De wekker om tien voor zeven. Ik word abrupt uit het rijk van de slaap
weggerukt, als de verdrijving uit het paradijs. Ik kom met weinig woorden het
ontbijt door en haast me naar het perron. Ongeacht hoe hard ik me haast kom ik
er elke dag tien minuten te vroeg aan. Op dat perron en in de trein zie ik
steeds dezelfde gezichten. Je ziet ze soms in het weekend, op momenten dat er
veel meer leven in hun gezicht te lezen is dan nu. Vandaag zijn we allemaal
werkvee. Pendelende zombies, elk in onze eigen cocon waaruit het ’s morgens zo
moeilijk te breken is. Op dagen zonder vertraging kom ik na een rit van 41
minuten toe in het station van Antwerpen-Zuid. Van zodra de trein de tunnel
onder de Schelde induikt ga ik me aan de deur gaan stellen. De juiste positie
is de helft van het werk. In feite begint het al bij de keuze van de wagon in
Gent-Dampoort. Ver achteraan in de trein maar ook niet te ver, zodat je op het
perron van Antwerpen-Zuid als eerste de trap naar boven kan aanvatten. Een
goede conditie is een basisvereiste om in de voorhoede boven te komen. Een blik
op de stand van de verkeerslichten en het aantal beschikbare fietsjes is
noodzakelijk om in een oogwenk te beslissen naar welk velostation te gaan: dat
aan deze kant of de overkant van de drukke baan. Gezien het doorgaans
ontoereikende aanbod van deelfietsen is de race nog niet beslist. Het leven is
een strijd, die door sommigen hier over de rand van het fatsoen en de
verkeerscode wordt uitgevochten. Eenmaal over een fietsje beschikkend gaat het
in zeven haasten naar de Kronenburgstraat, als een volleerde Flandrien over de
kasseien aan het KMSKA dokkerend. Ingeprikt met een scherpe tijd, de werkdag is
met succes ingezet.
Vier maanden lang heb ik mijn stoel warm gehouden op de universiteit voor
ik er de brui aangaf. De winter was geen winter toen, maar een donkere, diffuse
en vorstvrije overgang tussen herfst en lente. Al die tijd had ik mezelf
wijsgemaakt dat ik er niet op mijn plaats zat. Er was het idee dat ik er niet
in slaagde het aan mij opgelegde onderzoeksonderwerp tot dat van mezelf te
maken. Er was het gevoel dat doctoreren niet besteed is aan mensen met
uitwaaierende gedachten zoals ik. Mijn promotor en collega’s waren al aan het
eind van mijn eerste week op de unief op de hoogte van mijn twijfels. Begin
maart nam ik effectief ontslag. Toen ik de deur van het bureau definitief
achter me dichttrok en wat later in de gang twee collega’s kruiste, merkten ze
dat ik streed tegen de tranen. Alweer een mooie kans verkloot.
Het was moeilijk op het werk te zwijgen over mijn hernieuwde academische
ambities. Tot ik effectief nieuws ontving over mijn persoonlijke beurs hield ik
de lippen stijf op elkaar. Het verraad valt me zwaar. Ik word niet vervangen, waardoor de werkdruk
in het team substantieel zal toenemen. Er werd ook veel geïnvesteerd in mijn
opleiding. Ik denk dankbaar terug aan de vele uren dat ik met Kenny en Marc op
de baan was voor mijn scholing als vervangend monsternemer. Het waren misschien
wel de mooiste dagen van mijn tijd bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Werken
aan een schone lucht in Vlaanderen, op zich zou dat voldoende moeten zijn als
motivatie voor mijn job. Helaas kreeg ik de indruk dat mijn bijdrage aan dat
nobel doel eerder beperkt is vanuit mijn huidig takenpakket. Bovendien deed ik snel
inspiratie op voor een eigen onderzoeksproject, dat over de beleidsaanpak van ammoniakdeposities
op natuurgebieden zal gaan. Toch werk ik graag op de Dienst Lucht, en dat heeft
voor het leeuwendeel te maken met de leuke werksfeer en de fantastische
collega’s. Mijn maanden op de negende verdieping, op de bureau bij Danny en
Jordy, zullen me altijd bijblijven. Ik heb er geleerd dat schone lucht meer is
dan immissieconcentraties onder de Europese grenswaarde of een minimaal aantal
overschrijdingsdagen van de fijnstofnorm. Ik leerde er kijken naar wisselende
wolkenformaties, de kleurrijke verstrooiing van licht en de razendsnelle
ontwikkeling van onweersbuien. Daarnaast had ik er bijzonder fijne en
intellectueel prikkelende conversaties over de economische en ecologische
crisis, maar evengoed over de zin en onzin van religie en de absurditeit van
het bestaan.
Mijn verhuis van de negende naar de vijfde verdieping, naar een
bureau waar ik de enige man ben in een gezelschap van vijf, voelde aanvankelijk
aan als een verbanning. Het zicht op de Antwerpse skyline is er namelijk een
pak minder spectaculair. Toch voelde ik me ook daar snel thuis, opnieuw omringd
door heel aangename mensen. Het dominante gespreksonderwerp was niet meer de
toestand van de wereld, maar de persoonlijke levenssfeer en het spanningsveld
tussen werk en gezin. Het plotse overlijden van de zus van een bureaugenoot maakte diepe indruk bij ieder van ons. Bij een confrontatie met
dergelijke gebeurtenissen kan je niet anders dan je persoonlijke muizenissen relativeren.
In maart mocht ik met een aantal collega’s
naar de VMM-vestiging in Aalst om er de cursus ‘Persoonlijke
effectiviteit’ te gaan volgen. Op dergelijke cursussen word je, na invullen van
een vragenlijst, in het hokje van een MBTI-type geduwd. Dat soort
psychometrische testen heeft uiteraard een grote apekoolfactor. Het idee van
MBTI is dat de hele wereldbevolking in 16 persoonlijkheidstypen valt onder te
verdelen. Het resultaat van de test was voor mezelf niettemin behoorlijk
confronterend. De lesgeefster durfde het aan om mij voor de hele groep een ‘softie’
te noemen. Bovendien vond ze het nodig me te vragen of ik me een buitenbeentje
voel. Ik voel me goed, dank u! Blijkbaar scoor ik op de vier indicatoren van de
test telkens tegengesteld aan wat de maatschappij als norm stelt. Ik kreeg de
stempel ‘INFP’: ik ben veeleer introvert, heb een intuïtieve ingesteldheid bij
het vergaren van informatie, laat gevoelens meedingen bij beslissingen en ga eerder
ongepland en ongestructureerd door het leven. Het griezelige is dat mijn
neiging om alles in twijfel te trekken en mezelf te saboteren voor een stuk kan
worden verklaard vanuit mijn MBTI-type. Ik weet waaraan ik moet werken. Als ik
terug op de universiteit werk zal het een kwestie zijn het gevoel dat ik er niet
thuis hoor te vervangen door de nuchtere vaststelling dat ik er wel op mijn
plaats ben. Vanuit MBTI-perspectief is dat een kleine stap: ik balanceer op de
rand tussen thinking en feeling, het moet mogelijk zijn om op
cruciale momenten naar de rationale kant van het spectrum over te stappen.
Toen ik vernam dat ik met een
persoonlijke beurs opnieuw kon gaan doctoreren was ik toevallig net het boekje
‘How to find fulfilling work’ van The School of Life aan het lezen. Daarin worden
kanttekeningen geplaatst bij de wetenschappelijke waarde van de MBTI-typologie.
Daarnaast staat er een recept in voor de ideale job. Niet het geld dat je er
mee verdient of de status die je met je job krijgt zijn belangrijk, maar de
intrinsieke motivatie. Om die te optimaliseren moet je een functie hebben die
jouw waarden reflecteert, waarin je jouw passies kwijt kan en waarvoor je jouw
talenten moet aanspreken. Ik ben ervan overtuigd dat ik me op dat front zal
verbeteren wanneer ik van werk wissel in november. Een wereld waarin iedereen
volgens bovenstaande criteria het ideale werk uitoefent bestaat helaas niet. Iedereen
naar een perfecte job leiden is een allocatieprobleem waarvoor geen oplossing
bestaat. Het aantal gevallen van burn-out en bore-out ligt schrikwekkend hoog.
Teveel mensen hebben het gevoel dat wat ze doen op het werk weinig zinvol is. Vandaar
dat ik geloof in een transitie naar een 30-urenweek of de invoering van een
onvoorwaardelijk basisinkomen. Zo wordt onbetaald werk, zoals het opvoeden van
kinderen of de mantelzorg voor ouderen, naar waarde geschat. Zo krijgen mensen
met een niet-ideale job de kans om hun talenten te gebruiken en hun passies te
bevredigen in hun vrije tijd.
Ik heb er dankzij mijn huidige
job een nieuwe vriendin bij gekregen. Ze is flamboyant en zelfverzekerd. Ze
woont aan een bocht in de stroom en heeft tonnen vol flair. Nu ik niet meer
dagelijks naar haar toe zal komen met de trein zal ik ze van tijd tot tijd een
bezoekje moeten brengen om onze vriendschap te onderhouden. Daarnaast heb ik veel
mensen leren kennen waarvan ik hoop dat ik ze nog terug zal zien. Ik denk
hierbij aan de collega’s van de Gentse connectie, waarmee ik zo vaak gezellige
gesprekken heb gevoerd op de terugrit met de trein, maar evengoed aan de andere
wolkenmeters van de Dienst Lucht. Ik hoop dat ik met mijn vertrek geen bruggen
heb verbrand achter me. Ik voel me nog niet klaar om me voor de rest van
mijn carrière toe te wijden aan de race tegen de prikklok en kijk ernaar uit de
komende vier jaar terug een leven van studie te leiden. In november zal ik op
exact dezelfde bureau gaan zitten als deze die ik anderhalf jaar geleden
achterliet. Een unieke kans om een fout uit het verleden recht te zetten. Stoppen
op de universiteit was een vergissing, maar mijn huidig werk heeft me terug op
het juiste spoor gezet. Ik heb er absoluut geen spijt van: mijn interludium bij
de VMM was een absolute verrijking.