“It’s alright ma, it’s life, and life only” (Bob Dylan)
Avond op het terras
van het Galle Fort Hotel. “Alle logica verdwijnt van zodra de slaap intreedt”.
Je tilt het gesprek naar een hoger niveau als je het woord neemt, die gave heb
je. Je hebt wel wat goed te maken. Gent ligt niet aan zee en de Gentse feesten
zijn geen ordinaire zuippartij maar een cultureel en muzikaal volksfeest. Wat
is dat toch altijd met die Antwerpenaren? Altijd die laatdunkende opmerkingen.
Maar dromen kennen geen logica, dat moet jou, met al jouw logisch denkvermogen,
in het bijzonder opgevallen zijn. Ik heb het onlangs nog mogen ondervinden, en
vermoed dat die malariapillen het effect versterken.
Tien dagen geleden.
Eerste nacht in het ‘Oasis Tourist Welfere Centre’ (sic), Dambulla. Erg warm, geen airconditioning, geen ventilatie.
Het lijkt rustig, tot we de lichten doven en proberen te slapen. De wind
schakelt bij en blaast met korte stoten warme lucht door het pensionnetje. De
straathonden beginnen te huilen als wolven. Wat is er op til buiten? Hier
binnen ga ik de strijd aan met mijn muskietennet; ik lig er veeleer tegen dan
onder. Ik weet mij te bevrijden. Mijn kompaan naast mij ligt er nog netjes
onder. Hij heeft de slaap al omarmd. Om de muggen weg te houden wrijf ik me in
met insectafwerende gel. Na enige tijd stort het pension zowat in onder het
geweld van de beukende wind. Alsof het niet van steen, maar van stro of hout
gemaakt is. De honden zwijgen. Een slang glijdt onder de gammele deur van de
slaapkamer naar binnen. Ik lig het dichtst bij de deur, en voel het gluiperige
creatuur al vlug langs me heen glijden. Dan een beet in mijn linkerzij, niet al
te pijnlijk. Een krait, Bungarus
ceylonicus? Ik schiet wakker. De geur van DEET vermengd met zweet. Ik val
terug in slaap, voor een droomloze fase. Dan opnieuw wakker door een paar
tikjes in mijn rechterzij, kennelijk afkomstig van Willem. Ik mompel iets tegen
hem, nauwelijks hoorbaar, onverstaanbaar. In de ochtend blijkt dat ik die nacht
een lange toespraak heb gehouden in het koeterwaals. Zelfs Jonas, in de aanliggende
kamer gestationeerd, heeft het gehoord. De tikjes in mijn zij hadden tot doel
mij uit mij uit mijn droom te wekken, in de hoop dat ik de droommaterie zou
onthouden. Tevergeefs. Praten in de slaap heeft niets van doen met dromen.
Wat ging er aan
deze nacht vooraf? Drie dagen. De eerste slijten we in Kandy, het spirituele
hart van de Singalese cultuur. Dichte horden mensen schuiven aan op blote
voeten om de hoektand van de Boeddha te gaan aanbidden. Bizar. ’s Avonds wonen
we een Singalese dans- en drumvoorstelling bij. Een gevecht om de ogen open te
houden. Het was een lange dag voorafgegaan door een korte nacht waken in het
vliegtuig. Daags erna avontuur aan 65 dollar per persoon. Onderweg naar het
Knucklesgebergte passeren we theeplantages die eigendom zijn van de staat. Tamilvrouwen
werken er aan een hongerloon van 500 rupees per maand, tenminste als we onze
gids mogen geloven. Onder het alziend oog van de grote leider, van Singalese
signatuur, die overal langs de weg te vinden is op metershoge panelen. Die
minzame glimlach, die visionaire blik. In werkelijkheid is die man een
oorlogsmisdadiger die verantwoordelijk is voor tienduizenden Tamil burgerslachtoffers.
Een Tamilgids leidt onze expeditie door de nevelwouden die het Knuckles massief
bedekken. Voor de gelegenheid is het massief niet in dichte nevelen gehuld; ik
verbrand mijn nek terwijl we op de top picknicken. Bloedzuigers zijn met ons
meegereisd. We zijn een zeldzaam feestmaal voor deze hematofage schepsels.
Willem is met zijn AB-bloed veruit het meest geliefd. Het bloed loopt van zijn
schouders, uit zijn navel, langs zijn enkels. De horror! De horror! Tweemaal
leeggezogen die dag, veel bloed en geld verloren.
Op de derde dag
komen we toe in het Oasis Tourist Welfere Centre. Het oude dametje dat de zaken
er waarneemt verzorgt er ons welzijn door met regelmaat een pot zwarte thee te
zetten. Spotgoedkoop pensionnetje. Als je er een sanitaire stop inlast of een
douche neemt word je aangestaard door kikkers en hagedissen. Erg charmant. Na
een uitstap naar de rotscitadel van Sigiriya bij valavond missen we de laatste
bus terug naar Dambulla. Een tuktuk dan,
geen keuze. Vrezen voor een fataal ongeval in het chaotische verkeer, en
intussen meer fijn stof binnenkrijgen dan goed is voor een heel jaar. De
chauffeur prijst ons de lokale hoeren aan. “Ficky ficky, twenty dollar”. Niet
voor ons meneer. Terug in de hostel zien we jou de afwas doen. “Een mooie
verschijning”, denkt Jonas hardop, zich niet realiserend dat je dezelfde taal
spreekt als hem. Als we terugkomen van het avondeten zien we jullie drie aan
het tafeltje in de gang zitten. Je nog bleke benen amper verpakt in denim
hotpants, op jouw gezicht de blos van een plukklare framboos. Je leest dezelfde
reisgids als ons; dat schept een band. Wij nemen plaats aan de tafel in Jonas’
kamer, aan het eind van de gang. Ik laat een pot thee aanrukken en geef het
woord aan Bob Dylan. Bootleg Series Vol. 6: Bob Dylan Live 1964, Concert
at Philharmonic Hall. ‘Spanish Harlem
Incident’. “The night is pitch black, come an’ make my pale face fit into
place, oh please! Let me now, babe, I’m nearly drowning, if it’s you my life
lines trace”. Wij spelen ‘Jungle
Speed’ en jullie gaan slapen, en dan komt die turbulente nacht.
Tegen dat wij
opgestaan zijn, klaar om op zoek te gaan naar ontbijt, zijn jullie al een poos
vertrokken. Tijd voor twee dagen UNESCO-werelderfgoed. Fietsen door eeuwenoude
ruïnesteden, stofvreten tussen de talrijke monastieke en profane resten. We
leren alle houdingen van de Boeddha kennen en bereiken ons
Dagoba-verzadigingspunt. Na tweeëneenhalve dag hebben we genoeg cultuur opgeschrokt.
We verlaten onze uitvalbasis in Dambulla en nemen afscheid van de bejaarde
gastvrouw. In het gastenboek bedanken we haar voor de lekkere thee en verzoeken
we haar de groeten te doen aan het gedierte in de badkamer. Een ander bericht
in het gastenboek herinnert aan jullie verblijf. Door alle drie ondertekend. We
plaatsen de namen bij de gezichten en doen dat correct, zo ondervinden we
later. In twee etappes naar Nuwara Eliya, hoog in het heuvelland. In de eerste
bus één en al chaos, veel te luide muziek en een Singalese schone. Ambiance
verzekerd. In de tweede bus, een klein privé-exemplaar; airconditioning en een
jongen die om de haverklap moet overgeven. Eenmaal boven zitten we in de regen en
de mist, bij nog geen 20°C. Zeven graden noorderbreedte; een boogscheut van de
evenaar. Je zou het niet vermoeden. België smelt intussen: in Ukkel wordt 34°C
gemeten. Onze zoektocht naar accommodatie heeft iets van een helletocht. De duivel
van dienst heeft bloeddoorlopen ogen en leidt ons naar volle kamers en dure
hotels. Met een dollar kunnen we ons vrij kopen. Ons verblijf in de ‘The
Trevene’ kost iets meer. ’s Avonds aan het haardvuur ‘Wuthering Heights’ lezen
in een Engels aandoend interieur. De wind duwt de regen ongemeen hard tegen de ramen,
het lijkt alsof Catherine Earnshaw komt spoken. “I’ve dreamt in my
life dreams that have stayed with me ever after, and changed my ideas; they’ve
gone through and through me, like wine through water, and altered the colour of
my mind”. Geen dromen voor mij
die nacht; enkel een verbeten strijd om het gedeelde deken.
World’s End vroeg
in de ochtend, voor de mist. Een rotswand stort zich achthonderd meter de
diepte in. Veel volk: een bonte kermis aan het einde van de wereld. In de
namiddag laten we ons pontificaal vervoeren naar een theefabriek en langs een resem
watervallen. De wagen heeft iets van een pausmobiel. We zitten hoog, boven onze
stand. Daags erna derde klasse trein naar Ella. Vier uur in een overvolle wagon
naast een stinkend toilet. Dat is naar onze stand. In Ella logeren we bij
mevrouw Lizzie ‘spicy’ Rodrigo. Wat een heerlijke aroma’s hier! Pittige
specerijen: zwarte peper, kardemon, gember, kruidnagel, koriander, kaneel,
komijn. Het groeit hier en men is er niet zuinig mee. Ik lijk de Rice &
Curry maar niet beu te geraken. Avontuur op het bord. Groentencurries met
exotische ingrediënten als okra, dhal en jackfruit. Onbekende en verrukkelijke
smaken. Voorts oude bekenden als aubergine en tomaat in een nieuw sausje.
Groene peper; niet zo pikant als de rode variant maar zeker pikant genoeg.
‘Devilled’ gerechtjes met dikke ajuinringen in een kruidig dik sopje. Sambol;
straf spul voor de durvers. Exotisch fruit van allerlei slag, gaande van de bij
ons ingeburgerde ananas en mango naar meer obscure vruchten zoals de doerian. Een
welgekomen variatie op de eenzijdige Westerse smaken van thuis. Aan de Ravana
Ella Falls ontvluchten we de massa die beneden langs de weg komt baden en
plonsen. We klauteren een heel eind langs de watervallen naar boven op zoek
naar een ideaal zwemplekje. Een reis is niet compleet zonder een paar
schrammetjes. Jarenlange ervaring in geklauter op rotsen en gewring door dichte
vegetatie komt van pas. Opgedaan langs de oevers van de Drobie en in de brousse
rond Saint-Mélany, Ardèche; een tweede thuis.
In Tissamaharama is
het moeilijk om de gigantische dagoba’s te ontwijken. Aan het oudste en mooiste
exemplaar, daterend uit de derde eeuw voor Christus, ontmoeten we een monnik.
We vermoeden dat hij ons geestelijke bijstand of spiritueel advies komt
verlenen, maar in werkelijkheid komt hij bedelen. Zwak hart, dure medicijnen.
Daags erna gaan we op safari in het Yala National Park. De ‘usual suspects’:
olifanten, een luipaard, luie buffels, luie krokodillen, luie herten. Veel luie
beesten op het heetst van de dag. En rare vogels. Terug in de guesthouse veel
herkenning. Het valt op: je ziet steeds dezelfde toeristen opduiken. Een
eindeloze parade van bekende gezichten. Een greep uit het aanbod, meer dan één
keer gezien (niet noodzakelijk hier). Een Nederlandse familie: mama, papa en
twee dochters. De ene dochter slank als de vader, de andere sleurt de tekenen
van de welvaart mee, zoals haar moeder. Twee oudere Britse koppels, te zwaar:
op een steenworp van een cardiovasculaire catastrofe. Een aantal jonge Franse
paartjes. Een Italiaanse gelukzak met drie vrouwen, gretig aan de Arrack en de
sigaretten. En jullie, hier in Tissa. Twee tafels verder aan het dineren. Had
jullie eerst niet opgemerkt, te gefascineerd door het kaartspel van de Engelse
meisjes aan de tafel naast ons. Ze spelen ‘Stronten’, zoals dat bij ons genoemd
wordt. Net voor het slapengaan komt het dan toch tot een klein treffen. Jouw
gezicht nog steeds met de blos van een
plukklare framboos, maar nu omwille van zonnebrand veronderstel ik. Twee
nichtjes uit het Antwerpse en een Russische vriendin, leren kennen op Erasmus.
Zo zit het. Wij gewoon drie vrienden, van in de humanioratijd. Aangename
kennismaking.
We staan op rond
acht uur. Zelden zo laat opgestaan deze reis. Jullie zijn een kleine vier uur
eerder opgestaan voor een halve dag safari. Aan het ontbijt krijgen we een
brief overhandigd. Geadresseerd aan de “the Belgian guys”. Twee
telefoonnummers, voor het geval we in Galle nog eens willen afspreken. Ik neem
de brief en steek hem in mijn portefeuille; ik monopoliseer onze toekomstige
lijn van communicatie. Met een halve dag voorsprong vertrekken we naar Galle.
Een stadje waarvan de koloniale wortels zichtbaar aan de oppervlakte liggen.
Een gereformeerde kerk vol achttiende-eeuwse
Nederlandse grafstenen. Een toegangspoort met het ‘corporate logo’ van
de Vereenigde Oostindische Compagnie. Het hedendaagse Galle is een interessante
smeltkroes. Naast een obligaat Boeddhistisch schrijn en twee kerken treffen we
een moskee aan. Op het strand moslima’s badend in boerka. Aan de vlagrots zien
we de fortspringers aan het werk. Zij verachten de dood en duiken vanop het
bastion in een veel te smal en ondiep stuk zee. Nu zitten we hier op het terras
van het Galle Fort Hotel dure cocktails te drinken. Een leuk verhaal over je
Russische vriendin die op de bus in slaap valt en haar hoofd te rusten legt op
de schouder van een Sri Lankese medereiziger, tot grote consternatie van het
aanwezige publiek. Onze verhalen over gulzige bloedzuigers en een monnik die om
een aalmoes smeekt. Voorts voert jouw nicht Karen graag het woord, in meer dan
behoorlijk Engels. Een jaar verlof zonder wedde, een jaar om te slijten in
Australië. Een vriendin van ons gaat daar de komende zeven maanden fruit gaan
plukken, en trekt er ook nog op uit naar Thailand en Nieuw-Zeeland. Jij en
Julia, beide intussen afgestudeerd burgerlijk ingenieur materiaalkunde, hebben elkaar
ontmoet tijdens een Erasmusjaar in Grenoble. Willem vertrekt voor vier jaar
naar Lausanne om er te doctoreren in de computationele neurowetenschappen. Een
kennis van jullie doet een stage in Colombo. Al die Buitenlandse ervaringen en
intenties; ik ben die boot aan het missen. Zal ik wel met mijn nieuwe fiets
rondrijden in de Vlaamse velden; aan mij het kleine avontuur… Dan jij over
dromen.
Onze laatste dagen brengen
we door in Unawatuna, aan de oceaan. Niet bepaald strandweer: regenseizoen. Ondertussen
lijkt onze communicatie spaak te lopen. Na zonsondergang verveel ik mijn
kompanen door hen meer dan eens te wijzen op dat ‘Green light across the bay’.
Ik had het kunnen weten: Jonas is kleurenblind. Dan maar pintjes drinken in de
Happy Banana. Pintjes van 625 ml, en meer dan één. Een gevarieerde reis dient
bezopen op het strand te eindigen, volgens de regels van de kunst. We maken
kennis met dronken Ierse studentes ‘Occupational Therapy’, hetgeen zich door
onwetenden laat vertalen als bezigheidstherapie. Aan de toiletten ben ik
toeschouwer van een hallucinant tafereel: twee Britten plassen tegelijkertijd
in hetzelfde urinoir. Daags erna hoofdpijn en maagtroebelen, dat liet zich
voorspellen. Kajakken in de branding blijkt gevaarlijker dan gedacht, en is
bovendien niet de beste activiteit als je een kater te verwerken hebt. Dan maar vroeg naar bed de allerlaatste
avond. Wakker ge-sms’t om twee uur ’s
nachts. Of we komen feesten in de Karma club in Colombo? 's Anderendaags doden
we onze laatste uren op de Galle Face Green in Colombo, terwijl jullie aan het
fuiven zijn op het strand van Mount Lavinia. Bye bye, wij nemen straks het
vliegtuig.
Oh ja, nog dit.
Laatst droomde ik van het strand in Unawatuna. Jij loopt voor me, ik zie je
voetafdrukken in het zand. Ik draai me om en zie mijn moeder zitten in een
strandstoeltje, glimlachend. Ik keer me richting de oceaan en jij bent
verdwenen. Enkel je voetafdrukken nog in het zand, tot een golf ze komt
uitwissen. Mijn ma is ook verdwenen. Ik sta alleen, daar waar de oceaan een verloren
stuk Indisch subcontinent komt kietelen. Ik ga niet proberen deze droom te
verklaren. Het is zinloos logica te zoeken waar ze zich niet ophoudt, dat heb
ik van jou geleerd.