een bepalende stap in onze evolutionaire ontstaansgeschiedenis. Om handelingen mogelijk te maken is complexe neurale coördinatie noodzakelijk. Wellicht ligt dit aan de basis van het relatief grote hersenvolume van primaten. Wij hebben onze handen vrij om grip te krijgen op de werkelijkheid om ons heen, een groot voordeel ten opzichte van dieren die hun poten enkel gebruiken om op te staan. Enkel de olifant heeft met haar slurf een instrument voorhanden dat vergelijkbare functionaliteiten biedt. Toen onze voorouders de boomkruinen inruilden voor open savanne offerden ze een paar achterste handen op. Omdat we het voorste paar niet meer nodig hadden om ons aan takken vast te grijpen, kreeg de evolutie opnieuw vrij spel. Ons hersenvolume nam verder toe en we werden tegelijkertijd handiger en slimmer. Zo werden we wezens die onze leefomgeving naar goeddunken begonnen te manipuleren, met handen als verlengstuk van het bewustzijn.



Op het feest voor mijn achttiende verjaardag wees een gast me op mijn krachteloze handdruk. Ik had me zelf al talloze malen gestoord aan slappe handdrukken, zonder in te zien dat ik in hetzelfde bedje ziek was. Die avond werd een keerpunt, een essentiële stap richting volle wasdom. Gelukkig, anders stond ik vandaag wellicht bekend als een slapjanus met kleine, feminiene handen. Bovendien kan ik met mijn handen veel minder aanvangen dan de meeste van mijn soortgenoten. Does size matter after all?

Een kleine twee jaar later, op zaterdag 14 februari 2009. Na net iets meer dan één week prille verkering vieren Iebe en ik onze eerste Valentijnsdag. Voor de gelegenheid word ik verwelkomd op Iebes geboortegrond. Bij aankomst in het station van Veurne overhandig ik een zakje met hartvormige snoepjes en een haastig bijeen gekrabbeld kaartje. Tot mijn verbazing staat een maaltijd in het ouderlijk huis in Nieuwpoort op het dagprogramma. Mijn handen worden nat van het zweet, hierop ben ik niet voorbereid. De kennismaking vindt plaats in de achtertuin, waar een chocoladebruine labrador weinig moeite doet om zijn enthousiasme te onderdrukken. Ik maak een nerveuze eerste indruk, ik ben niet handig met honden. De mama heeft aan één gerecht genoeg om mij te overtuigen van haar kookkunst. De maaltijd, een West-Vlaamse herinterpretatie van een Marokkaanse tajine, is uitstekend. Het eten gaat vlot naar binnen, wat de papa inspireert tot een Nieuwpoortse versie van de zegswijze “rap ter hand is rap ter tand”. Deze volkswijsheid wijst op een vermeende correlatie tussen snelle eters en handige Harry’s. Daarna volgt een kruisverhoor dat als doel heeft te onderzoeken of het verband ook voor mij opgaat. Helaas moet ik de hypothese ontkrachten. Ook in latere praktijkexamens zou ik roemloos ten onder gaan.

Niet zo lang geleden zijn we verhuisd naar ons eigen rijhuisje. De woning was bij aankoop zo goed als instapklaar. In onze honger naar comfort kozen we er toch voor een nieuwe badkamer te installeren en de keuken volledig te renoveren. Binnen de kortste keren werd ik verondersteld de handen uit de mouwen te steken. Een stoffig huis in verbouwingen is echter niet bepaald mijn biotoop. Ik heb het met vrienden en collega’s dan ook uitgebreid gehad over de lastige verbouwingswerken en de opluchting toen deze uiteindelijk voorbij waren. Velen van hen waren verbaasd te horen dat ik zelf nauwelijks bij de werken ben betrokken geweest. Vandaar mijn onbehagen tijdens de renovatieweken, ik heb namelijk graag het gevoel van enig nut te zijn. Tijdens de werken slaagde ik daar nog minder in dan anders.

Er zijn in ons huis wonderen verricht waaraan ikzelf geen hand heb gehad. Mijn diepe erkentelijkheid gaat uit naar mijn schoonpa, die de mirakelwerken in badkamer en keuken grotendeels op zijn conto mag schrijven. Wat ik zelf gedaan heb, deed ik meestal niet goed. Buiten in de winterkou het afval sorteren, dat ging me nog wel af. De traphal stofzuigen bleek al een moeilijkere opgave, zoals bleek die keer dat ik de gigantische stofzuiger tegen mijn hoofd kreeg. Beneden staan stofzuigen terwijl de stofzuiger boven je op de overloop staat is nu eenmaal niet zo’n goed idee. Ook het monteren van een kleerkast bleek finaal te moeilijk. Zelfs verhuizen lukt niet zonder sporen op de muren na te laten. Ik begin te geloven dat er meer aan de hand is dan zuivere onbeholpenheid. Is het een schrijnend tekort aan praktische intelligentie, of gaat het om terugkerende gevallen van een selffulfilling prophecy?



Mijn klunzigheid manifesteerde zich reeds in de kleuterklas. Recht knippen en binnen de lijntjes kleuren was niet aan mij besteed (nog steeds niet trouwens). Bij het naaien en haken ging ik al helemaal aan het knoeien. Tijdens een vakantie hielp ik mijn vader bij het aanleggen van een terras, als zesjarige. Niet omdat het moest, maar omdat ik mijn steentje wou bijdragen. Toen al liep het mis: ik kreeg een steen op mijn linkervoet, met bloederige gevolgen voor mijn dikke teen. Sindsdien associeer ik klussen met pijn en schaamte. Eén en ander deed de juf van de derde kleuterklas vermoeden dat ik niet klaar was voor de overgang naar het eerste leerjaar. Ze vergiste zich. Het is niet omdat al dat geknutsel me niet interesseerde dat ik niet klaar was voor het betere lees- en rekenwerk.

Wat de zaak nog ernstiger maakt is mijn aversie voor instructies. Mijn gedachten gaan altijd op wandel als iemand mij iets praktisch probeert uit te leggen. Op het moment dat ik het dan zelf moet gaan doen loopt het geheid verkeerd. Het is een euvel dat me ook tijdens mijn studies parten speelde. De studie biochemie en biotechnologie bood op zich meer dan lekkers genoeg: het mysterie van de oorsprong van het leven, de moleculaire architectuur van cellen, de informatica achter overerving en genexpressie, het onmetelijk metabolisch potentieel van bacteriën… Helaas viel het praktijkwerk tegen. Ik heb geprobeerd om er wat van te maken, maar het eindeloos bijeen pipetteren van microhoeveelheden waterige oplossing werd me al snel te veel. Potten breken met onderzoek in een labocontext zat er niet in voor mij, klein glaswerk breken lukte wel voortreffelijk. Veruit het belangrijkste wapenfeit in mijn thesisjaar is de ontploffing van een microgolfoven.

Deze droevige voorgeschiedenis is geen reden om defaitistisch te doen over mijn praktische capaciteiten. Mijn oma beweert dat mijn pa tijdens zijn jeugd niet geïnteresseerd was in technische karweien, terwijl hij nu een eersteklas bricoleur is. Mensen leren en veranderen. Ik moet wel met een achterstand beginnen: ik heb proportioneel meer van het verstrooide en van-de-wereldse karakter van mijn moeder dan van het doelgerichte en aandachtige karakter van mijn vader overgeërfd. Het leerproces gaat traag, maar gestaag. Ik wroet graag met mijn handen in de aarde, bijgevolg staat tuinwerk al in mijn functieomschrijving. Ook aan het koken van een potje waag ik mij graag en vaak. Ik hoop in de toekomst onder andere het sleutelen aan fietsen niet meer te moeten uitbesteden. Ik zal mijn onhandigheid in elk geval nooit inroepen als excuus om mij aan het vuile werk te onttrekken.




Geen opmerkingen: