woensdag 18 januari 2017

Een land van reuzen

Op een anders maagdelijke muur in onze leefruimte hangt een kadertje met een prent uit Noorwegen. Het verbeeldt een ijzingwekkend lange Noorse winternacht ergens aan een westelijke fjord. Zes bootjes dobberen op het roerloze water. Twee besneeuwde bergen flankeren de uitweg naar de volle zee, een engte overspannen door een heldere sterrenhemel. Het contrast met onze eerste indruk van Noorwegen, midzomer in Oslo, kan nauwelijks groter zijn. Ook een fjord, maar met een zachter karakter. Geen duisternis, maar licht die iedereen naar buiten heeft gelokt. Op de terrassen langs de kade worden copieuze vismaaltijden genuttigd. In de straten en in de parken genieten jongelui van de aandacht van het andere geslacht, terwijl ze luidkeels om hun eigen grappen lachen. We zetten ons neer op de trappen bij Het Koninklijk Paleis om er van de magie van de late avondzon te genieten. Zonder alcohol, want dat is hier verboden in de publieke ruimte.




In de Nasjonalgalleriet word je als bezoeker uitgenodigd meer te doen dan enkel naar de werken te kijken. In de tekenkamer kan je een sculptuur van Gustav Vigeland, een moeder die haar kind liefdevol omhelst, op papier schetsen. Niet aan mij besteed, dus kijk ik afwisselend naar het beeld en naar mijn echtgenote, die met veel rust, beheersing, focus en accuratesse het potlood hanteert. Wat verder zien we een werk hangen dat een traditionele Noorse bruiloft afbeeldt: bruid en bruidegom letterlijk in het huwelijksbootje, in de nabije achtergrond een staafkerk op de oever, in de verre achtergrond besneeuwde bergtoppen en een gletsjer – een passende illustratie bij onze huwelijksreis. Er hangen hier veel landschappen, een voorafspiegeling van wat ons reisprogramma te bieden heeft: fjorden, gletsjers, bossen, watervallen, rotspartijen, rivieren. Hier en daar hangen wat intiemere werken, zoals een liefdevol portret van een ingedutte jonge mama, haar linkerhand rustend op de wieg van de boorling. De schilderijen van Edvard Munch zijn van een andere aard. Angst, depressie, ziekte, dood: landschappen die we zo ver mogelijk voorbij onze horizon willen houden.

Het Noorse natuurschoon vormt het hoofddoel van onze reis. We bedwingen het landschap met een huurauto. De Noren hebben het ontembare terrein getemd met hun wegen: langs bergpassen, door smalle kloven, over nauwe fjorden. Het is de ambitie van de Noorse regering om elk dorp, tot en met het kleinste gehucht, bereikbaar te maken voor wegverkeer. Waar de geomorfologie dat voornemen onmogelijk lijkt te maken bouwen de Noren enerverende tunnels, inclusief kruispunten en rotondes. Je moet er wel niet op rekenen snel vooruit te geraken in dit land. Bergen en bochten begrenzen de maximaal toelaatbare snelheid. Gemiddeld om het halfuur dwingt een betoverend uitzicht ons even halt te houden.




We zetten voor het eerst onze nieuwe tent op aan het meer van Dalen, in de Telemark. Kleine steekvliegjes maken het er ons knap lastig. Aan de Ravenkloof moet ik mijn angst voor hoogtes bedwingen. Naar verluidt komt een biljet dat je in de afgrond gooit zo terug in je hand gewaaid door de thermiek. Ik waag me er niet aan. We verwelkomen de eerste regen van onze trip. Voorbij een bergpas, die volledig in de mist is gehuld, komen we in het dorpje Roldal. We treffen er een elegante staafkerk aan, naast een handvol gelegenheidswatervallen. Onze volgende kampplaats ligt aan de Hardangerfjord in Lofthus. Als we onze tent opzetten stopt het eindelijk met regen. De lage wolken over het water verdwijnen. In het dorp wordt een huwelijk voorbereid, het kerkje op een steenworp van de fjordoever. Aan deze setting kan zelfs de Gentse binnenstad, het decor van onze trouwerij, niet tippen.

Onze eerste dagtocht is meteen een fysieke uitdaging: van zeeniveau aan de fjord tot aan het ongeveer duizend meter hoge Hardangerplateau. Gelukkig is de zon van de partij. Vanop de monnikstrappen op de helling openbaart zich een prachtig panorama: de donkerblauwe fjord in de diepte, het glimmende wit van de Folgefonnagletsjer aan de overzijde. Dicht bij de top bevinden we ons plots in een andere wereld: kolkende watervallen, gevoed door wild stromend smeltwater. Boven op het plateau grazen geiten op de schrale lapjes gras tussen de sneeuwvelden. Het water in de rivier rust hier even uit in kleine meertjes voor het zich naar beneden gooit. We zijn zo verdoofd van al dat moois dat we onze eigen krachten overschatten. We stappen een heel eind door tot aan een verlaten herdersdorpje. In mijn verbeelding is er een café gevestigd, maar de realiteit spreekt dat tegen. We gaan langs een ander weg terug - een weg die niet begaanbaar is in juni omwille van het smeltwater. Dan maar enkeldiep door de ijskoude beek. De afdaling terug is, met natte voeten, een beproeving. Beneden storten we ons van pure uitputting en ontbering op een blik spaghetti van de campingwinkel.



Het is in Lofthus dat Edvard Grieg zijn vurige strijkkwartet in G minor componeerde, in een boerderijtje tussen de fruitgaarden. De grootste omgeving zal hem zeker geïnspireerd hebben. We verlaten het dorp en rijden naar Troldhaugen, het huis waar hij de laatste 30 jaar van zijn leven heeft verbleven. Ik ben verrast over zijn postume populariteit: grote drommen toeristen uit het Verre Oosten en Wilde Westen vergezellen ons. We verblijven twee nachten op hotel in Bergen, waar het onophoudelijk regent. Het type regen dat Karl Ove Knausgård zo treffend beschrijft in het vijfde boek van zijn romancyclus ‘Mijn Strijd’. Knausgård, de man die zijn eigen leven tot literatuur heeft verheven, met alle offers die dat met zich meebrengt.  De man die met evenveel scherpte de hoogte van de bergen om hem heen als de diepte in zijn ziel beschrijft. We lopen door dezelfde straten als die waar de auteur als twintiger doorheen strompelde - een stomdronken student op de dool, verse tekenen van zelfverminking op zijn aangezicht. Vandaag lopen we hier met Jan, een oud-medestudent met wie ik herinneringen aan een mooie reis naar Montenegro deel. Hij zag er vroeger al uit als een Viking, maar nu hij, na vier jaar doctoreren in deze stad, de taal van Ibsen perfect beheerst, kan niemand hem hier van een echte Noor onderscheiden. Behalve dan vanavond, nu hij samen met ons vurig voor de Rode Duivels supportert, die de Hongaren met 4-0 uit het EK kegelen. Een voetbaltoernooi staat altijd garant voor een opwelling van vluchtige vaderlandsliefde.

Na het Bergens intermezzo beginnen we aan het vervolg van onze ‘Grand Tour of the Fjords’. De Hardangerfjord hebben we al achter de kiezen, de volgende op het programma is de reusachtige Sognefjord. Het dorpje Balestrand is de ideale uitvalsbasis voor een boottocht over de Fjaerlandsfjord, een zijarm van de Sognefjord. Naarmate je het einde van die fjord nadert, krijgt het water een groene schijn. Daarvoor zijn kleipartikeltjes afkomstig van de reusachtige Jostedalsbreen verantwoordelijk, de grootste gletsjer van continentaal Europa. Het smaragdgroene water is een quasi volmaakte spiegel: voor een moment is het niet zeker dat de echte wereld zich boven het wateroppervlak bevindt. Wat later, onder aan de gletsjer, sta ik met een stevige blok ijs in mijn handen. Mogelijks duizend jaren oud, vertelt een gids. Ik staar in het ijs alsof ik er de toekomst in kan lezen, alsof het iets zou kunnen vertellen over wat binnen duizend jaar zal plaatsvinden. In werkelijkheid zegt het zelfs niets over mijn nabije toekomst: de geboorte van mijn petekindje Charles, het huwelijk van mijn ouders dat abrupt ten einde loopt, mijn wijze vrouw Iebe die met succes haar doctoraat verdedigt en vooral: ons kindje dat in juli volgend jaar op de wereld zal komen.

Langs een huiveringwekkende serpentweg rijden we van de Sognefjord naar de Nordfjord. Onderweg stoppen we aan Astruptunet, de woning van schilder Nicolai Astrup. De man hield zich tijdens het Fin de Siècle een tijdje op in de kunstenaarsmilieus van Berlijn en Parijs, maar keerde later terug naar zijn geliefde vaderland, waar hij zich voor de rest van zijn leven vestigde in een bescheiden boerderijtje aan een meer in het Vestlandet. Zijn werk lijkt met zijn pastorale focus en felle kleurgebruik wat naïef, maar is zeker ook ontroerend. De volle maan boven het meer, zijn eega Engel en één van zijn acht kinderen in de voorgrond, zwoegend in een moestuintje. Een ongeknotte knotwilg met het silhouet van een trolletje. Dansende boeren rond het Sint-Jansvuur op midzomeravond. In elk van zijn werken is het duidelijk dat het onderwerp hem na aan het hart moet hebben gelegen.



In het Art Nouveau stadje Ålesund kijken we naar de EK-wedstrijd van de Belgen tegen Wales. De Welshmen zijn een klasse te sterk, een treurige zaak. Als het met de voetbal niet lukt is er nog altijd de liefde, spreek ik mezelf troostend toe. Een gigantisch Disney-cruiseschip ligt voor anker in de haven. Het lijkt ons te achtervolgen tot in de diepste plooi van de Geirangerfjord, waar het honderden Amerikanen uitbraakt die de souvenirwinkels van Geiranger komen leegplunderen. We trekken er ons weinig van aan. We hebben onszelf, na vijf nachten kamperen, op een luxehotelkamer getrakteerd in het hotel ‘Utsikten’. Het uitzicht maakt de beloften waar - de prijs is dan ook navenant. Voor de laatste vier nachten kunnen we ons enige luxe permitteren, het zijn tenslotte onze wittebroodsweken.

Een steile wandeling brengt ons naar Skageflå, een verlaten boerderij die zich onmogelijk dicht bij de afgrond bevindt. De boeren moesten er hun kroost met een touw aan een paal vastmaken om dramatische ongelukken te vermijden. Noorwegen is niet gespeend van mooie vergezichten, maar het onwezenlijk mooie panorama hier valt moeilijk te overklassen. Jotunheimen, Noors voor ‘huis van de reuzen’, komt op zijn minst dicht in de buurt. We doen er de klassieke tocht over de Bessegen bergkam, waar Ibsens Peer Gynt over zou zijn gereden op een rendierstier. Jaarlijks trekken er veertigduizend mensen over deze engte, waar het op sommige plaatsen eerder klauteren dan stappen is. Links doemt een afgrond van achthonderd meter op, rechts kan je ‘amper’ vierhonderd meter diep vallen. Toch wagen sommige sportieve Noren zich hier met kleine kindjes in de draagzak. Na al die waaghalzerij genieten we ’s avonds in het karaktervolle berghotel ‘Hindsæter’ van een culinaire laatste avondmaal. Rendierstoofpotje als hoofdgerecht en dennenwortelsorbet als dessert, kundig geserveerd en aangekondigd door een praatgrage chef. We kijken elkaar in de ogen bij een glas rode wijn. Een geslaagde bruiloft en een onvergetelijke huwelijksreis: onze echtverbintenis is goed ingezet.




Het gedeelte van de woonkamer waar de Noorse prent hangt is nog leeg, maar binnen afzienbare tijd zie ik er een speelhoek verschijnen. Als ons kindje naar de herkomst van het prentje vraagt zullen we het vertellen over dat sprookjesland in het Noorden, met haar elfen, dwergen, trollen en reuzen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten